ECLI:NL:RBARN:2012:BX0320

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901410-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twaalf jaren gevangenisstraf voor moord op echtgenote met voorbedachten rade

In de zaak tegen de verdachte, die op 29 november 2011 zijn echtgenote om het leven heeft gebracht, heeft de rechtbank Arnhem op 5 juli 2012 uitspraak gedaan. De verdachte heeft zijn vrouw met een honkbalknuppel geslagen en vervolgens een kussen op haar hoofd gedrukt, waardoor zij is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelde met voorbedachten rade, ondanks dat hij niet kon vaststellen wat zijn gemoedstoestand was op het moment van de daad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meerdere momenten had om na te denken over zijn handelen, maar desondanks doorging met zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het delict en de gevolgen voor de nabestaanden. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen kleding van de verdachte teruggegeven, maar de honkbalknuppel, die als moordwapen is gebruikt, is verbeurd verklaard. De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/901410-11
Data zittingen : 14 maart 2012, 8 mei 2012 en 21 juni 2012
Datum uitspraak : 05 juli 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in Maastricht PPC.
raadsvrouw : mr. J.L. Bongers, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 29 november 2011 in de gemeente Arnhem en/of te Nijmegen
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes,
echtgenote) van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte
opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren
genomen besluit, die [slachtoffer] één of meermalen met een (honkbal)knuppel,
althans een soortgelijk voorwerp, op haar hoofd en/of lichaam heeft geslagen
en/of een kussen op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt
heeft gehouden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2011 in de gemeente Arnhem en/of te Nijmegen
opzettelijk [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, echtgenote) van het leven
heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk die [slachtoffer] één of
meermalen met een (honkbal)knuppel, althans een soortgelijk voorwerp, op haar
hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of een kussen op het hoofd van die
[slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden, tengevolge waarvan
voornoemde persoon is overleden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 21 juni 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.L. Bongers, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 november 2011 lag verdachte samen met zijn echtgenote [slachtoffer] in bed in hun huis aan de [adres] te Arnhem. Naast het bed stond altijd een honkbalknuppel tegen inbrekers. Op een gegeven moment is verdachte op de rand van het bed gaan zitten, zag hij de honkbalknuppel staan, pakte deze met twee handen vast en sloeg zijn echtgenote hiermee op haar hoofd. Hij sloeg vervolgens meermalen met de knuppel op haar lichaam en hoofd. Korte tijd later heeft hij een kussen gepakt en op het hoofd van zijn echtgenote gedrukt totdat hij dacht dat ze dood was.
Verdachtes echtgenote, [slachtoffer], is op 29 november 2012 om 14.09 uur ten gevolge van de door verdachte toegebrachte letsels overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, moord.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat er in de feitelijke toedracht die fatale nacht, meerdere momenten aan zijn te wijzen waarop verdachte de gelegenheid had zich te beraden op zijn handelen en een andere keuze had kunnen maken dan hij heeft gemaakt. De officier van justitie wijst daarbij op het moment voordat de eerste klap werd gegeven, het moment na de eerste klap en het moment van het wegbrengen van de kinderen. Verdachte heeft de tijd en die momenten niet benut om terug te komen op zijn besluit. Sterker nog: hij besloot om het karwei af te maken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betwist dat er sprake is geweest van voorbedachten rade. Daarom moet verdachte van het primair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
Verdachte en zijn echtgenote verkeerden in een relatiecrisis, omdat de echtgenote verliefd was geworden op iemand anders. Hij leefde tussen enerzijds de angst dat zijn relatie zou eindigen en anderzijds de hoop dat het toch nog goed zou komen. Het verdriet van de afgelopen tijd, de spanning tussen angst en hoop, de frustratie over hoe het verder moest en alle opgebouwde druk kwam ineens tot uitbarsting. Verdachte heeft gehandeld vanuit een opwelling, een roes. In de reeks van gebeurtenissen die elkaar snel opvolgden is geen moment aan te wijzen waarin verdachte de gelegenheid heeft gehad voor kalm beraad en rustig overleg dan wel bezinning.
Verdachte heeft niet beseft wat hij aan het doen was en kan zijn gedrag nog altijd niet verklaren. Dit duidt op impulsief optreden.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Verder moet komen vast te staan dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet dus de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (Hoge Raad 19 juni 2012, LJN BW8678).
Verdachte heeft verklaard dat hij niet (meer) weet wat hem ertoe gebracht heeft om de honkbalknuppel te pakken en zijn vrouw daarmee te slaan.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn vrouw heeft geslagen om haar dood te maken, dat wilde hij vanaf het moment dat hij aan het slaan was. Verdachte is gestopt met slaan door de binnenkomst van zijn dochter [naam]. Omdat hij niet wilde dat [naam] en zijn andere dochters zijn vrouw zouden zien , heeft hij haar samen met zijn andere dochters, die inmiddels ook wakker waren geworden, naar de buren gebracht. Daarbij heeft hij het alarm in zijn woning uitgeschakeld, de sleutels gepakt, de voordeur van het slot gehaald en bij de buren aangebeld, waarna hij is terug gegaan en zijn vrouw een kussen op haar hoofd heeft gedrukt.
Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen wat de gemoedstoestand en gedachten van verdachte waren op het moment dat hij de knuppel pakte en begon met slaan, stelt de rechtbank op grond van het bovenstaande wel vast dat verdachte wilde dat zijn vrouw dood zou gaan en dat er na de eerste klap meerdere momenten zijn geweest waarop verdachte de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn handelen en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte is ondanks al deze momenten doorgegaan met zijn handelen om zijn doel, de dood van zijn vrouw, te bereiken. Dit maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Primair
hij op 29 november 2011 in de gemeente Arnhem opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, echtgenote) van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na een (kort) tevoren genomen besluit,die [slachtoffer] meermalen met een (honkbal)knuppel, op haar hoofd en lichaam heeft geslagen
en een kussen op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedrukt en gedrukt heeft gehouden, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
‘Moord’
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank gevraagd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor maximaal 6 jaren uitgaande van doodslag, en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte dient verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Uit hetgeen door de psycholoog en psychiater is gerapporteerd, kan immers worden afgeleid dat sprake was van psychische klachten ten tijde van het delict.
Daarnaast heeft verdachte oprecht veel spijt en verdriet van hetgeen hij heeft gedaan. In hoeverre dient vergelding of leedtoevoeging van overheidswege dan nog plaats te vinden?
Voorts is aan verdachte de cautie niet verleend bij het eerste verhoor, ook dit dient in de straf te worden meegewogen. Verder heeft verdachte drie minderjarige dochters voor wie hij er wil zijn. Daarnaast speelt mee dat er veel aandacht in de media is geweest voor deze zaak en dat de reclassering het recidiverisico laag in schat.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 31 maart 2012; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 29 maart 2012, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. P.A.E.M.T. Cremers, psycholoog, gedateerd 2 maart 2012 en van dr. E.M.M. Moll, psychiater, gedateerd 27 februari 2012;
• een (aanvullend) reclasseringsrapport van Reclassering Nederland, d.d. 6 juni 2012.
.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn echtgenote, met wie hij een langdurige relatie en drie kinderen had, om het leven gebracht nadat zij had verteld dat zij verliefd was op een ander en dat de kans meer dan vijftig procent was dat de relatie tussen verdachte en haar zou eindigen.
Door aldus te handelen heeft hij het slachtoffer haar meest dierbare bezit ontnomen, te weten haar leven. Hij heeft de kinderen hun moeder afgenomen en familie en vrienden hun dierbare. Hij heeft hen allen onherstelbaar leed toegebracht.
Moord behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt.
De rechtbank is van oordeel dat het feit verdachte volledig kan worden toegerekend, gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde rapportages en houdt verdachte dan ook volledig verantwoordelijk voor zijn daad.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte wel rekening met het feit dat het in casu een moord betreft die grenst aan een doodslag. Niet is gebleken van een geruime tijd van te voren en zorgvuldige beraamde moord. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zwaar gebukt gaat onder dat wat hij heeft aangericht en dat zijn handelen zijn hele verdere leven een zware psychische last voor hem zal zijn.
De rechtbank komt gelet hierop tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de raadsvrouw om bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat aan verdachte bij zijn eerste verhoor de cautie niet is verleend.
Voor zover de cautie niet is verleend, is verdachte hierdoor niet benadeeld, nu aan verdachte bij de inverzekeringstelling, die voorafging aan het eerste verhoor, de cautie wel was gegeven en de strekking van deze verklaring gelijk was aan die in het eerste verhoor.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven honkbalknuppel betreft een voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan en behoort toe aan verdachte. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding te weten: 1 t-shirt, 1 spijkerbroek, 1 riem en 1 jack toebehoren aan de verdachte en aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a en 289 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de honkbalknuppel
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan de veroordeelde, te weten:
• Een T-Shirt, voorwerpnummer 0710211-2011137240-267791;
• Een spijkerbroek, voorwerpnummer 0710211-2011137240-267792;
• Een riem, voorwerpnummer 0710211-2011137240-267793; en
• Een Jack, voorwerpnummer 0710211-2011127240-267794.
Aldus gewezen door:
mr. H.G. Eskes (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. I.P.H.M. Severeijns, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 05 juli 2012.