ECLI:NL:RBARN:2012:BX2643

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700494-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met werkstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 11 januari 2012 in Arnhem, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, het slachtoffer meermalen heeft geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en heeft een proeftijd van twee jaar vastgesteld. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 426,80, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding volledig is toegewezen, maar de materiële schadevergoeding voor een deel is afgewezen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een CoVa-training. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/700494-12
Datum zitting : 11 juli 2012
Datum uitspraak : 25 juli 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [Naam verdachte],
geboren op : [Geboortedatum] 1993 te Nijmegen,
adres : [Adres verdachte],
plaats : [Postcode, woonplaats].
Raadsvrouw : mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2012 in de gemeente Arnhem met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het [Naam park], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Naam slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) stompen/slaan in/op het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die [Naam slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, stompen/slaan op/tegen het (boven)lichaam van die [Naam slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Naam slachtoffer] (terwijl die [Naam slachtoffer] (al dan niet) op de grond ligt);
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 juli 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd, [Naam slachtoffer]. Namens
benadeelde partij is schriftelijke gemachtigde mevrouw [Naam gemachtigde benadeelde partij] verschenen.
De officier van justitie, mr. J.G. Kolkman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 januari 2012 is [Naam slachtoffer] te Arnhem door meerdere personen2 meermalen (met kracht3) geslagen/gestompt4 in/op het gezicht5, op/tegen het (boven)lichaam6 en geschopt/getrapt7 tegen het (boven)lichaam8, terwijl hij (al dan niet) op de grond lag9.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft samen met medeverdachten geweld toegepast tegen [Naam slachtoffer] op of nabij een fietspad. Dit baseert de officier van justitie op de aangifte, de verklaring van verdachte en met name de verklaringen van de medeverdachten. De verklaring van verdachte dat hij zou hebben gedaan alsof hij geslagen heeft acht de officier van justitie onaannemelijk. Verdachte bevond zich in een groep en meerdere medeverdachten hebben verklaard dat ook hij heeft geslagen. Daarbij is de officier van justitie van oordeel dat ook als de verklaring van verdachte zou worden gevolgd, verdachte door het doen alsof hij sloeg tevens een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Primair heeft de raadsvrouw hiertoe aangevoerd dat verdachte - door te doen alsof hij sloeg - geen significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen. Het kan goed zijn dat medeverdachten denken dat zij cliënt hebben zien slaan. Uit het dossier volgt niet dat hier nader op door is gevraagd of onderzoek naar is gedaan. Tevens heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen afspraken waren. Hij had geen opzet op het geweld en de samenwerking.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachten [Naam medeverdachte 1], [Naam medeverdachte 2] en [Naam medeverdachte 3] moeten worden uitgesloten van het bewijs. Zij leggen telkens een andere verklaring af en [Naam medeverdachte 1] en [Naam medeverdachte 3] maken hun eigen aandeel aanzienlijk kleiner. Deze verklaringen zijn zodoende niet betrouwbaar.
Beoordeling door de rechtbank
Allereerst zal de rechtbank ingaan op het betrouwbaarheidsverweer. De raadsvrouw heeft bepleit dat de verklaringen van [Naam medeverdachte 1], [Naam medeverdachte 2] en [Naam medeverdachte 3] van het bewijs moet worden uitgesloten. Deze verklaringen zouden niet consistent zijn en daarom niet betrouwbaar. De rechtbank is van oordeel dat het verweer onvoldoende is onderbouwd en sluit deze verklaringen dan ook niet uit van het bewijs. [Naam medeverdachte 1] en [Naam medeverdachte 3] hebben in essentie dezelfde verklaring afgelegd. Dat zij verschillend hebben verklaard over hun eigen rol, maakt niet dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. Dat [Naam medeverdachte 2] in eerste instantie heeft verklaard niet bij de geweldpleging aanwezig te zijn geweest maakt niet dat zijn nadien afgelegde verklaring over zijn aanwezigheid en de rol van (mede)verdachte(n) daarom als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.
Op grond van de feiten staat vast dat tegen [Naam slachtoffer] geweld is gepleegd door meerdere personen. Dit geweld heeft plaats gevonden op of nabij een fietspad te Arnhem, waarmee de rechtbank van oordeel is dat sprake is van openlijke geweldpleging.
De vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden is of verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan deze geweldpleging. Medeverdachte [Naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte [Naam slachtoffer] 'meerdere klappen op zijn lichaam en hoofd gaf' en 'twee a drie keer heeft getrapt in zijn buik'.10 Medeverdachte [Naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat [Naam slachtoffer] van 'meerdere mensen klappen kreeg'. Verdachte behoorde onder andere tot deze mensen.11 Medeverdachte [Naam medeverdachte 1] heeft nog verklaard dat hij zag dat verdachte [Naam slachtoffer] 'een vuist gaf'.12 Medeverdachte [Naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte [Naam slachtoffer] slaat.13
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte [Naam slachtoffer] heeft geslagen en/of heeft getrapt, waarbij hij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op deze geweldshandelingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte weldegelijk een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd en acht verklaring van verdachte onaannemelijk. De rechtbank merkt daarbij op dat, zelfs indien de lezing van verdachte voor waar wordt aangenomen, dat hij alleen deed alsof hij sloeg, dit ook nog steeds een significante bijdrage zou hebben opgeleverd.
Door de raadsvrouw is bepleit dat geen onderscheid is gemaakt met betrekking tot het mogelijk misslaan en het slaan waarbij [Naam slachtoffer] weldegelijk is geraakt. De rechtbank is van oordeel dat dit onderscheid wel in het dossier wordt gemaakt. Medeverdachte K.K. [Naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat negen van de tien klappen door [Naam medeverdachte 5] 'mis gingen'.14 Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Feit 1:
hij op 11 januari 2012 in de gemeente Arnhem met anderen, op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Naam slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het meermalen, (met kracht) stompen/slaan in/op het gezicht en
- het meermalen, stompen/slaan op/tegen het (boven)lichaam van die [Naam slachtoffer] en
- het meermalen, (met kracht) schoppen/trappen op/tegen het (boven)lichaam van die [Naam slachtoffer] (terwijl die [Naam slachtoffer] (al dan niet) op de grond ligt);
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd
detentie voor de duur van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling en/of een Cova-training en voorts een werkstraf voor de duur van 180 uur subsidiair te vervangen door 90 dagen hechtenis (met aftrek). De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met de verschillende aspecten. Zo heeft zij rekening gehouden met de ernst van het feit. Het is een buitengewoon laf feit en het is goed denkbaar dat het slachtoffer hier nog langere tijd last van zal hebben. Voorts heeft zij rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte en de verschillende rapportages. Tevens heeft zij gekeken naar de richtlijnen, maar heeft deze niet gevolgd, omdat zij geen onvoorwaardelijke detentie heeft geëist.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair tot vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen door rekening te houden met het vormverzuim, de LOVS oriëntatiepunten, zijn blanco justitiële documentatie en de groepsdruk. De raadsvrouw heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim, omdat verdachte op grond van artikel 312 Wetboek van Strafrecht in verzekering is gesteld.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 29 maart 2012;
* een (beknopt) reclasseringsadvies van Reclassering Adviesunit Arnhem-Nijmegen, opgesteld door J. van der Burg en M. Bark, d.d. 30 maart 2012, betreffende verdachte;
* een reclasseringsadvies van Reclassering Adviesunit Arnhem-Nijmegen, opgesteld door J. van der Burg en M. Bark, d.d. 27 april 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [Naam slachtoffer]. Een deel van de geweldshandelingen zijn verricht terwijl het slachtoffer op de grond lag. Het slachtoffer heeft door het geweld veel pijn gehad en enig letsel opgelopen. Verdachte maakte deel uit van een groep van zeker zes personen en zij hebben de confrontatie gezocht met het slachtoffer terwijl het slachtoffer alleen was. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan en zal hier ten nadele van verdachte rekening mee houden.
Uit de rapportages volgt dat de indruk bestaat dat betrokkene zeer extreem is gericht op de schaatssport, wat mogelijk zijn identiteitsontwikkeling in de weg staat en hij amper de kans heeft om sociale vaardigheden te ontwikkelen. Daarnaast is sprake van een fors verzuim van school en maakt verdachte deel uit van een overlast gevende groep. Zijn responsiviteit lijkt ambivalent nu hij eerst gemotiveerd overkomt om mee te werken met de reclassering en daarna totaal niet. Het recidiverisico wordt hoog gemiddeld ingeschat. De reclassering is van mening dat sprake is van een zorgwekkende situatie en er tevens risico's zijn voor zijn verdere ontwikkeling waardoor begeleiding en controle geïndiceerd is. Daarom wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie is gebleken dat verdachte niet eerder voor soort gelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is artikel 359a Wetboek van Strafvordering niet van toepassing op mogelijke vormverzuimen die betrekking hebben op de bevelen inzake de toepassing van de vrijheidsbenemende dwangmiddelen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte niet veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie zoals geëist door de officier van justitie. Hiertoe is redengevend dat de rechtbank rekening houdt met de geringe rol die verdachte heeft gespeeld en de groepsdruk waar sprake van is. Een geheel voorwaardelijke geldboete zoals voorgesteld door de raadsvrouw acht de rechtbank, gezien de ernst van het feit, niet passend.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [Naam slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Middels het indienen van een voegingsformulier, gedateerd 6 april 2012, heeft [Naam slachtoffer] een bedrag van € 1.409,39 gevorderd, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Het bedrag van € 1.409,39 valt blijkens de toelichting op de vordering uiteen in een bedrag van € 400,- aan de immateriële schade en € 1.009,39 aan materiële schade. Deze materiële schade bestaat uit € 545,08 voor de schade aan de brommer, € 389, - voor de weggenomen Blackberry, € 48,51 voor de weggenomen muts en € 26,80 aan reis- en parkeerkosten voor de keren dat hij op het politiebureau moest komen. Voorts heeft [Naam slachtoffer] de rechtbank verzocht een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemde vordering gedeeltelijk dient te worden toegewezen, namelijk voor een bedrag van € 971,88 (waarvan
€ 545,08 in verband met schade aan de brommer, € 26,80 aan reiskosten, € 48,51 voor de muts en € 400, - aan immateriële schade) met daarnaast de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende feit. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Naar de mening van de officier van justitie dienen verdachte en zijn mededaders allen hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld voor het te betalen bedrag. Ook heeft zij de rechtbank verzocht een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De vordering van de benadeelde partij zou dan ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Subsidiair heeft zij aangevoerd het bedrag af te wijzen. De kosten kunnen niet voor rekening komen van cliënt. Zo heeft cliënt benadeelde partij niet van zijn brommer af getrokken of geslagen, hij heeft de muts en telefoon niet weggenomen, ontbreken de bonnen van de parkeerkosten en de gevorderde immateriële schadevergoeding is gezien de minimale rol van cliënt onredelijk.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [Naam slachtoffer] tot een totaal bedrag van € 426,80 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012.
De vordering met betrekking tot de materiële schade kan enkel worden toegewezen indien de schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen strafbare feiten. Verdachte zal worden veroordeeld voor het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De schade aan de brommer, de muts en de mobiele telefoon vloeien niet rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde. Dit deel van de vordering wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is - in tegenstelling tot de raadsvrouw - van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding met betrekking tot de parkeerkosten weldegelijk voldoende zijn onderbouwd. Deze kosten wijst de rechtbank dan ook toe.
Aan [Naam slachtoffer] is door verdachten en zijn mededaders rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Benadeelde partij heeft deze schade omschreven als angst en stress. Dit is aan verdachte en zijn mededaders toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank ziet geen reden om het gevorderde bedrag te matigen, zoals verzocht door de raadsvrouw. Het bedrag komt de rechtbank redelijk voor. De rechtbank wijst de vordering met betrekking tot deze immateriële schade dan ook geheel toe.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan. Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 150 (honderdvijftig) uren.
Bepaalt dat van deze werkstraf 60 (zestig) uren niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast en stelt deze vervangende jeugddetentie vast op 75 (vijfenzeventig) dagen, waarvan 45 (vijfenveertig) dagen zien op het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf en 30 (dertig) dagen op het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 90 (negentig) uren, zijnde 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat verdachte zich nader zal laten onderzoeken en ambulant zal laten behandelen door Kairos, of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding zullen worden gegeven;
- dat verdachte dient deel te nemen aan een CoVa-training;
- en voorts dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de reclassering om aan verdachte bij naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [Naam slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [Naam slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [Naam slachtoffer], te betalen € 426,80 (vierhonderdzesentwintig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Naam slachtoffer], te € 426,80 (vierhonderdzesentwintig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. J.J. Catsburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2012.
Zijnde mr. J.J. Catsburg buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen
15
1 De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in wettelijke vorm door de verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, unit Arnhem-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0789 20120046879, gesloten op 24 april 2012 met de onderliggende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier.
2 Het proces-verbaal van aangifte van [Naam slachtoffer], d.d. 12 januari 2012, p. 80.
3 Het proces-verbaal van aangifte van [Naam slachtoffer], d.d. 12 januari 2012, p. 81, vijfde alinea.
4 Het proces-verbaal van verhoor van A. [Naam medeverdachte 1], d.d. 11 april 2012, p. 198, eerste en tweede alinea.
5 Het proces-verbaal van verhoor van M. [Naam medeverdachte 3], d.d. 28 maart 2012, p. 117, eerste alinea en het proces-verbaal van verhoor van K.K. [Naam medeverdachte 4], d.d. 3 april 2012, p. 152, derde alinea en vijfde alinea.
6 Het proces-verbaal van verhoor van K.K. [Naam medeverdachte 4], d.d. 3 april 2012, p. 159, tiende en elfde alinea en het proces-verbaal van verhoor van M. [Naam medeverdachte 3], d.d. 28 maart 2012, p. 117, derde alinea.
7 Het proces-verbaal van aangifte van [Naam slachtoffer], d.d. 12 januari 2012, p. 81, vijfde alinea en het proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 134, vijfde alinea.
8 Het proces-verbaal van verhoor van M. [Naam medeverdachte 3], d.d. 28 maart 2012, p. 117, vijfde alinea, de eerste zes zinnen.
9 Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 januari 2012, p. 81, vierde alinea en het proces-verbaal van verhoor van M. [Naam medeverdachte 3], d.d. 28 maart 2012, p. 117, derde en vijfde alinea en proces-verbaal van verhoor van [Naam verdachte], p. 134, vierde alinea.
10 Het proces-verbaal van verhoor van M. [Naam medeverdachte 3], d.d. 28 maart 2012, p. 117, derde alinea.
11 Het proces-verbaal van verhoor van K.K. [Naam medeverdachte 4], d.d. 3 april 2012, p. 159, elfde alinea en twaalfde alinea.
12 Het proces-verbaal van verhoor van A. [Naam medeverdachte 1], d.d. 11 april 2012, p. 198, derde alinea.
13 Het proces-verbaal van verhoor van R.D. [Naam medeverdachte 2], p. 171, vijfde alinea.
14 Het proces-verbaal van verhoor van K.K. [Naam medeverdachte 4], d.d. 2 april 2012, p. 146, eerste alinea.