ECLI:NL:RBARN:2012:BX4313

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
229263
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming perceel toegewezen na ontbinding koopovereenkomst en niet plaatsgevonden levering

In deze zaak vorderde Triodos Bank N.V. ontruiming van een perceel dat in gebruik was door [gedaagde]. De bank stelde dat [gedaagde] zonder recht of titel het perceel gebruikte, aangezien de koopovereenkomst met de curator van de gefailleerde [betrokkene] buitengerechtelijk was ontbonden. De curator had [gedaagde] herhaaldelijk gesommeerd om de koopovereenkomst na te komen, maar [gedaagde] had hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] het perceel in gebruik had genomen zonder dat de eigendomsoverdracht had plaatsgevonden, en dat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. De curator had de overeenkomst per 5 oktober 2011 ontbonden, omdat [gedaagde] niet had gereageerd op de sommatie tot nakoming. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig handelde jegens de bank door het perceel niet te ontruimen, en dat de bank belang had bij de ontruiming om het perceel opnieuw te kunnen verkopen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van een maand voor [gedaagde] om het perceel te verlaten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van de bank.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 229263 / KG ZA 12-234
Vonnis in kort geding van 4 juli 2012
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
TRIODOS BANK N.V.,
Gevestigd en kantoorhoudende te Zeist,
2. naamloze vennootschap
TRIODOS GROENFONDS N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zeist,
eiseressen,
advocaat mr. J.J. Degenaar te Utrecht,
tege[woonplaats]]
gedaagde,
op 23 mei 2012 verschenen in persoon
op 13 juni 2012 bijgestaan door zijn advocaat mr. I. Jager te Hattem.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk als de bank worden aangeduid en gedaagde als [gedaagde].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- een brief van 15 mei 2012 van mr. J.J. Degenaar met 4 bijlagen (uittreksels centraal insolventieregister, hypotheekregister, kadastraal bericht en de brief van 20 april 2012 van mr. Degenaar aan [gedaagde]),
- een brief van 22 mei 2012 van mr. J.J. Degenaar met 5 bijlagen (de verklaringen van de curator van 15 en 22 mei 2012, de brief van de curator aan [gedaagde] d.d. 27 september 2011 met verzendbewijzen; de fax van de curator aan [gedaagde] van 4 oktober 2011 met verzendrapport; de brief van de curator aan van [gedaagde] d.d. 27 september 2011, die op 31 oktober 2011 per fax aan [gedaagde] is verzonden met verzendrapport),
- de mondelinge behandeling op 23 mei 2012,
- de pleitnota van Triodos,
- de aanhouding van de zaak,
- de producties 1 tot en met 25 van de curator in het kort geding tussen [gedaagde] en de curator (zaak-/rolnummer 230531/KG ZA 12-305), welke producties de partijen blijkens hun verklaring ter zitting van 13 juni 2012 ook als in deze zaak ingebracht beschouwen,
- de voortgezette behandeling van de zaak op 13 juni 2012, die is gehouden gelijktijdig met de mondelinge behandeling van het voornoemde kort geding tussen [gedaagde] en de curator,
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [betrokkene] (geen familie van eiser) is eigenaar van het perceel aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats] sectie P nummer 626 (hierna: het perceel). De bank heeft met [betrokkene] kredietovereenkomsten gesloten en heeft uit dien hoofde een eerste recht van hypotheek op het perceel.
2.2. [betrokkene] (hierna: gefailleerde) is op 2 september 2008 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. [de curator] tot curator (hierna: de curator).
2.3. Triodos heeft de kredietovereenkomsten met gefailleerde opgezegd. Zij heeft opeisbaar van de gefailleerde te vorderen een bedrag van circa € 440.000.-.
2.4. Triodos en de curator zijn overeengekomen dat de curator het perceel onderhands zou verkopen. In april 2009 is het perceel verkocht aan [gedaagde] (gedaagde) voor een bedrag van € 205.000,- kosten koper.
2.5. Bij faxbericht van 15 april 2009 (voor akkoord getekend door [gedaagde]) heeft de curator [gedaagde] bevestigd dat hij met instemming van de Triodosbank als hypotheekhoudster en onder voorbehoud van de machtiging van de rechter-commissaris het huidige bod van € 205.000,- voor het perceel grond van ca. 1 ha in de huidige toestand aanvaardt. Voorts heeft de curator vermeld dat [gedaagde] bekend is met het feit dat de huidige feitelijke afmetingen van het perceel nog door de notaris in een akte van grondruiling met de eigenaar van het aangrenzende perceel zullen worden vastgelegd, kadastraal zullen worden geregistreerd en dat daaraan voor [gedaagde] geen kosten zijn verbonden en dat hij (de curator) de formele koopovereenkomst met spoed zal opstellen en [gedaagde] de gebruikelijke aanbetaling van 10% van de koopsom zal voldoen. [gedaagde] kon volstaan met betaling van € 20.000,- door storting van dat bedrag op de boedelrekening.
2.6. [gedaagde] heeft de aanbetaling ten bedrage van € 20.000,- gedaan. De in de brief genoemde formele koopovereenkomst is niet opgesteld.
2.7. De in de brief genoemde grondruil kon niet op korte termijn plaatsvinden omdat bleek dat op het aangrenzende perceel, waarvan een strook grond in de ruil betrokken zou worden, conservatoir beslag was gelegd. Het beslag is op 27 januari 2011 opgeheven.
2.8. [gedaagde] heeft, vooruitlopend op de levering, het perceel in gebruik genomen en er een stal op laten bouwen.
2.9. De aannemer die de stal voor [gedaagde] heeft gebouwd, heeft voor de bouw ervan bij [gedaagde] facturen in rekening gebracht die slechts gedeeltelijk door hem zijn voldaan. Bij verstekvonnis van 18 mei 2011 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 125.075,74 te vermeerderen met rente en kosten.
2.10. Bij e-mail van 16 februari 2011 heeft mevrouw [X] namens de notaris de curator meegedeeld dat die middag het dossier met [gedaagde] is besproken en dat (bijna) niets meer het passeren van de akte in de weg staat. Voorts dat [gedaagde] ervoor moet zorgen dat vóór het passeren van de akte het geld op de rekening van de notaris staat, dat hij niet weet hoeveel tijd daarvoor nodig is, dat hij dat met zijn accountant en bank gaat regelen en dat hij de volgende week contact op zal nemen waarna er een passeerafspraak gepland zal worden.
2.11. Bij brief van 3 maart 2011 heeft de curator [gedaagde] onder meer meegedeeld:
Met het oog op de notariële levering aan u van het grondperceel aan de [adres] te
[woonplaats] vraag ik hierbij uw aandacht voor het volgende.
Voor zover mij bekend is geworden heeft u het betreffende grondperceel al in juni 2010 in bezit genomen, althans maakt u daar gebruik van. Op het grondperceel heeft u ook al een veestal gebouwd. In juli 2010 werd aan u daarvoor een bouwvergunning verleend.
Ik acht het op zijn plaats dat u voor de in bezit name en/of het gebruik van het betreffende grondperceel aan de boedel een vergoeding zult betalen die gerelateerd is aan de hypotheekrentekosten zoals die thans nog steeds op het grondperceel drukken.
Daarom acht ik een door u te betalen boedelbijdrage van 5% op jaarbasis over de door u nog verschuldigde koopsom van € 185.000,= op zijn plaats.
Aannemende dat het notariële transport nog in deze maand zal plaatsvinden kan het tijdvak waarover ik aanspraak op de vergoeding maak worden beperkt tot de periode van 1 juni 2010 tot 1 maart 2011. (…)
2.12. Bij brief van 25 maart 2011 heeft de curator [gedaagde] onder meer meegedeeld:
(…)
Bij herhaling heb ik u inmiddels meegedeeld dat ik vóór eind maart van dit jaar de akte van levering bij notariskantoor van den Bergh te buren wil laten passeren.
U heeft toegezegd uw medewerking hieraan te verlenen.
Heden heb ik echter van de heer S. [Y] van Alfa Accountants te Gorinchem moeten vernemen dat u de kennelijk hypotheekfinanciering nog niet met de bank geregeld heeft.
In het kader van de aankoop door u van het grondperceel heeft u op dit punt geen enkel voorbehoud gemaakt. Integendeel heeft u aan mij te kennen gegeven, althans duidelijk de indruk gewekt, dat u de aankoopsom uit eigen middelen zou kunnen bekostigen in verband met de eerdere verkoop door u van onroerend goed.
Zoals u bekend is heb ik van mijn kant er alles aan gedaan om het beslag dat was gelegd op het stuk grond dat met de eigenaar van het belendende perceel geruild moet gaan worden voorafgaand aan de levering van het grondperceel aan u, ongedaan te maken.
U weet dat dit inmiddels al weer enige tijd geleden is gelukt. Zodoende staat er van mijn kant niets meer in de weg om via de notaris zowel de grondruil als de levering van het perceel aan u te effectueren.
Een verder uitstel daarvan acht ik onder de gegeven omstandigheden niet langer aanvaardbaar. De leveringsakte ligt bij de notaris gereed voor ondertekening door u en ik heb de notaris reeds een volmacht voor de medewerking aan het transport verstrekt.
Indien het transport niet deze maand tot stand komt, dan maak ik jegens u met ingang van 1 maart 2011 aanspraak op een vergoeding voor het gebruik van het grondperceel en wel ter hoogte van € 500,= voor elke maand (een gedeelte van een maand als gehele maand te rekenen) tot de datum van eigendomsoverdracht van het perceel aan u.
Ik verzoek u hierbij om reeds op maandag 28 maart a.s. telefonisch te bevestigen dat u aan mijn aanspraken gevolg zult geven. Ook verzoek ik u om u via uw mobiele telefoon voor mij voortaan bereikbaar te houden. Ik vind het uitermate tijdrovend en vervelend worden dat ik in deze zaak steeds weer contact met u moet opnemen om naar de stand van zaken bij u te informeren. Mijn voorkeur gaat er dan ook echt naar uit dat ik contact kan hebben met een door u gemachtigde adviseur, zodat ik snel en efficiënt kan communiceren.
Voor het geval u mij na het weekeinde wederom in het ongewisse laat behoud ik mij met betrekking tot de verkoop en levering van het grondperceel alle (vorderings)rechten jegens u voor.
2.13. Bij emailbericht van 7 april 2011 heeft mevrouw [X] de curator bericht dat het wachten is op positief bericht van [gedaagde], dat deze financiering nodig heeft, dat nog geen stukken zijn ontvangen en dat [gedaagde] weet dat de curator zo snel mogelijk wil passeren.
2.14. De notariële akte van grondruil met het aangrenzende perceel is op 20 mei 2011 gepasseerd.
2.15. Bij e-mail van 23 juni 2011 heeft mevrouw [X] de curator namens de notaris meegedeeld dat zij op haar schrijven van 1 juni 2011 aan [gedaagde] geen reactie had ontvangen en dat zij hem, omdat het haar niet lukte [gedaagde] telefonisch te bereiken, wederom een herinnering had gezonden.
2.16. Bij emailbericht van 12 juli 2011 heeft mevrouw [X] aan de curator in antwoord op een vraag van de curator bericht dat zij laatstelijk geen contact meer heeft gehad met [gedaagde] en dat deze op haar brieven niet heeft gereageerd.
2.17. Bij aangetekende brief van 27 september 2011 heeft de curator [gedaagde] met betrekking tot zijn verplichting om als koper van het perceel vóór uiterlijk 5 oktober 2011 mee te werken aan het notarieel transport in gebreke gesteld en in geval van diens verdere verzuim de koopovereenkomst per 5 oktober 2011 buitengerechtelijk ontbonden. Op 4 oktober 2011 is de brief ook per fax naar [gedaagde] gezonden. De curator heeft bij het begeleidende faxbericht van 4 oktober 2011 nogmaals aan [gedaagde] bericht dat hij de koopovereenkomst per 5 oktober 2011 als ontbonden beschouwt. Op 25 oktober 2011 heeft de curator van TNT Post bericht ontvangen dat de aangetekende brief van 27 september niet door [gedaagde] was afgehaald. Op 31 oktober 2011 heeft de curator de brief van 27 september 2011 nogmaals per fax naar [gedaagde] gezonden. [gedaagde] heeft op de brief en beide faxberichten nimmer gereageerd.
2.18. Levering van het perceel aan [gedaagde] heeft niet plaatsgevonden.
2.19. De curator heeft, zoals aangezegd in de brief van 27 september 2011, de koopovereenkomst met [gedaagde] per 5 oktober 2011 buitengerechtelijk ontbonden.
2.20. Bij aangetekende brief van 20 april 2012 heeft de advocaat van Triodos [gedaagde] gesommeerd het perceel te ontruimen omdat hij het perceel zonder recht of titel in gebruik heeft. [gedaagde] heeft daaraan geen gehoor gegeven.
3. Het geschil
3.1. Triodos vordert samengevat - [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het perceel te ontruimen en leeg en ontruimd en in goede staat aan de curator ter beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom en met machtiging om de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De bank vordert ontruiming van het perceel. De bank stelt daartoe dat [gedaagde] zonder recht of titel het perceel gebruikt. [gedaagde] heeft in afwachting van de eigendomsoverdracht van het perceel, buiten medeweten van de curator, het perceel in gebruik genomen en daarop een stal laten bouwen. Vervolgens is [gedaagde] de verzoeken van de notaris en de curator tot nakoming van de koopovereenkomst niet nagekomen. [gedaagde] is door de curator bij brief van 27 september 2011 gesommeerd tot nakoming. Daarop heeft hij niet gereageerd. Daarom is de koopovereenkomst per 5 oktober 2011 door de curator ontbonden. Inmiddels heeft de bank een andere aspirant-koper gevonden. Deze wil zich echter niet binden voordat duidelijk is dat [gedaagde] het perceel zal dienen te ontruimen. Doordat [gedaagde] weigert het perceel te ontruimen, handelt hij onrechtmatig jegens de bank, gezien de voor hem kenbare belangen van de bank om in overleg met de curator het perceel aan de andere gegadigde te verkopen en leveren, aldus nog steeds de bank.
4.2. [gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweerd. Hij heeft aangevoerd dat hij het perceel met toestemming van de curator in gebruik heeft genomen, in afwachting van het moment dat het perceel aan hem kon worden geleverd. Verder heeft hij gesteld dat de curator ermee bekend was en erin heeft toegestemd dat hij het perceel ging bebouwen. [gedaagde] heeft verder gesteld dat hij de brieven van de curator van 25 maart 2011, 27 september 2011, 4 oktober 2011 en 31 oktober 2011 niet heeft ontvangen. Daarom heeft de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst door de curator geen werking, zo heeft [gedaagde] aangevoerd. Hij betwist dus dat hij zonder recht of titel het perceel gebruikt. [gedaagde] wenst de koopovereenkomst nog steeds na te komen.
4.3. Allereerst ligt de vraag voor of [gedaagde] het perceel zonder recht of titel gebruikt. [gedaagde] heeft gesteld dat hij met de curator is overeengekomen dat hij het perceel mocht gebruiken totdat het zou kunnen worden geleverd. De curator heeft dit betwist. [gedaagde] heeft ook gesteld dat de curator hem toestemming heeft gegeven om op het perceel een stal te bouwen, vooruitlopend op de levering van het perceel. Ook dat heeft de curator betwist. De voorzieningenrechter is van oordeel, veronderstellenderwijs uitgaande van de stelling van [gedaagde] dat hij het perceel gebruikte en bebouwde met medeweten en toestemming van de curator, dat uit de stellingen van [gedaagde] dan nog moet worden afgeleid dat het gebruiksrecht eindigt indien het van levering van het perceel aan [gedaagde], om welke reden dan ook, niet komt.
4.4. De bank heeft gesteld dat de curator de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, per 5 oktober 2011, nadat hij [gedaagde] had gesommeerd tot nakoming daarvan. Nadat de notaris en de curator vanaf februari 2011 hebben gepoogd [gedaagde] te bewegen tot het meewerken aan de eigendomsoverdracht van het perceel, heeft de curator [gedaagde] bij brief van 27 september 2011 in gebreke gesteld en de overeenkomst ontbonden voor het geval [gedaagde] die niet voor 5 oktober 2011 zou zijn nagekomen. Vast staat dat [gedaagde] de overeenkomst niet is nagekomen. [gedaagde] heeft echter aangevoerd dat hij de brief van 27 september 2011 niet heeft ontvangen. Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt dat een verklaring, om haar werking te hebben, de persoon tot wie zij gericht is moet hebben bereikt. In beginsel moet de brief van 27 september 2011 dus, om haar werking te hebben, [gedaagde] hebben bereikt. Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt echter verder dat ook een verklaring die hem tot wie zij was gericht, niet heeft bereikt, nochtans haar werking heeft, indien dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt. [gedaagde] heeft verklaard dat hij zijn post vaak niet ontvangt omdat de honden de post opeten en omdat de post ook wel eens tussen de kranten en reclame bij het oud papier belandt. [gedaagde] heeft verklaard niet alleen de brief van 27 september 2011 van de curator niet te hebben ontvangen, maar bijvoorbeeld ook niet de brief van 25 maart 2011, en niet de sommatie van de advocaat van bank en niet de dagvaarding in het kort geding tussen bank en [gedaagde]. Er tekent zich dus een lijn af dat [gedaagde] niet tot nauwelijks post ontvangt, hetgeen verklaard wordt door de omstandigheden dat de honden de post opeten en dat de post tussen andere paperassen verdwijnt. Hoewel de aangetekende brief ten onrechte was geadresseerd ‘[adres II] te [woonplaats]’ is niet aannemelijk dat dat ertoe heeft geleid dat de brief niet of verkeerd is bezorgd, aangezien op het verzendbewijs (‘track and trace’) van post.nl wél het juiste adres (‘[adres II] te [woonplaats]’) is vermeld en ook de postcode zowel op brief als verzendbewijs correct is vermeld.
4.5. [gedaagde] heeft verder verklaard ook de faxen van de curator niet te hebben ontvangen, hoewel deze wel naar het juiste, eerder door [gedaagde] aan de curator opgegeven, faxnummer zijn verzonden. [gedaagde] heeft namelijk op enig moment zijn faxapparaat afgekoppeld. Het klopt, zo heeft [gedaagde] ter zitting verklaard, dat de verzender van een fax dan de bevestiging ‘ok’ verkrijgt, ook al wordt bij [gedaagde] thuis geen fax ontvangen.
4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de brief van 27 september 2011 [gedaagde] niet heeft bereikt als gevolg van zijn eigen handelen (te weten toelaten dat de honden de post opeten, niet zorgvuldig de post verwerken, de fax afkoppelen) dan wel dat deze omstandigheden zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat [gedaagde] het nadeel draagt. Dat betekent dat de brief van 27 september 2011, ondanks het feit dat zij [gedaagde] niet heeft bereikt, in beginsel toch haar werking heeft. Nu vast staat dat [gedaagde] niet voor 5 oktober 2011 de overeenkomst is nagekomen, betekent dat de curator de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden.
4.7. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de overeenkomst met de curator nog wil nakomen. Hij heeft daar ook een zwaarwegend belang bij, dat erin bestaat dat hij op het perceel een stal heeft laten bouwen. Weliswaar is een deel van de aannemingssom onbetaald gelaten, maar een deel daarvan (volgens [gedaagde] meer dan € 100.000,00), heeft hij wel aan de aannemer betaald. Aangezien de stal door natrekking eigendom is geworden van de eigenaar van het perceel, zou [gedaagde], indien het perceel door de bank en/of de curator aan een derde zou worden verkocht, daardoor aanzienlijke schade lijden.
4.8. Hierover wordt als volgt overwogen. De curator heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden omdat [gedaagde] die overeenkomst niet nakwam. Die tekortkoming van [gedaagde] rechtvaardigt de ontbinding. [gedaagde] heeft gesteld dat de curator hem in redelijkheid niet aan die ontbinding kan houden. Daarin wordt [gedaagde] niet gevolgd. Al vanaf februari 2011 was aan [gedaagde] duidelijk dat van hem op dat moment nakoming van de overeenkomst werd verwacht. [gedaagde] heeft de zaken toen op hun beloop gelaten, ondanks rappellen van mevrouw [X] namens de notaris en van de curator zelf. [gedaagde] heeft zich onbereikbaar gehouden en niet meer gereageerd op post van de notaris en de curator, noch op telefoontjes van de notaris en de curator. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij tegen de curator heeft gezegd dat hij pas iets zou doen als hem zwart op wit was medegedeeld dat het beslag van het perceel af was, maar die stelling overtuigt niet. Het beslag is op 27 januari 2011 opgeheven, terwijl mevrouw [X] op 13 februari 2011 heeft bericht het dossier met [gedaagde] te hebben besproken en dat [gedaagde] financiering zou zoeken. Aannemelijk is dus dat hij toen wist dat het beslag er af was. Ook de curator heeft aan [gedaagde] bij brief van 25 maart 2011 nog medegedeeld dat het beslag was opgeheven. Daarna heeft [gedaagde] echter in het geheel niet meer gereageerd, noch op de notaris, noch op de curator. Uiteindelijk is de overeenkomst per oktober 2011 ontbonden. Ook daarna heeft [gedaagde] de zaken op hun beloop gelaten. Op de sommatie van de advocaat van de bank tot ontruiming heeft hij niet gereageerd. Uiteindelijk heeft [gedaagde] pas naar aanleiding van het door de bank aanhangig gemaakte kort geding tot ontruiming gereageerd. Ook tijdens de behandeling in dit kort geding op 23 mei en 13 juni 2012 is in het in het ongewisse gebleven of [gedaagde] de aankoop zou kunnen financieren. Daar komt bij dat door de wanprestatie van [gedaagde] schade is ontstaan doordat het perceel opnieuw in de verkoop moest worden gebracht en door de vertraging in de eigendomsoverdracht. Onder deze omstandigheden handelt de curator niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar door [gedaagde] aan de ontbinding van de overeenkomst te houden en de onroerende zaak aan een derde te verkopen. Dat laat onverlet dat aan [gedaagde] mogelijk een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking jegens de curator en/of de bank toekomt, zoals hij in het kort geding tegen de curator heeft gesteld. Het voorgaande betekent dat [gedaagde] thans geen nakoming meer kan verlangen en dat hij dus thans ook zonder recht of titel het perceel in gebruik heeft.
4.9. [gedaagde] heeft niet betwist dat dat gebruik, zonder recht of titel, dan ook onrechtmatig is jegens de bank. Niet in geschil is dat met name de bank, als hypotheekhoudster, belang heeft bij de verkoop en schade lijdt door het uitstel daarvan. Voorts staat vast dat de curator, die bij de gecombineerde behandeling van dit kort geding met het kort geding tussen [gedaagde] en de curator aanwezig was, de vordering tot ontruiming van de bank steunt en zich op het standpunt stelt dat de koopovereenkomst tussen hem en [gedaagde] buitengerechtelijk is ontbonden.
4.10. Onder deze omstandigheden handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens de bank door het perceel niet te ontruimen. De vordering zal daarom worden toegewezen. Dat de bank de koopovereenkomst met de huidige gegadigde niet in het geding heeft gebracht, maakt dat niet anders. Ook dan blijft overeind dat [gedaagde] thans zonder recht of titel het perceel gebruikt en dat de bank er een belang bij heeft dat het perceel wordt ontruimd opdat het in ontruimde staat kan worden verkocht. Dat belang is voldoende spoedeisend.
4.11. Aan [gedaagde] zal, in verband met het feit dat hij een alternatieve verblijfplaats voor de veestapel dient te vinden, een termijn van een maand voor ontruiming worden gegund. Voor toewijzing van de gevorderde dwangsommen bestaat vooralsnog geen aanleiding, gelet op de toe te wijzen machtiging.
4.12. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Triodos worden begroot op:
- dagvaarding € 96,59
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.487,59
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen een maand na betekening van dit vonnis het perceel [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats] sectie P nummer 626, te ontruimen en leeg en ontruimd en in goede staat aan mr. [de curator] in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene] ter beschikking te stellen,
5.2. machtigt Triodos om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Triodos tot op heden begroot op € 1.487,59,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2012.
Coll: ESMD