ECLI:NL:RBARN:2012:BX0109

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
210734
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geurhinder door pluimveehouderij en aansprakelijkheid van gedaagden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem diende, hebben de woningeigenaren (eisers) een rechtszaak aangespannen tegen de pluimveehouderij (gedaagden) vanwege geuroverlast. De procedure begon met een tussenvonnis op 29 februari 2012, waarin de rechtbank de partijen vroeg om hun standpunten te verduidelijken over een brief van 31 maart 2008. Deze brief werd door de rechtbank beschouwd als een aanmaning, die gedaagden verzocht om aansprakelijkheid voor de schade te erkennen. De rechtbank oordeelde dat de brief een stuitingshandeling was, waardoor de vorderingen van de eisers niet waren verjaard. De rechtbank benadrukte dat gedaagden zich bewust moesten zijn van de claims van andere leden van de Vereniging van Eigenaren Villapark, die zich bij de vordering konden aansluiten.

Tijdens de verdere beoordeling hebben de woningeigenaren hun vorderingen aangepast en de rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen, aangezien er geen bezwaar was gemaakt tegen de berekening. De rechtbank oordeelde dat gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld en hen hoofdelijk aansprakelijk stelde voor de schadevergoeding aan de eisers. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente, en hen ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 27 juni 2012 door mr. R.J.J. van Acht en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De rechtbank heeft in haar beslissing de belangen van de woningeigenaren vooropgesteld en de aansprakelijkheid van de gedaagden bevestigd, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van geuroverlast door agrarische bedrijven.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 210734 / HA ZA 11-51
Vonnis van 27 juni 2012
in de zaak van
[eisers]
eisers
advocaat mr. W.A. Verbeek te Groningen
tegen
[gedaagden]
gedaagden
advocaat mr. J. van Groningen te Middelharnis
Eisers zullen hierna de woningeigenaren en gedaagden gezamenlijk, in enkelvoud, [gedaagde(n)] worden genoemd.
1 De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 februari 2012
- de akte uitlating na tussenvonnis van de woningeigenaren
- de antwoordakte van [gedaagde(n)]
- de akte overlegging producties van de woningeigenaren
- de nadere akte van [gedaagde(n)].
1.2 Vervolgens is vonnis bepaald.
2 De verdere beoordeling
2.1 De rechtbank blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis van 29 februari 2012 heeft overwogen en beslist. Naar aanleiding van dat tussenvonnis hebben partijen zich uitgelaten, onder meer over de vraag of de brief van 31 maart 2008 als a) een stuitingshandeling van b) alle in deze procedure optredende eisers kan gelden. Anders dan [gedaagde(n)] is de rechtbank van oordeel dat de brief een aanmaning inhoudt als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW. [gedaagde(n)] wordt in die brief immers gesommeerd aansprakelijkheid voor de schade te erkennen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen in het vooruitzicht worden gesteld. Dat die schade toen (kennelijk) nog niet vaststond en dat daarom (kennelijk) nog niet tot betaling van enig concreet bedrag kon worden gemaand maakt dat niet anders. De aanmaning is voorts verstuurd aan de toenmalige en huidige advocaat van [gedaagde(n)]. Niet valt in te zien waarom deze de brief niet namens [gedaagde(n)] kon ontvangen, ook al was toen nog geen sprake van een civiele procedure. De rechtbank volhardt ten slotte in haar standpunt dat het [gedaagde(n)] op grond van de brief duidelijk had kunnen zijn dat ook andere leden van de Vereniging van Eigenaren Villapark "[villapark]" dan de in de brief met name genoemde personen zich zouden kunnen aansluiten bij de tegen hem gerichte claim, die op hoofdpunten inhoudelijk niet afwijkt van de vordering in de onderhavige procedure. Aldus heeft de stuiting door die vereniging te gelden als stuiting ten behoeve van alle eisers in deze zaak. Dat de vereniging geen vereniging als bedoeld in artikel 5:124 BW zou zijn en/of geen vereniging in de zin van artikel 3:305a BW, zoals [gedaagde(n)] betoogt, doet daaraan niet af. [gedaagde(n)] diende er immers - vanwege de gelijksoortigheid van de claims en de participatie van de vereniging in de brief - op bedacht te zijn dat hij de beschikking hield over gegevens en bewijsmateriaal in verband met vorderingen van andere woningeigenaren dan hen die in de brief met name worden genoemd.
2.2 De woningeigenaren hebben in hun akte uitlating na tussenvonnis de berekening van hun vorderingen, met rente tot 1 januari 2011, aan de aldus verruimde schadeperiode aangepast. Nu tegen die berekening geen bezwaar is gemaakt zal de rechtbank hun vorderingen dienovereenkomstig toewijzen. Dat de aanspraak van eiser sub 5 in het bij repliek geformuleerde petitum zou hebben ontbroken berust, zoals de woningeigenaren hebben opgemerkt, op een misverstand.
2.3 Nu een gedeelte van het primair gevorderde zal worden toegewezen komt de rechtbank niet toe aan de subsidiair gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure.
2.4 Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde(n)] in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
3 De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat [gedaagde(n)] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de woningeigenaren,
veroordeelt [gedaagde(n)] hoofdelijk tot betaling van € 5.473,25 aan eiser sub 2, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2011,
veroordeelt [gedaagde(n)] hoofdelijk tot betaling van € 9.293,25 aan eiser sub 5, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2011,
veroordeelt [gedaagde(n)] hoofdelijk tot betaling van vier maal € 12.094,38 aan respectievelijk eisers sub 1, 3, 4 en 6, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2011,
veroordeelt [gedaagde(n)] hoofdelijk tot betaling aan de woningeigenaren van € 5.604,90, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.034,90 vanaf 14 april 2010 en over € 3.570,- vanaf 16 september 2010,
veroordeelt [gedaagde(n)] hoofdelijk in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van de woningeigenaren bepaald op € 1.414,- voor griffierecht, € 99,62 voor explootkosten en € 7.105,- voor de kosten van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief V, 5 punten),
veroordeelt [gedaagde(n)] hoofdelijk in de nakosten in de nakosten ten bedrage van € 131,-, vermeerderd met € 68,- voor het geval dit vonnis zal worden betekend en die betekening noodzakelijk zal zijn geweest,
verklaart de gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2012.