zaaknummer / rolnummer: 216937 / HA ZA 11-919
de naamloze vennootschap
ATRADIUS CREDIT INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.W. van Odijk te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STORAGE QUALITY SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Emmen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S. Hering-de Monchy te Zutphen.
Partijen zullen hierna Atradius en SQS genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 december 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 maart 2012 waar als getuigen gehoord zijn SQS’ directeur C.G.Th. [[directeur/getuige 1]] en R.H.C. [[getuige 2]],
- de rolverwijzing waaruit blijkt dat Atradius afziet van contra-enquête,
- de akte na getuigenverhoor van SQS
- de antwoordakte na getuigenverhoor van Atradius.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. In het tussenvonnis is SQS toegelaten te bewijzen dat haar namens Atradius is meegedeeld dat er geen kosten meer zouden zijn voor SQS in de kwestie-A1 waarbij als reden is genoemd dat het aanspreken van A1 een interne zaak van Atradius was.
2.2. De getuige [[directeur[directeur[directeur/getuige 1]] heeft, grotendeels in overeenstemming met zijn verklaring ter comparitie, verklaard:
Ik doe zaken met Atradius en ben mij er niet van bewust dat Atradius en Atradius Collections twee verschillende bedrijven zijn. Ik heb één dossiernummer en ik heb gebeld met twee telefoonnummers. Ik realiseerde mij niet dat het ging om iets anders dan een afdeling van Atradius. De heer [betrokkene 1] had vakantie. Toen heb ik [[directeur[getuige 2]] gesproken en dit gesprek heb ik per brief bevestigd. Ongeveer een jaar later heb ik opnieuw telefonisch contact gehad en naar dit gesprek verwezen. Ik sprak toen weer met iemand van Collections, dus van Atradius (…). Ik weet niet wie ik toen aan de telefoon had. Er werken daar veel mensen en ze noemen door de telefoon de naam Atradius. Mij is niet gezegd dat Collections een heel ander bedrijf was.
Op vragen van mr. Hering-de Monchy antwoord ik:
Ik heb Atradius opgebeld omdat ik dat altijd doe als ik een brief ontvangen heb (…). Na de brief van 15 juli 2009 belde ik Atradius omdat de zaak al afgehandeld was en ik wilde weten waarom ik de gerechtskosten moest dragen terwijl het duidelijk was waar A1 mee bezig was. Ik heb in dit gesprek eerst gevraagd naar [betrokkene 1]. Toen kreeg ik [[directeur[getuige 2]] die zijn zaken waarnam. Ik heb de hele geschiedenis uitgelegd (…). Ik weet niet meer hoe hij dit letterlijk heeft gezegd, maar het kwam erop neer dat ook hij vond dat A1 de zaak bedonderd had (…). Hij zei: “Vanaf nu is het onze zaak en jullie hoeven niets te betalen.” Daarna heb ik de brief van 28 juli 2009 gestuurd om dit te bevestigen en omdat ik [betrokkene 1] niet zelf gesproken had. Op deze brief heb ik van Atradius geen reactie gekregen, niet schriftelijk en niet telefonisch.
2.3. De onder meer in deze verklaring genoemde [[directeur[getuige 2]] verklaart als getuige:
Ik kan mij van het gesprek met de heer [[directeur[directeur[directeur/getuige 1]] niets herinneren. Het ging om een zaak van [betrokkene 1], die ik verder niet behandelde en er kwamen in de vakantietijd meer telefoontjes voor collega’s bij mij terecht. Ik heb echter wel de notitie gezien die ik van dat gesprek gemaakt heb.
Ik overhandig u een geprinte uitdraai en de uitgewerkte tekst van de telefoonnotitie (…). Ik weet dat wij zodra het om verzekeringstechnische kwesties of kosten gaat, over de vraag of de verzekering dekking verleent, verwijzen naar Atradius Credit Insurance. Uit de notitie blijkt dat de heer [[directeur[directeur[directeur/getuige 1]] eerst gesproken heeft over de lange duur en heeft aangeboden alle relevante stukken te sturen. Kennelijk is er ook aangegeven dat al uitgekeerd was en ook op die mededeling moet ik naar Atradius Credit Insurance verwezen hebben (…). Wij doen dus nooit uitspraken over dekkingen, vergoedingen en dat soort zaken. Bij ons liggen de betwiste zaken. Van de [betrokkene 2] is een collector van ons kantoor (…).
Op vragen van mr. Hering-de Monchy antwoord ik:
(…). Als ik op mijn werk gebeld word, neem ik de telefoon op met de woorden: “Met [[directeur[getuige 2]] Atradius Collections.” Mensen kunnen naar mijn telefoon doorverbonden worden. Op onze uitgaande post staat een rechtstreeks nummer. Op een brief van [betrokkene 1] staat dus zijn nummer. Als hij vakantie heeft neemt een van ons zijn telefoon op (…). Dat ik overleg heb aangeraden leid ik af uit de notitie. Er staat: “Overlegt met accountmanager en Atradius Amsterdam (enz).” Het komt ook wel voor dat ik met een accountmanager overleg, maar uit deze notitie blijkt niet dat ik dat zou doen. Ik herhaal dat ik mij van het gesprek niets herinner (…). De telefoonnotitie wordt direct na het gesprek gemaakt, tenzij er een telefoontje tussendoor komt (…).
Na voorlezing merk ik nog het volgende op. Als ik had afgesproken dat ik zelf met Atradius Amsterdam of de accountmanager contact zou opnemen, zou ik dat anders in de telefoonnotitie hebben gezet.
2.4. De door [[directeur[getuige 2]] genoemde telefoonnotitie luidt als volgt.
CALL FROM TC dhr [[directeur[directeur[directeur/getuige 1]] directeur: Vind het lang duren. Heeft veel info al gegeven aan Amsterdam en onze heer van de [betrokkene 2]. De email waarom wij vragen zou al eerder zijn gezonden. Maakt nog dossiertje klaar voor ons met relevante stukken en stuurt dat toe. Overlegt met accountmanager en Atradius Amsterdam over noodzakelijkheid procedure nu er al is uitgekeerd en als er voor het behoud van de uitkering geprocedeerd moet worden, of dat via hun huisadvocaat kan nu die specifieke kennis heeft mbt wat zij doen.
2.5. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen, gelezen in samenhang met de telefoonnotitie van [[directeur[getuige 2]], kan worden afgeleid dat [[directeur[directeur[directeur/getuige 1]] – SQS – in de veronderstelling verkeerde en kon verkeren dat hij te woord gestaan werd namens Atradius. Ondanks de manier waarop de telefoon wordt opgenomen door [[directeur[getuige 2]], lijkt verwarring niet uit te sluiten.
2.6. De mededeling die door [[directeur[getuige 2]] gedaan zou zijn dat er geen kosten meer zouden zijn voor SQS in de kwestie-A1, waarbij als reden zou zijn genoemd dat het aanspreken van A1 een interne zaak van Atradius was, komt echter alleen in [[directeur[directeur[directeur/getuige 1]]s verklaring voor. Enige steun daarvoor is elders niet te vinden. Alleen op de verklaring van [[directeur[directeur[directeur/getuige 1]] kan noch mag de rechtbank het bewijs geleverd achten.
2.7. De standpunten van partijen over het bewijs veranderen hier niets aan. In het bijzonder passeert de rechtbank de opmerkingen die SQS maakt over het tussenvonnis, nu zij niets aanvoert dat tot de conclusie leidt dat een eerdere door de rechtbank gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, zodat de rechtbank over zou kunnen gaan tot heroverweging van die eindbeslissing.
2.8. SQS is dus niet in haar bewijs geslaagd. Dit betekent, zoals in het tussenvonnis onder 4.11 is overwogen, dat Atradius’ vordering moet worden toegewezen.
2.9. Voldoende gebleken is dat ten behoeve van Atradius buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht die voor een vergoeding van € 904,00, zoals gevorderd overeenkomstig het rapport Voor-werk II, in aanmerking komen.
2.10. SQS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Atradius worden begroot op:
- dagvaarding € 90,31
- griffierecht 568,00
- salaris advocaat 1.356,00 (3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.014,31
in reconventie
2.11. Zoals in het tussenvonnis al werd overwogen, is de in reconventie opgeworpen kwestie in zijn geheel in conventie aan bod gekomen bij de beoordeling van Atradius’ vordering voor zover deze rente en incassokosten betreft. De vordering van SQS moet, zo volgt uit die beoordeling, worden afgewezen.
2.12. SQS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Atradius worden begroot op € 226,00 voor salaris van de advocaat (1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 452,00).
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. veroordeelt SQS om aan Atradius te betalen een bedrag van € 11.033,57 (elfduizenddrieëndertig euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 4 september 2010 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt SQS om aan Atradius te betalen € 904,00,
3.3. veroordeelt SQS in de proceskosten, aan de zijde van Atradius tot op heden begroot op € 2.014,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5. wijst de vorderingen af,
3.6. veroordeelt SQS in de proceskosten, aan de zijde van Atradius tot op heden begroot op € 226,00,
in conventie en in reconventie
3.7. veroordeelt SQS in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat SQS niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.8. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2012.