ECLI:NL:RBARN:2012:BX1351

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/721537-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging na overtreding bijzondere voorwaarde in het kader van voorwaardelijke veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 4 juli 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 203 dagen, opgelegd aan de veroordeelde op 16 mei 2012. De vordering was ingediend door de officier van justitie, nadat de veroordeelde op 6 juni 2012 de Piet Roordakliniek had verlaten, waar hij onder bijzondere voorwaarden verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde heeft overtreden door de kliniek te verlaten, ondanks dat er een gesprek met de Reclassering was georganiseerd om mogelijke problemen te bespreken. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet de kans heeft genomen om de situatie op te lossen en dat een nieuw indicatietraject voor behandeling niet binnen een redelijke termijn haalbaar is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en de ingediende stukken, waarbij de rechtbank ook de relevante wetsartikelen in acht heeft genomen. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van bijzondere voorwaarden bij voorwaardelijke veroordelingen en de consequenties van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/721537-11
Beslissing van de meervoudige kamer in bovengenoemde rechtbank op de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 11 juni 2012 met betrekking tot de veroordeelde:
naam: [veroordeelde]
geboren op: [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats]
verblijfadres: [adres]
plaats: [woonplaats]
thans verblijvende in de PI de Berg te Arnhem.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 04 juli 2012 zijn gehoord:
- de veroordeelde,
- de raadsman van veroordeelde, mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Ermelo,
- [naam] van Reclassering, GGZ Tactus Zutphen en
- de officier van justitie mr. S. Markink.
2. De feiten
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- Het vonnis van de rechtbank van 16 mei 2012 waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 203 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarde:
o veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen en opdrachten hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een klinische behandeling bij de Piet Roordakliniek voor de duur van maximaal 1 jaar of zoveel korter als door genoemde instelling nodig wordt geacht.
- Een advies tenuitvoerlegging d.d. 7 juni 2012 van de Reclassering, GGZ Tactus Zutphen, waarin wordt gerapporteerd dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorschriften en aanwijzingen van de Reclassering en zich op 6 juni 2012 heeft onttrokken aan de bij de bijzondere voorwaarde opgelegde klinische opname.
- Een vordering voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling ex artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de daarop door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank op 11 juni 2012 gegeven beslissing waarbij de vordering van de officier van justitie is toegewezen.
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.
4. Het standpunt van de verdediging
De raadsman, die heeft opgemerkt dat de grondslag van de vordering van de officier van justitie in beginsel juist is, heeft verzocht de beslissing op de vordering van de officier van justitie aan te houden, en de Reclassering opdracht te geven om op een korte termijn na te gaan of er een vervolg behandeltraject is, althans een plaats waar betrokkene kan verblijven in afwachting van een hernieuwde plaatsing. Daarbij zou dan tevens het door de rechter-commissaris gegeven bevel voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling moeten worden opgeheven. Behandeling van veroordeelde is opportuun.
5. De motivering van de beslissing
De rechtbank is, gelet op de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, van oordeel dat een voorwaardelijk opgelegde straf een tweede kans is die iemand gegeven wordt, in plaats van een onvoorwaardelijke veroordeling. Veroordeelde heeft die tweede kans niet genomen. Hij heeft de opgelegde bijzondere voorwaarde overtreden, door op 6 juni 2012 de Piet Roordakliniek te verlaten. Ondanks de problemen die veroordeelde meende te ervaren binnen de kliniek, had hij de kliniek de kans moeten geven daar een oplossing voor te zoeken. Daarvoor was in overleg met veroordeelde door de Reclassering een gesprek georganiseerd op 8 juni 2012. Veroordeelde verbleef pas kort in de kliniek en hield het toen om zijn moverende redenen voor gezien.
De rechtbank heeft nog nagedacht over de vraag of het voorstel van de raadsman, aanhouding van de behandeling om na te gaan of er mogelijkheden zijn veroordeelde binnen redelijke termijn elders in het kader van een behandeling te laten opnemen, gevolgd zou moeten worden. De rechtbank is van oordeel dat dit binnen een redelijke termijn niet haalbaar is. Een nieuw indicatietraject zal tenminste enige maanden in beslag nemen, zo leert de ervaring. Dat een geheel nieuw indicatietraject gevolgd zal moeten worden, is aan veroordeelde zelf te wijten. Indien veroordeelde twee dagen geduld had gehad en het voor hem georganiseerde gesprek met de Reclassering en de behandelcoördinator van de Piet Roordakliniek had afgewacht, had mogelijkerwijs wel een oplossing geboden kunnen worden. Veroordeelde heeft er echter bewust voor gekozen die twee dagen niet af te wachten. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet anders dan de vordering van de officier van justitie, strekkende tot de tenuitvoerlegging van de 203 dagen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, toe te wijzen.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende.
Anders dat de raadsman heeft bepleit, ziet artikel 14fa achtste lid van het Wetboek van Strafrecht naar het oordeel van de rechtbank slechts op die gevallen waarin de rechtbank tot een afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie komt. Dan moet immers het door de rechter-commissaris op grond van artikel 14fa vijfde lid van het Wetboek van Strafrecht gegeven bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging worden opgeheven. De wet voorziet niet in een afzonderlijke beroepsmogelijkheid tegen een door de rechter-commissaris gegeven beslissing op een vordering voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling. Wel is in artikel 14h, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht bepaald dat, indien de rechter-commissaris de voorlopige tenuitvoerlegging heeft bevolen, het onderzoek van de zaak binnen 30 dagen na dat bevel dient te geschieden. Daaraan is in deze voldaan.
De rechtbank heeft bij de beslissing de betrekkelijke wetsartikelen in aanmerking genomen.
6. De beslissing
Wijst toe de vordering.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van
16 mei 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 203 (tweehonderddrie) dagen.
Aldus beslist door:
mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. H.G. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 04 juli 2012.