Voorts kan uit de door verweerder genoemde en overgelegde stukken worden afgeleid dat er in 2011 ten aanzien van tandartsen juist geen sprake (meer) was van schaarste. Ter toelichting op dit oordeel wijst de rechtbank op de volgende passages:
a) In de door verweerder ingebrachte brief van 6 april 2011 van de voorzitter van het NMT staat onder ander het volgende:
“Daarnaast zijn er voldoende tandartsen, orthodontisten, mondhygiëniste en tandprothetici. Het wisselen van mondzorgaanbieder is voor patiënten eenvoudig”.
b) In de brief van de NMT van 10 mei 2011 staat onder andere:
“Naar aanleiding van uw verzoek om de zienswijze van het NMT inzake het schaarste- en
deskundigheidsvereiste ten behoeve van de zogenoemde 30%-regeling voor werknemers uit
het buitenland, kunnen wij u het volgende mededelen.
Het Capaciteitsorgaan in Nederland heeft in haar recente rapport “Capaciteitsplan 2010,
deelrapport 3: Mondzorg” (Capaciteitsorgaan, [Z], 2010) aangegeven dat de komende
jaren geen capaciteitstekorten van tandartsen worden verwacht.
In het rapport is vermeld dat er een jaarlijkse instroom- en uitstroom van tandartsen is en dat
wanneer deze ongeveer gelijk blijft dit voldoende is om (in elk geval tot 2028) de uitstroom
van tandartsen (wegens pensionering) op te vangen, uitgaande van de huidige en te
verwachten werkverhoudingen.
Onzes inziens betekent dit dat er geen schaarste is in Nederland voor de specifieke
deskundigheid die aan het beroep van tandarts is verbonden.”
c) In de brief van de Minister van VWS van 6 juni 2011 aan de Tweede Kamer inzake de vrije prijsvorming in de mondzorg staat onder andere het volgende:
“Capaciteit
Bijzondere aandacht wil ik nog besteden aan het thema capaciteit binnen de mondzorg. Tijdens het Algemeen Overleg en tijdens de voorfase daarvan is dit thema veelvuldig aan de orde gesteld.
Zowel de NZa als het Capaciteitsorgaan hebben uitspraken gedaan over de capaciteitssituatie in de mondzorg. In haar eerder aangehaald visiedocument Bekostigingsstructuur mondzorg spreekt de NZa van een op landelijk niveau ‘zekere balans tussen vraag en aanbod’. Wel merkt zij op dat in enkele regio’s sprake kan zijn van tekorten. Het Capaciteitsorgaan houdt bij ongewijzigd beleid rekening met een daling van 8600 werkzame tandartsen in 2008 naar 7067 in 2025. Op dit ogenblik constateert het Capaciteitsorgaan geen werkelijke tekorten (1% van de zorgvraag is onvervuld, equivalent aan 86 tandartsen op landelijk niveau). Beide organen maken melding van een forse instroom van buitenlandse tandartsen. Daarbij gaat het om gemiddeld 180 tandartsen per jaar. Dit is substantieel ten opzichte van de 255 tandartsen die gemiddeld per jaar uit de Nederlandse universiteiten uitstromen. Deze cijfers worden gestaafd door het Centraal Informatiepunt Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (CIBG). Daarnaast verwacht ik veel van de ingezette taakherschikking binnen de mondzorg. Sinds 2006 stromen de op vierjarig HBO-niveau opgeleide mondhygiënisten-nieuwe stijl uit. Volgens berekeningen van het Capaciteitsorgaan neemt het volume aan mondhygiënisten toe van 2342 in 2008 naar 3519 in 2025 (toename van 66%). Deze zorgverleners zijn naast hun preventieve taken bevoegd en deskundig om curatieve verrichtingen uit te voeren (‘boren en vullen’). Daarmee is een professional geïntroduceerd die in de nabije toekomst een groot deel van de reguliere mondzorg voor zijn rekening kan nemen.
Op grond van deze inzichten en gegevens, zie ik geen grond om nu of in de nabije toekomst rekening te moeten houden met ernstige capaciteitstekorten binnen de mondzorg.
(…)
Ongeacht bovenstaande, wil ik niet uitsluiten dat zich in sommige regio’s tekorten aan tandartsen kunnen voordoen. Evenwel, is tegelijkertijd bekend dat met name in en rondom opleidingssteden (Groningen, Nijmegen, Amsterdam) een hoge concentratiegraad aan tandartsen bestaat. Het lijkt er dus op dat er eerder sprake is van een speidingsvraagstuk dan van een algemeen landelijk tekort.”
d) In de brief van het NMT van 29 september 2011 staat het volgende:
“In een brief aan een van haar leden, heeft de NMT haar standpunt verwoord inzake de
capaciteit aan tandheelkundige zorgverlening in Nederland. Dit standpunt houdt in dat er
landelijk gezien geen sprake is van een tekort aan tandheelkundige zorgverleners. Dit
standpunt neemt niet weg dat er lokaal een, al dan niet tijdelijk, probleem kan zijn met
het invullen van een vacature in een tandheelkundige praktijk.
Of aan het feit dat vraag en aanbod elkaar daar niet kunnen vinden een financiële reden ten
grondslag ligt, kunnen wij niet beoordelen. Wij vinden het echter ongewenst dat de 30%
regeling een financiële prikkel vormt voor de werkgever om te kiezen voor een buitenlandse
tandarts. Dat is ook niet de bedoeling van de regeling. (…)
Dit alles vormt echter voor de NMT geen aanleiding om het standpunt dat er landelijk gezien
geen sprake is van een tekort aan tandheelkundige zorgverleners aan te passen.”
e) In het interview in het DFA Magazine van december 2011 met P. Boom, senior beleidsmedewerker bij het (toenmalige) ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, staat het volgende:
“Vooralsnog geen tandartstekort
In de pers wordt de laatste tijd steeds meer aandacht besteed aan het dreigende tekort aan
tandartsen waarbij vooral gesuggereerd wordt het aantal opleidingsplaatsen drastisch te
verhogen. Boom nuanceert deze berichten: “Ten eerste denk ik niet dat er op dit moment een
tekort is aan tandartsen. Ten tweede verwacht ik dat ook niet op middellange termijn. Het
capaciteitsorgaan waarschuwt hier weliswaar voor in het laatste rapport en geeft als
aanbeveling dat het aantal opleidingsplaatsen verhoogd dient te worden.
(…)