ECLI:NL:RBARN:2012:BX2052

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/721195-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling van zijn echtgenote met gebruik van geweldsmiddelen

Op 20 juli 2012 heeft de rechtbank Arnhem een 40-jarige man uit Hoevelaken veroordeeld tot een celstraf van acht maanden wegens mishandeling van zijn echtgenote. De rechtbank oordeelde dat de man in oktober 2010 zijn toenmalige echtgenote meerdere keren heeft mishandeld door haar te slaan met een stok en met de achterkant van een mes op haar hoofd te slaan. Daarnaast heeft hij haar aan haar haren getrokken en met haar hoofd tegen de muur geslagen. De rechtbank vond het bewezen dat de mishandeling langere tijd heeft geduurd en dat de situatie zeer dreigend was voor de echtgenote, die pas kon vluchten toen de man even buiten was. De rechtbank hield rekening met het feit dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was tijdens het plegen van de feiten.

De zaak kwam ter terechtzitting op 6 juli 2012, waar de verdachte en zijn raadsman, mr. X.B. Sijmons, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft gerekwireerd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de echtgenote, die aanvankelijk aangifte deed van mishandeling, later ontlastende verklaringen aflegde, onvoldoende betrouwbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de echtgenote niet overeenkwamen met het geconstateerde letsel en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde mishandeling.

De rechtbank achtte de mishandeling ernstig, vooral omdat deze plaatsvond in de echtelijke woning, een plek waar de echtgenote zich veilig moest kunnen voelen. Ondanks het beperkte strafblad van de verdachte, vond de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden passend. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak werd gedaan door de rechters M.G.J. Post, J.J.H. van Laethem en R.M. Maanicus, in aanwezigheid van griffier mr. C. Aalders.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/721195-10
Data zittingen : 16 februari 2011, 13 mei 2011, 30 juni 2011 en 06 juli 2012
Datum uitspraak : 20 juli 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Amsterdam, Huis van Bewaring Het Schouw.
raadsman : mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 19 oktober 2010 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk en/of te Scheveningen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of aan de haren heeft getrokken en/of aan de haren heeft meegesleurd en/of met het hoofd tegen een muur heeft geslagen en/of met een mes heeft geslagen en/of met een stok heeft geslagen en/of met de stok van een Swiffer heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 6 juli 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. Ontvankelijkheid
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het letsel veroorzaakt is door sm-seks tussen verdachte en zijn (toenmalige) echtgenote mevrouw [slachtoffer]. Mevrouw [slachtoffer] heeft ingestemd met deze sm-seks. Deze sm-seks vond plaats in de privésfeer (de woning van verdachte en zijn vrouw) en het letsel is binnen de grenzen van deze seks gebleven. Gelet hierop staat het recht op respect voor het privéleven, zoals beschermd door artikel 8 EVRM, aan vervolging van verdachte in de weg. Het openbaar ministerie zal om die reden niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie geeft aan dat de aangifte en het geconstateerde letsel van mevrouw [slachtoffer] voldoende basis waren voor nader onderzoek en vervolging. De latere verklaring van mevrouw [slachtoffer] dat het lestel met haar toestemming in het kader van sm-sex is toegebracht, kan slechts een rol spelen bij de bewijswaardering. Het verweer dient daarom te worden verworpen.
De beoordeling door de rechtbank
Op 23 oktober 2010 heeft mevrouw [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling door haar echtgenoot. Hierbij heeft zij niet gesproken over sm-seks met verdachte.
Op grond hiervan en gelet op het bij mevrouw [slachtoffer] in het ziekenhuis geconstateerde letsel bestond er voldoende aanleiding voor het openbaar ministerie nader onderzoek te verrichten en vervolgens vervolging tegen verdachte in te stellen. Zulks meer in het bijzonder ter bescherming van de rechten van mevrouw [slachtoffer]. Naar het oordeel van de rechtbank was er dan ook geen sprake van onrechtmatige inmenging in het privéleven van verdachte en mevrouw [slachtoffer] door het openbaar ministerie. Daaraan doet niet af dat mevrouw [slachtoffer], geruime tijd na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat het bij haar geconstateerde letstel het gevolg was van sm-sex. De voor verdachte ontlastende verklaring van mevrouw [slachtoffer] kan dan ook slechts een rol spelen bij de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Het verweer wordt dan ook verworpen.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en mevrouw [slachtoffer] zijn op 7 augustus 2008 met elkaar getrouwd. Zij woonden sinds februari 2008 in Hoevelaken, gemeente Nijkerk.
Op 20 oktober 2010 om 03.08 uur heeft mevrouw [slachtoffer] zich bij het ziekenhuis in Amersfoort gemeld. Bij haar is toen geconstateerd dat ze pijn, een hechtwond van 4 cm en een schram in haar gezicht had en dat haar boven- en onderarm, gehele rug, billen en bovenbenen bedekt waren met meerdere striemen en hematomen. Verder zijn op haar billen oppervlakkige schaafwonden geconstateerd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote. De verklaringen waarin mevrouw [slachtoffer] terug komt op haar aangifte, worden door de officier van justitie niet gevolgd. Aangeefster is eerst vele maanden na haar aangifte teruggekomen op haar verklaringen. Tevens past het geconstateerde letsel het best bij haar aangifte.
Het standpunt van de verdediging
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat voor de ten laste gelegde mishandeling in de periode tussen 1 januari 2010 en 18 oktober 2012 slechts bewijs uit één bron voorhanden is, zodat voor die periode vrijspraak dient te volgen. Voor de periode daarna is eveneens onvoldoende bewijs voorhanden. De aangifte van mevrouw [slachtoffer] is ongeloofwaardig, onbetrouwbaar of leugenachtig. Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden.
Meer subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt. Dit omdat mevrouw [slachtoffer] heeft ingestemd met de sm-seks, zoals die heeft plaatsgevonden. Daarom dient verdachte te worden ontslagen van verdere rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Mishandeling in de periode 1 januari 2010 tot 19 oktober 2010
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een bewezen verklaring van een mishandeling over de periode 1 januari 2010 tot 19 oktober 2010. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Mishandeling op 19 oktober 2010
Mevrouw [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. Tijdens die aangifte heeft zij -kort samengevat- verklaard dat zij op 19 oktober 2010 door verdachte:
- meerdere malen met een houten stok en met een stok van een Swiffer is geslagen,
- bij haar haren is gepakt en haar hoofd een paar keer met kracht tegen de muur is geslagen,
- met kracht met de achterkant van een mes op haar hoofd is geslagen,
- aan haar haren is getrokken naar de woonkamer toe.
Uit de aangifte volgt dat de mishandeling langer tijd duurde en sprake was van een zeer driegende situatie voor mevrouw [slachtoffer]. Het lukte haar pas de woning te verlaten toen verdachte buiten een sigaret is gaan roken.
Tegenover de rechter-commissaris heeft mevrouw [slachtoffer] op 9 juni 2011 verklaard dat het bij haar geconstateerde letsel was ontstaan door sm-seks met verdachte. De sm-sex vond plaats op haar initiatief, zij kon aangeven als verdachte moest stoppen en zij heeft nooit gezegd dat hij moest stoppen. Tevens heeft zij letsel opgelopen doordat zij tijdens de sm-sex van het bed is gevallen. Zij heeft aangifte tegen verdachte gedaan uit wraak, omdat verdachte op de 19e oktober tegen haar had bekend een prostituee te hebben bezocht. Zij is toen eerst buiten gaan wandelen maar kon niet tot rust komen. Zij heeft daarop met haar hoofd tegen een paal of balustrade geslagen waardoor zij de hoofdwond heeft opgelopen.
Gelet op deze tegenstrijdige verklaringen van mevrouw [slachtoffer] dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of en zo ja, welke verklaringen van mevrouw [slachtoffer] tot bewijs kunnen worden gebezigd. Uitgangspunt daarbij is dat mevrouw [slachtoffer] ter terechtzitting dient te worden gehoord. Dit opdat de rechtbank zich door eigen waarneming van de getuige een oordeel zal kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van diens verklaringen (vergelijk: HR 1 februari 1994, LJN: AB7528).
In opdracht van de rechtbank heeft het openbaar ministerie getracht mevrouw [slachtoffer] te traceren. Uit een uitreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Almere is gebleken dat mevrouw [slachtoffer] uit Nederland is vertrokken naar een adres in Frans Guyana. De officier van justitie heeft voorgesteld de zaak aan te houden om mevrouw [slachtoffer] te traceren en haar te horen op zitting. De verdediging heeft het nader horen van haar mevrouw [slachtoffer] niet noodzakelijk geacht.
Zoals ook ter terechtzitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval het niet horen van mevrouw [slachtoffer] ter terechtzitting geen afbreuk doet aan verdachtes recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de huidige voorzitter van de behandelende kamer van de rechtbank als rechter-commissaris mevrouw [slachtoffer] als getuige heeft gehoord. Tijdens dat getuigenverhoor heeft mevrouw [slachtoffer] verklaard omtrent haar redenen om aangifte te doen en om nadien ontlastend voor verdachte te verklaren. Aan de ratio achter voornoemd uitgangspunt is dan ook voldoende tegemoet gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van mevrouw [slachtoffer] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris onvoldoende betrouwbaar zijn. Haar verklaringen passen onvoldoende bij het bij haar geconstateerde letsel. Mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard dat de sm-seks (onder andere) bestond uit het slaan met een houten stok tegen haar billen. Dit kan niet verklaren dat op grote delen van haar lichaam meerdere striemen en hematomen zijn waargenomen. De rechtbank acht evenmin geloofwaardig dat haar hoofdwond boven op haar hoofd, die 4 cm lang was en gehecht diende te worden, veroorzaakt was doordat zij zelf met haar hoofd tegen een paal sloeg.
De verklaringen door mevrouw [slachtoffer] afgelegd bij haar aangifte acht de rechtbank daarentegen wel geloofwaardig. Deze verklaringen kunnen passen bij het bij haar aangetroffen letsel, zoals omschreven en zoals te zien is op de foto’s in het rechtbankdossier.
Voorts acht de rechtbank de omstandigheden waaronder mevrouw [slachtoffer] tot aangifte is gekomen van belang. Mevrouw [slachtoffer] heeft op 20 oktober 2010 midden in de nacht bij de buren aangebeld met het verzoek om een taxi voor haar te bellen want zij moest naar het ziekenhuis. Zij werd die nacht om 03.08 uur gezien op de spoedeisende hulp en heeft daar verklaard dat verdachte haar heeft mishandeld. Als haar aangifte wordt opgenomen, constateert de verbalisant dat mevrouw [slachtoffer] meerder keren zeer emotioneel werd.
Tot slot acht de rechtbank van groot belang dat mevrouw [slachtoffer] pas in mei 2011, ruim een half jaar na het tenlastegelegde feit, via de raadsman van verdachte aangegeven dat de aangifte niet waar was en dat zij alsnog over de werkelijke oorzaak van het letsel wilde verklaren. Daaraan doet niet af dat zij, blijkens haar verklaring bij de rechter-commissaris, eind 2010 al heeft geprobeerd haar aangifte in te trekken, nu hieruit niet blijkt dat zij niet mishandeld is maar slechts dat zij de aangifte niet wil handhaven omdat zij verder wilde met verdachte en wilde dat hij thuis kwam.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 februari 2011 verklaard: “wat ik gedaan heb, is ook heel erg. Ik heb er ook echt spijt van. Bekijk de foto’s maar. Het is verschrikkelijk”. Hiermee moet verdachte hebben gedoeld op de foto’s in het dossier waarop het letsel van mevrouw [slachtoffer] te zien is. Deze verklaring van verdachte is eerder te begrijpen in het licht van de aangifte van mevrouw [slachtoffer] dan in het licht van de verklaringen over voor beide partijen vrijwillige sm-seks.
Uit de verklaringen van mevrouw [slachtoffer], de medische gegevens en de foto’s in het rechtbankdossier heeft de rechtbank de overtuiging verkregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank acht dan ook bewezen dat:
hij op 19 oktober 2010 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [slachtoffer] meermalen, aan de haren heeft getrokken en aan de haren heeft meegesleurd en met het hoofd tegen een muur heeft geslagen en met een mes heeft geslagen en met een stok heeft geslagen en met de stok van een Swiffer heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt, omdat mevrouw [slachtoffer] heeft ingestemd met de sm-seks. Nu de rechtbank de verklaringen van mevrouw [slachtoffer] over de sm-seks niet geloofwaardig acht, kan het verweer van de verdediging niet slagen, nu de feiten die daartoe gesteld zijn, niet aannemelijk zijn geworden.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie gepleit. Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak gepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 1 juni 2012;
• pro justitia rapport betreffende verdachte, gedateerd 31 januari 2012, opgesteld door J.M.J.F. Offermans, psychiater;
• pro justitia rapport betreffende verdachte, gedateerd 2 november 2011, opgesteld door drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog/ psychotherapeut;
• reclasseringsadvies betreffende verdachte, gedateerd 23 januari 2012, opgesteld door H. Ellen, reclasseringswerker.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote. Hij heeft haar onder meer op haar rug en billen geslagen met twee verschillende stokken, haar met de achterkant van een mes geslagen en haar met haar hoofd tegen een muur geslagen. Zijn echtgenote moest zich hiervoor laten behandelen in het ziekenhuis. Zij had een hoofdwond die gehecht moest worden en over een groot deel van haar lichaam had zij striemen en blauwe plekken. Dit feit vond plaats in de echtelijke woning. Een plaats waar mevrouw [slachtoffer] zich veilig moest kunnen voelen. Deze gevoelens van veiligheid heeft verdachte beschaamd. Uit de verklaring van mevrouw [slachtoffer] volgt dat de mishandelingen langere tijd hebben geduurd, de situatie erg dreigend was en zij pas de woning kon verlaten toen verdachte een sigaretje ging roken. De rechtbank acht dit een ernstig feit waarvoor, ondanks verdachtes beperkte strafblad, slechts een gevangenisstraf van langere duur passend is.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en acht verdachte voor bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte heeft aangegeven niet aan enige vorm van behandeling mee te zullen werken. Voorts is gebleken dat verdachte inmiddels, en naar het zich laat aanzien in ieder geval nog meerdere maanden, vast zit op verdenking van een nieuw strafbaar feit. In een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank dan ook geen meerwaarde.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 300 en 304 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. R.M. Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2012.