Parketnummer : 05/700446-12
Datum zitting : 27 juni 2012
Datum uitspraak : 11 juli 2012
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord.
raadsvrouw : mr. C.B. Bos, advocaat te Nijkerk.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
primair hij op of omstreeks 17 maart 2012 te Bennekom, gemeente Ede, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, één of meermalen die [slachtoffer] in het lichaam (arm en/of hoofd en/of rug en/of hand) en/of in het hoofd heeft gestoken en/of één of meermalen
die [slachtoffer] met een mes heeft geslagen/gesneden op/tegen/in het lichaam (arm en/of
hoofd en/of rug en/of hand) en/of op/tegen/in het hoofd en/of meermalen (terwijl deze
[slachtoffer] weerloos op de grond lag, althans terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag) met geschoeide voet in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair hij op of omstreeks 17 maart 2012 te Bennekom, gemeente Ede, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, één of meermalen die [slachtoffer] in het lichaam (arm en/of hoofd en/of rug en/of hand) en/of in het hoofd heeft gestoken en/of één of meermalen
die [slachtoffer] met een mes heeft geslagen/gesneden op/tegen/in het lichaam (arm en/of
hoofd en/of rug en/of hand) en/of op/tegen/in het hoofd ) en/of één of meermalen
(terwijl deze [slachtoffer] weerloos op de grond lag, althans terwijl deze [slachtoffer]
op de grond lag) met geschoeide voet in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geschopt
en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 17 maart 2012 te Bennekom, gemeente Ede, (in een café de Dorpsherberg), ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk deze [slachtoffer] met een (bier)glas in het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of deze [slachtoffer] een (bier)glas in het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft gegooid, althans een (bier)glas in de richting van het hoofd, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 juni 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.B. Bos, advocaat te Nijkerk.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer]. Namens hem is ter terechtzitting verschenen mr. R. Hebly, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 17 maart 2012 te Bennekom [slachtoffer] (hierna: aangever) met een mes geslagen tegen zijn arm, hoofd, rug en hand. Tevens heeft verdachte aangever, terwijl aangever op de grond lag, meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd geschopt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde op grond van de aangifte, de letselverklaring van aangever en de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu niet bewezen kan worden dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op het overlijden van aangever.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dezelfde middag na het gebeuren (dat plaatsvond omstreeks 02.15 uur) het volgende verklaard: ‘ik ben op dat moment de auto uitgestapt met maar een doel. Ik wilde hem (aangever) een lesje leren. Ik bedoel hiermee dat ik [slachtoffer] even te grazen wilde nemen (…) terwijl ik achter hem aanliep heb ik luidkeels naar hem geroepen dat ik hem af zou maken. Nou is het een op een (…) [slachtoffer] kwam ten val (…) Nadat ik bij [slachtoffer] was gekomen heb ik hem hard geschopt (…) Ik heb hem echt met volle kracht geschopt (…) Ik denk dat ik [slachtoffer] ongeveer 10 keer heb geschopt (…) Ik heb hem voornamelijk op zijn hoofd getrapt (…) Mijn opzet was steeds om hem op het hoofd te raken. Ik ben mij er goed van bewust dat op de wijze waarop ik [slachtoffer] heb mishandeld, dit heel goed de dood ten gevolge had kunnen hebben voor [slachtoffer]. De trappen waren zo hard dat dit zeker had kunnen gebeuren.’
Naar aanleiding van de ter terechtzitting gestelde vraag of verdachte, toen hij deze verklaring aflegde, nog wist of hij ten tijde van het schoppen het opzet had om aangever zo hard mogelijk aan het hoofd te raken en dat hij zich er van bewust was dat dit tot de dood van aangever zou kunnen leiden, heeft verdachte verklaard dat hij denkt van wel omdat het gebeuren kort daarvoor had plaats gevonden. Hij heeft ook gezegd dat hij niets aan die verklaring wil veranderen. De rechtbank heeft dan ook, mede gelet op het moment van afleggen van de verklaring zoals hiervoor weergegeven, geen reden te twijfelen aan deze verklaring.
Ter terechtzitting heeft verdachte tevens verklaard dat de schoenen die hij ten tijde van het gebeuren droeg, van stevig materiaal zijn.
Op 19 maart 2012 heeft verdachte verklaard dat hij zijn broertje [naam] die nacht heeft gebeld om te vragen of hij verdachte op wilde komen halen en of hij een mes mee wilde nemen. Toen verdachte bij zijn broertje in de auto stapte zei hij tegen zijn broertje dat hij aangever wilde zoeken. Toen hij aangever zag heeft hij niet alleen op hem ingetrapt maar hem ook met het mes geslagen, van boven naar beneden. Toen hij heel veel bloed zag bij aangever is hij gestopt en heeft daarna de telefoon van aangever kapot gegooid omdat hij bang was dat aangever zijn vrienden zou bellen.
Als gevolg van het slaan met het mes is bij aangever onder meer een slagader in zijn hand doorgesneden waarbij veel bloedverlies heeft plaatsgevonden en waardoor aangever in levensgevaar is geraakt.
In het dossier bevindt zich de weergave van een What’s App bericht dat verdachte op 17 maart 2012 om 02.02 uur heeft verzonden. Hierin staat: ‘maat net met de nieuwe vriend van me ex gezeik gehad ga nu met me broertje en een maat ze dood make’.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte willens en wetens, in de zin van ‘vol’ opzet, heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven. Dat verdachte dit, achteraf gezien, toch niet gewild heeft, doet daar niet aan af, nu verdachte op het moment zelf ten volle het doel had aangever dood te maken.
Hiermee is het verweer van de raadsvrouw verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Primair hij op 17 maart 2012 te Bennekom, gemeente Ede, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met een mes heeft geslagen tegen het lichaam (arm en hoofd en rug en hand) en meermalen (terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag) met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige G. van der Heijden, p. 31;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 juni 2012;
- het proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 55.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 17 maart 2012 te Bennekom, gemeente Ede, (in een café de Dorpsherberg), ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk deze [slachtoffer] een (bier)glas tegen het hoofd heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging doodslag
Ten aanzien van feit 2:
poging zware mishandeling
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van feit 2 een beroep op noodweer danwel noodweerexces toekomt en dat hem ten aanzien van feit 1 een beroep op noodweerexces toekomt. Voor beide feiten dient dit te leiden tot een ontslag van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsvrouw het volgende betoogd.
Aangever heeft verdachte uit het niets een krachtige vuistslag in het gezicht gegeven. Hierdoor ontstond voor verdachte een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf en eerbaarheid en was sprake van een noodweersituatie. Verdachte heeft hierop in een direct gereageerd door het bierglas dat hij in zijn hand had in het gezicht van aangever te gooien. Verdachte had aangever niet weg kunnen duwen omdat hij het glas in zijn hand had en omdat hij overrompeld was door de onverwachte en harde vuistslag van aangever en aldus in een reflex heeft gereageerd.
Deze noodweersituatie duurde voort althans herleefde toen verdachte binnen en buiten het café opnieuw in elkaar werd geschopt en geslagen. Hij wist uiteindelijk weg te rennen en heeft zijn broer gebeld om hem op te komen halen. Hij was in paniek en bang dat aangever en [naam], die hem mishandeld hadden, versterking zouden halen en hem opnieuw zouden mishandelen. Toen ze in de auto zaten kwam aangever bij toeval langs. Verdachte kreeg toen een waas voor zijn ogen en hij sloeg door. Hij heeft, zoals hij ook zelf heeft verklaard, niet bewust gehandeld maar is geëxplodeerd. Door zijn mishandeling was hij heel angstig geworden en toen hij aangever zag werd hij, vanuit die angst, ook heel boos. Vanuit die gemoedstoestand heeft hij gehandeld zoals hij heeft gedaan en komt hem een beroep op noodweerexces toe. De raadsvrouw vindt hiervoor ook ondersteuning in het psychologisch rapport dat omtrent verdachte is opgemaakt.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd het beroep op noodweer(exces) te verwerpen, gelet op de verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd dat hij doelbewust het glas tegen het hoofd van aangever heeft gegooid. Verdachte zegt daar niet dat hij zichzelf moest verdedigen en had best weg kunnen gaan. Omdat geen sprake is van noodweer, komt verdachte ook geen beroep op noodweerexces toe.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat aangever verdachte als eerste een klap in het gezicht heeft gegeven. Daarna heeft verdachte een bierglas tegen het hoofd van aangever gegooid. De middag na het gebeuren heeft verdachte hierover verklaard: ‘ik heb met volle vaart, vol gas, het glas tegen zijn hoofd gegooid. Ik heb het glas, doelbewust en met vaart tegen zijn hoofd gegooid. Dit was ook mijn bedoeling’.
Gelet op deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de gedraging van verdachte geboden is geweest ter noodzakelijke verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding. Hij verklaart immers zelf niet dat hij handelde ter verdediging, maar veeleer is blijkens die verklaring sprake geweest van een handelen uit represaille.
Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie, behoeft het terzake het onder 2 tenlastegelegde gedane beroep op noodweerexces, geen bespreking.
Vast staat tevens dat verdachte daarna zowel in als buiten het café door aangever en een ander danwel anderen flink is mishandeld. Verdachte is daarna weggerend en heeft zijn broertje gebeld.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor bij feit 1 onder het kopje ‘beoordeling door de rechtbank’ heeft opgenomen omtrent het handelen van verdachte en hetgeen hij hierover heeft gezegd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat het schoppen en slaan met een mes van aangever door verdachte, geboden is geweest ter noodzakelijke verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding, nu veeleer sprake is geweest van een handelen uit represaille.
Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie, behoeft het terzake het onder 1 tenlastegelegde gedane beroep op noodweerexces, geen bespreking.
Ook voor het overige is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van met name het onder 1 tenlastegelegde en de gevolgen die dit heeft gehad voor het slachtoffer. De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten, met het feit dat hij ten tijde van het plegen van de feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, verdachte zelf hulp had gezocht bij Kairos en met het feit dat het slachtoffer hem heeft uitgedaagd en verdachte daarna zelf fors mishandeld is.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen kleding en mobiele telefoon aan hem teruggegeven zullen worden; dat de onder aangever inbeslaggenomen kleding aan hem teruggegeven zal worden en dat de overige inbeslaggenomen goederen waarvan de eigenaar onbekend is gebleven, verbeurd worden verklaard. Ten aanzien van het inbeslaggenomen mes heeft de officier van justitie gevorderd dat deze onttrokken wordt aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een fors lagere - en gedeeltelijk voorwaardelijke - straf op te leggen dan geëist en daarbij rekening te houden met de volgende omstandigheden.
Verdachte had zichzelf al aangemeld voor een behandeling bij Kairos, vanwege agressieproblematiek. Hij wil hier graag zo snel mogelijk mee beginnen. Ook de reclassering staat achter de behandeling.
Er is bij verdachte sprake van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag/gemiddeld. De psycholoog heeft aangegeven dat door een goede behandeling het recidiverisico omlaag gaat.
Verdachte heeft niet eerder soortgelijke feiten begaan.
Verdachte heeft reeds 102 dagen in voorarrest gezeten.
Verdachte is die nacht zelf ook mishandeld.
Vanwege bedreigingen is verdachte genoodzaakt om na zijn vrijlating elders een nieuwe start te maken.
Als gevolg van het gebeuren is verdachte zijn baan kwijt geraakt.
Verdachte heeft schuldbesef en spijt.
De raadsvrouw heeft tevens verzocht om de inbeslaggenomen kleding en mobiele telefoon van verdachte aan hem terug te geven.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstadigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 juni 2012;
• een briefrapport van B. Gotink, psychiater, d.d. 5 april 2012, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, gedateerd
12 juni 2012, betreffende verdachte en
• een reclasseringsadvies van Iriszorg, d.d. 13 juni 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft aangever doelbewust een bierglas in zijn gezicht gegooid. Weliswaar heeft aangever verdachte daaraan voorafgaand geslagen, maar dit vormt geen rechtvaardiging voor hetgeen verdachte heeft gedaan.
Daarna is verdachte zelf mishandeld, maar ook dit kan niet rechtvaardigen dat verdachte daarna doelbewust met een mes op zoek is gegaan naar aangever, en hem, eveneens doelbewust, meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt en hem met een machete meermalen heeft geslagen. Daarna heeft verdachte, terwijl hij zag dat aangever onder het bloed zat, de telefoon van aangever kapot gemaakt zodat hij niemand kon bellen en heeft hij het mes in een put gegooid.
Als gevolg van de mishandeling door verdachte is een slagader in de hand van aangever doorgesneden en verkeerde hij door hevig bloedverlies in levensgevaar. Door het kapot maken van de telefoon heeft verdachte het aangever onmogelijk gemaakt hulp in te schakelen. Ook verdachte heeft geen hulp ingeschakeld. Hij heeft het slachtoffer in die zwaargewonde toestand aan zijn lot overgelaten.
Naast psychische schade heeft aangever aan het handelen van verdachte blijvende littekens overgehouden. Bovendien zijn de pezen van zijn linkerhand ernstig beschadigd waardoor het de verwachting is dat de kracht in die hand nog maar gedeeltelijk terug kan komen.
Dergelijke feiten zorgen daarnaast ook voor gevoelens van angst en onveiligheid binnen de samenleving in het algemeen.
De rechtbank acht dit een ernstig feit waarvoor in beginsel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist, een passende straf is. Verdachte dient te beseffen dat het op een dergelijke manier nemen van wraak volstrekt ongeoorloofd is.
De rechtbank houdt daarnaast, ten voordele van verdachte, rekening met de volgende omstandigheden.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten.
Bij verdachte is een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit geconstateerd met impuls- en agressieregulatieproblemen als gevolg waarvan hij enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht dient te worden. Voor zijn agressieprobleem had verdachte al voor het gebeuren hulp gezocht bij Kairos en hij is nog steeds gemotiveerd hier aan te werken.
Voorts is de rechtbank er door de houding van verdachte ter terechtzitting van overtuigd geraakt dat verdachte oprecht spijt heeft van het gebeurde.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overige omstandigheden zoals door de raadsvrouw aangevoerd, waarbij in het bijzonder heeft mee gewogen dat verdachte als eerste werd aangevallen en geslagen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank geen andere straf passend en geboden dan een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Naast het benadrukken van de ernst van het feit dient de voorwaardelijke straf tevens om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen.
De rechtbank ziet, gelet op de problematiek van verdachte en de inhoud van het reclasseringsrapport, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering; deel zal nemen aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld; zich zal onthouden van het gebruik van harddrugs en alcohol en zich verplicht zal laten behandelen bij Kairos of een soortgelijke instelling.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes, met betrekking tot waarmee het onder 1 primair bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding, schoenen en telefoon behoren aan hem toe en zullen aan hem teruggegeven moeten worden.
De onder aangever inbeslaggenomen kleding en schoenen behoren aan aangever toe en zullen aan hem teruggegeven moeten worden.
Voorts is in beslag genomen een kapje van de koplamp van een fiets, het achterlicht van een fiets en een blikje frisdrank. De eigenaar hiervan is onbekend. Omdat de rechtbank niet in staat is een persoon als rechthebbende van die goederen aan te merken zal de rechtbank de bewaring van die voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende bevelen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.526,09, bestaande uit € 1.526,09 terzake een voorschot op de materiële schade en bestaande uit € 5.000,- terzake een voorschot op de immateriële schade. Verzocht is het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, nu zij de vordering voldoende onderbouwd acht, verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het gehele bedrag van € 6.526,09 bij wijze van voorschot toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het daarbij behorende aantal dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, danwel ontslag van alle rechtsvervolging, verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair heeft zij eveneens niet-ontvankelijkheid bepleit omdat het een grote, ingewikkelde vordering betreft welke een te grote belasting geeft voor het strafproces.
Meer subsidiair heeft zij de gevraagde vergoeding terzake reparatiekosten van het horloge, nieuwe schoenen, de eigen bijdrage van de ziektekostenverzekering, de kosten van de handtherapeut, de reiskosten, kosten van aanschaf van een petje en kosten voor de foto’s, betwist.
Terzake de immateriële schade heeft de raadsvrouw betoogd dat het toe te kennen bedrag fors lager dient te zijn dan het gevraagde bedrag nu niet zeker is of sprake is van blijvende gevolgen bij aangever en de uitspraken waarnaar verwezen is, niet maatgevend zijn. Bovendien hebben de ouders van verdachte via de politie te horen gekregen dat aangever voor het gebeuren al twee niet goed functionerende vingers had aan zijn linkerhand.
De raadsvrouw heeft verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen omdat dit, nu verdachte geen spaargeld en geen inkomsten heeft, neer zal komen op een extra gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank bewezen heeft geacht en gelet op het feit dat alle posten gemotiveerd zijn weergegeven kan niet gezegd worden dat de behandeling van de totale vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank komt derhalve toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering.
Terzake de betwiste posten betreffende de eigen bijdrage van de ziektekostenverzekering, de kosten voor de handtherapeut, de reparatiekosten van het horloge en de reiskosten oordeelt de rechtbank dat,gelet op hetgeen zij bewezen heeft geacht en gelet op de onderbouwing van die kosten, zij de betwisting van de raadsvrouw onvoldoende acht.
De rechtbank zal dan ook deze delen van de vordering toewijzen. Datzelfde geldt voor de delen van de vordering die niet betwist zijn.
De rechtbank zal, zoals ook door de raadsvrouw is verzocht, de vordering terzake de vergoeding van de kosten voor gekochte schoenen, afwijzen nu die schoenen aan de benadeelde zullen worden teruggegeven.
Terzake de gevorderde kosten voor een petje van € 69,95 acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom de benadeelde een petje van een dergelijk, hoog, bedrag aan heeft moeten schaffen. Datzelfde geldt terzake de gevorderde kosten voor de, bij een fotograaf, gemaakte foto’s van het letsel van de benadeelde.
De rechtbank zal dan ook deze delen van de vordering afwijzen.
Het totale bedrag aan materiële schade dat door de rechtbank in ieder geval - en bij wijze van voorschot - wordt toegewezen bedraagt € 1.245,89.
Terzake de immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat de benadeelde door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. In de schriftelijke onderbouwing van de vordering wordt niet gesteld dat sprake zou zijn van blijvend letsel.
De rechtbank is, gelet op hetgeen zij bewezen heeft geacht en gelet op de onderbouwing van de vordering, van oordeel dat het totale gevorderde bedrag van € 5.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag in ieder geval - en bij wijze van voorschot - zal toewijzen aan het slachtoffer.
Hiermee is ook hetgeen de raadsvrouw ter betwisting van de vordering heeft gesteld, verworpen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Thans staat, mede gelet op de leeftijd van verdachte, niet vast staat dat het (toekomstige) inkomen van verdachte ontoereikend zal zijn om het toegewezen bedrag te betalen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 17 maart 2012
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Straf¬recht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten las¬te gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
1. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
2. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
3. dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich bij Iriszorg, Weerdjesstraat 10, 6811JE in Arnhem, telefoonnummer 088-6061311, melden binnen een week na beëindiging van de detentie. Hierna moet hij zich gedurende door Iriszorg reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent en zo lang als Iriszorg reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
4. veroordeelde dient deel te nemen aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld;
5. veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen door Kairos of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de instelling zullen worden gegeven;
6. veroordeelde wordt verboden harddrugs te gebruiken en alcohol te drinken voor zover en voor zolang als de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde is verplicht mee te werken aan controles hierop middels urinecontroles en/of blaastesten, dit zolang als de reclassering het nodig acht.
Geeft opdracht aan de reclassering om aan verdachte bij naleving van voornoemde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding, schoenen en mobiele telefoon, te weten:
- twee donkergrijze sokken;
- twee grijze schoenen maat 42;
- een spijkerbroek;
- een beige t-shirt;
- een witte blouse;
- een grijs sweatshirt en
- een mobiele telefoon, HTC met losse sim-kaart,
aan de veroordeelde.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding en schoenen, te weten:
- een blauwe broek;
- twee witte schoenen;
- ondergoed;
aan de rechthebbende [slachtoffer].
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een kapje van een koplamp van een fiets, een achterlicht van een fiets en een blikje frisdrank, ten behoeve van de rechthebbende.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (1 primair en 2).
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 6.245,89 (zesduizendtweehonderdvijfenveertig euro en negenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 6.245,89 (zesduizendtweehonderdvijfenveertig euro en negenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 66 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M. van der Linde (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. H.G. Eskes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2012.