ECLI:NL:RBARN:2012:BX1693

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700476-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met voorbedachte rade door gebruik van een waterpomptang

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 18 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 maart 2012 in de gemeente Druten een persoon, hierna aangeduid als [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verdachte heeft [slachtoffer] met een waterpomptang in het gezicht geslagen, wat resulteerde in minimaal 34 hechtingen, blijvende tandbeschadiging en een breuk in de kaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, aangezien hij de waterpomptang had meegenomen en de gelegenheid had om zijn actie te heroverwegen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij een forensische instelling. De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft een schadevergoeding van € 3.994,- gevorderd, welke door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waaronder getuigenverklaringen en medische rapporten. De rechtbank concludeerde dat het bewezenverklaarde feit, zware mishandeling met voorbedachte rade, strafbaar is en dat de verdachte niet kan worden vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/700476-12
Datum zitting : 04 juli 2012
Datum uitspraak : 18 juli 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg te Arnhem.
raadsvrouw : mr. J.H. Schaap te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2012 in de gemeente Druten tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten 44 hechtingen, zowel (deels) in het gezicht als (deels) in de mond en/of één tand blijvend uit de mond en/of drie
afgebroken tanden die zijn teruggezet waarvan de kans groot, althans aanwezig is, dat deze zullen afsterven en moeten worden vervangen door een kunstgebit en/of een breuk in de kaak (subgingivale radixfractuur) en/of langdurige nekklachten), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een waterpomptang, althans een stuk gereedschap, althans (zwaar) metalen voorwerp in/op het gezicht, althans op tegen het hoofd te slaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 maart 2012 in de gemeente Druten tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte raden, althans opzettelijk, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een waterpomptang, althans een stuk gereedschap, althans een (zwaar) metalen voorwerp in/op het gezicht, althans op tegen het hoofd te slaan terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 04 juli 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.H. Schaap, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzititng verschenen [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. A.K. Kooij, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 maart 2012 heeft verdachte [slachtoffer] in de gemeente Druten éénmaal in het gezicht geslagen. Verdachte heeft daaraan voorafgaande een hoofdklem bij [slachtoffer] aangelegd en hem gevraagd of hij twee meisjes had bedreigd, en hij heeft ten antwoord heeft gekregen dat dat niet zo was. Door de klap heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, te weten minimaal 34 hechtingen deels in het gezicht en in de mond, één tand blijvend uit de mond, drie afgebroken tanden die zijn teruggezet, maar waarvan de kans aanwezig is dat deze zullen afsterven en moeten worden vervangen door een kunstgebit en een breuk in de kaak (subgingivale radixfractuur) en langdurige nekklachten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht met een waterpomptang, zoals primair ten laste is gelegd.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte, de getuigenverklaringen en het aantreffen van de bebloede waterpomptang in de struiken. De getuigen hebben verklaard dat verdachte vol uithaalde met de tang, hetgeen ook overeenkomt met de ernstige verwondingen van aangever. Een harde klap met een waterpomptang geven is alleen maar gericht op het toebrengen van ernstig letsel, zodat vol opzet op zware mishandeling moet worden aangenomen. Wat de voorbedachte raad betreft blijkt uit de getuigenverklaringen dat verdachte achter [slachtoffer] is aangegaan en dat hij daarbij een waterpomptang heeft meegenomen. Nadat verdachte een hoofdklem bij [slachtoffer] had aangelegd, hem had gevraagd of hij twee meisjes had bedreigd en ten antwoord had gekregen dat dat niet zo was, heeft verdachte de kans gehad om zich te bezinnen en [slachtoffer] te laten gaan. Dat heeft hij niet gedaan. In plaats daarvan heeft verdachte vol uitgehaald met de waterpomptang en [slachtoffer] in het gezicht geslagen. Het letsel dat hierdoor is ontstaan (44 hechtingen en ernstige tand- en kaakfracturen in combinatie met hardnekkig nekletsel), waarvoor [slachtoffer] al vele medische behandelingen heeft moeten ondergaan, kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich kort samengevat op het standpunt dat verdachte ontkent (en ook niet meer weet) dat hij met een waterpomptang heeft geslagen, zodat dit deel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen. Omdat verdachte zich nog weinig kan herinneren van het voorval en in een soort roes verkeerde, kan de voorbedachte raad evenmin worden bewezen. Verder wordt betwist dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging concludeert dan ook dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich.
Beoordeling door de rechtbank
waterpomptang
Getuige [getuige1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte aan kwam rijden op een scooter, en dat hij een waterpomptang in zijn hand vast had. De getuige zag dat verdachte afstapte, op [slachtoffer] afliep en hem met zijn linker hand in een soort hoofdklem zette. Vervolgens zag de getuige dat verdachte [slachtoffer] met de waterpomptang op zijn gezicht sloeg. Getuige [getuige2] heeft tevens verklaard dat verdachte een waterpomptang in zijn handen had en dat hij hiermee uithaalde en [slachtoffer] vol op zijn mond sloeg. Verbalisanten hebben op aanwijzing van een getuige een bebloede waterpomptang in de struiken nabij de plaats delict aangetroffen.
Gelet op de getuigenverklaringen en het aantreffen van de bebloede waterpomptang in de struiken acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] met een waterpomptang heeft geslagen.
voorbedachte raad
Getuige [getuige3] heeft verklaard dat hij met verdachte bij de brandweerkazerne in Druten stond en dat verdachte zei dat hij [slachtoffer] wilde terugpakken voor de bedreiging van twee meisjes. Getuige [getuige3] had zijn buddyseat, waarin hij veel gereedschap heeft zitten, leeggehaald om zijn sigaretten te pakken. Verdachte en [naam] zijn toen weggereden om [slachtoffer] aan te spreken. Getuige [getuige3] zag in de verte dat verdachte iets in zijn hand had. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte aan kwam rijden op een scooter en dat hij een waterpomptang in zijn hand vast had. Hij hoorde dat verdachte vroeg aan [slachtoffer] of hij een paar meiden had bedreigd. Toen zag getuige [getuige1] dat verdachte op [slachtoffer] afliep, hem met zijn linker hand in een soort hoofdklem zette en zijn vraag nogmaals herhaalde. Toen [slachtoffer] opnieuw ‘nee’ zei, sloeg verdachte [slachtoffer] met de waterpomptang in zijn gezicht. Ook heeft getuige [getuige1] verklaard dat de waterpomptang van [getuige3] was.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat verdachte heeft nagedacht over wat hij wilde gaan doen, hij heeft immers welbewust een waterpomptrang meegenomen, en vervolgens ook heeft doorgezet, terwijl er meerdere momenten zijn geweest waarop hij alsnog van zijn plan had kunnen afzien. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad [slachtoffer] met een waterpomptang in het gezicht heeft geslagen. Dat verdachte mogelijk in een soort roes handelde, zoals hij zegt, maakt dit niet anders.
zwaar lichamelijk letsel
[slachtoffer] heeft door de slag met de waterpomptang minimaal 34 hechtingen gehad deels in het gezicht en deels in de mond, één tand blijvend uit de mond, drie afgebroken tanden die zijn teruggezet, maar waarvan de kans aanwezig is dat deze zullen afsterven en moeten worden vervangen door een kunstgebit, een breuk in de kaak (subgingivale radixfractuur) en langdurige nekklachten. [slachtoffer] is inmiddels al twaalf maal bij de tandarts geweest en moet nog meerdere malen terugkomen. Daarnaast is [slachtoffer] onder behandeling bij een fysiotherapeut. Onduidelijk is of de nekklachten nog zullen verdwijnen.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en de medische verklaringen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] als gevolg van het incident letsel heeft opgelopen, dat gelet op de aard en ernst ervan en de langere duur van genezing wordt gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 22 maart 2012 in de gemeente Druten, alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten minimaal 34 hechtingen, zowel (deels) in het gezicht als (deels) in de mond en één tand blijvend uit de mond en drie afgebroken tanden die zijn teruggezet waarvan de kans aanwezig is, dat deze zullen afsterven en moeten worden vervangen door een kunstgebit en een breuk in de kaak (subgingivale radixfractuur) en langdurige nekklachten), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] eenmaal (met kracht) met een waterpomptang, in het gezicht, te slaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
zware mishandeling met voorbedachten rade
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie benadrukt ter onderbouwing van de strafeis dat het gaat om een ernstig feit, dat is gepleegd voor een school en waarvan vele omstanders getuige zijn geweest. Verdachte is al eerder voor mishandeling veroordeeld. De psycholoog heeft geconcludeerd dat vanwege een ontwikkelingsstoornis de kans op herhaling aanwezig is en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Gelet hierop heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat, nu verdachte een beperkt strafblad heeft, hij verminderd toerekeningsvatbaar is en bereid is om direct bij Kairos in behandeling te gaan hem een gevangenisstraf dient te worden opgelegd gelijk aan het voorarrest met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering en de psycholoog zijn geadviseerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 23 maart 2012;
• een beknopt advies van Reclassering Nederland, d.d. 23 maart 2012, betreffende verdachte;
• een advies van Reclassering Nederland, d.d. 14 juni 2012, betreffende verdachte, en
• een monodisciplinair rapport van drs. B. van Giessen, klinisch psycholoog, gedateerd 21 juni 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is op klaarlichte dag met een waterpomptang naar een school gegaan, alwaar [slachtoffer] buiten stond te wachten op zijn vriendin en heeft [slachtoffer] vervolgens daar met die waterpomptang op zijn gezicht geslagen. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel aan zijn gebit en zijn nek opgelopen, waarvan hij in zijn dagelijkse leven nog steeds hinder ondervindt. Dit is een ernstig feit.
Verdachte is in het verleden, te weten in 2007, eerder veroordeeld voor mishandeling. Hij heeft toen een werkstraf van 60 uren opgelegd gekregen.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een pervasieve ontwikkelingsstoornis. De kans is volgens de psycholoog reëel dat verdachte gelet op zijn beperkte inlevingsvermogen, geringe cognitieve flexibiliteit en impulsitviteit opnieuw tot soortgelijk gedrag komt. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en hem te laten behandelen door Kairos, ambulante forensische zorg te Tiel. Uit het reclasseringsrapport van 14 juni 2012 blijkt dat
verdachte moet leren zijn agressie in de hand te houden. De reclassering schat het recidiverisico in als laag gemiddeld. Gezien de samenhang van de persoonlijkheidskenmerken en het delictgedrag wordt een meldingsgebod bij de reclassering en een behandelverplichting bij Kairos geadviseerd.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het feit, de ernst van het letsel van [slachtoffer] en op de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor een gewelddelict is veroordeeld een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank komt, mede gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, wel tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld dat verdachte zich zal moeten melden bij de reclassering en dat hij zich zal moeten laten behandelen bij Kairos of een soortgelijke instelling.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.994,-. Ter terechtzitting is toegelicht dat het bedrag aan kosten die nog zijn te verwachten voor het herstel van het gebit hierin niet zijn opgenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen tot het bedrag van € 3.994,-, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 49 dagen hechtenis. Ten aanzien van de nog te maken kosten voor gebitsherstel heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van € 3.994,- aan materiële en immateriële schade, als gesteld en niet weersproken, toewijzen, waarbij de omvang van de materiële schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op het gestelde bedrag is begroot. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van toekomstige schade. Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 302 en 303 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten las¬te gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf vier (4)maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering Nederland zullen worden gegeven, en zich gedurende een door de Reclassering Nederland bepaalde periode blijven melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde dient een ambulante behandeling te volgen bij Kairos, forensisch psychiatrische polikliniek te Tiel, of een andere, vergelijkbare instelling, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 3.994,- (drieduizendnegenhonderdvierennegentig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 3.994,- (drieduizendnegenhonderdvierennegentig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 49 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. M. van der Linde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2012.