ECLI:NL:RBARN:2012:BW9496

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701772-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding van leerling door rijinstructeur

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 27 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rijinstructeur die beschuldigd werd van aanranding van een leerling. De verdachte, die in de periode van 19 maart 2011 tot en met 13 april 2011 zeven rijlessen gaf aan een achttienjarige leerling, heeft tijdens deze lessen verschillende ontuchtige handelingen gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de leerling heeft geknuffeld, gekust en zijn hand op haar bovenbeen en vagina heeft gelegd. De verdachte heeft tijdens het verhoor bij de politie een bekentenis afgelegd, maar de verdediging voerde aan dat deze bekentenis onder druk was verkregen. De rechtbank oordeelde dat er geen ontoelaatbare druk was uitgeoefend en dat de bekentenis geldig was. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig en consistent, en verwierp het verweer van de verdediging dat de handelingen geen seksuele lading hadden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. De rechtbank hield rekening met de aard en ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen relevante strafrechtelijke documentatie had. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk was, en een werkstraf van 180 uren. De rechtbank bepaalde dat de werkstraf binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis moest worden voltooid, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/701772-11
Datum zitting : 13 juni 2012
Datum uitspraak : 27 juni 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. N.J.H. Lina, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2011 tot en met 13 april 2011 te Terschuur, gemeente Barneveld, en/of Achterveld en/of Zwartebroek en/of Leusden en/of Amersfoort en/of Hoevelaken en/of Barneveld, althans in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - :
- knuffelen van voornoemde [slachtoffer], althans omhelzen van voornoemde [slachtoffer] en/of
- kussen op de wang en/of kussen op de mond van voornoemde [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer] leggen en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer] strelen en/of
- met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) strelen van de vagina van voornoemde [slachtoffer],
en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit - zakelijk weergegeven -:
- het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [slachtoffer], zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rijinstructeur van voornoemde [slachtoffer] was en/of
- de financiële ondersteuning die verdachte aan voornoemde [slachtoffer] bood en/of
- het onverhoeds leggen van zijn, verdachtes, hand op het been en/of de vagina en/of ander deel van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], terwijl voornoemde [slachtoffer] samen met verdachte in een auto zat en voornoemde [slachtoffer] de betreffende auto bestuurde;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 juni 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. N.J.H. Lina, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. P. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Bewijsuitsluiting
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte tijdens het afleggen van zijn verklaring bij de politie dusdanig en langdurig onder druk is gezet dat hij een valse bekentenis heeft afgelegd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de politie ontoelaatbare druk heeft uitgeoefend op verdachte tijdens het verhoor. Verdachte heeft na enkele uren te zijn verhoord aan het einde van het verhoor een volledige en gedetailleerde bekentenis afgelegd en heeft daarbij aangegeven dat hij weet dat hij over de schreef is gegaan en dat hij daarvan spijt heeft. Daarnaast heeft verdachte, zoals uit een ter terechtzitting beluisterd fragment van het verhoor is gebleken, uitdrukkelijk verklaard dat de politie hem geen woorden in de mond heeft gelegd dan wel hem onder druk heeft gezet. Verdachte heeft aan het einde van het verhoor bovendien nog opgemerkt dat hij achteraf gezien het wel bevrijdend vindt dat hij het verteld heeft. Dat verdachte in het verleden een negatieve ervaring heeft gehad met de politie maakt het voorgaande niet anders. De verklaring van verdachte zal dan ook niet van het bewijs worden uitgesloten.
Het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte, rijinstructeur, heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), die toen achttien jaar was, in de periode van 19 maart 2011 tot en met 13 april 2011 zeven rijlessen gegeven in Terschuur, Achterveld, Zwartebroek, Leusden, Amersfoort, Hoevelaken en Barneveld. In die periode heeft zij ook voor de tweede keer theorie-examen gedaan. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] toen regelmatig financieel ondersteund.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte in onderling verband en samenhang bezien met de vele sms-berichten die verdachte naar [slachtoffer] heeft gestuurd wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] niet consistent is en daarom niet betrouwbaar is. Daarnaast hadden de handelingen van verdachte (het zoenen op de wang, het omhelzen en het geven van een klopje op het been van [slachtoffer]) geen seksuele lading, zodat niet gesproken kan worden ontuchtige handelingen, en ontbreekt het opzet op het plegen van en het dwingen van [slachtoffer] tot het dulden van ontuchtige handelingen, zo daarvan al sprake is. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
De stelling van de verdediging dat de handelingen van verdachte geen seksuele lading hadden en dat het opzet op het plegen van en het dwingen van [slachtoffer] tot het dulden van ontuchtige handelingen ontbreekt, wordt weersproken door het navolgende:
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat toen zij voor de tweede keer theorie-examen moest doen zij een papiertje moest komen halen bij verdachte in de ruimte achter de winkel bij de pomp. Toen zij weg wilde gaan, zei verdachte ‘Succes’ en gaf hij haar een zoen. Verdachte pakte aangeefster vast en omhelsde haar. Aangeefster wilde dat niet en draaide haar gezicht weg. Zij voelde vervolgens dat verdachtes lippen op de helft van haar lip kwamen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster wel eens heeft geknuffeld en een kus heeft gegeven achter in de winkel.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar wel eens vaker een kus op haar wang gaf. Bijvoorbeeld bij het CBR of tijdens een stop van een rijles op een afgelegen plek. Van de eerste kus op haar mond was aangeefster geschrokken. Verdachte heeft verklaard dat toen aangeefster haar theorie-examen had gehaald hij haar ophaalde bij het CBR en haar een knuffel heeft gegeven in de auto. Ook heeft hij haar toen drie kussen op de wang gegeven. Verdachte knuffelde aangeefster ook wel eens buiten de auto. Verdachte heeft verklaard dat bij iedere les die aangeefster kreeg zij van hem een zoen op de wang kreeg. Dat gebeurde dan onderweg als ze ergens stopten. Verdachte heeft verklaard dat de zeven keer dat hij aangeefster les gaf, hij haar heeft gezoend.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster ook wel eens een klopje op haar been gaf. Hij raakte dan de binnenkant van het bovenbeen van aangeefster aan. Verdachte heeft verklaard dat hij zo’n vijf à zes lessen aan de benen van aangeefster heeft gezeten. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte onderweg zijn linkerhand op het been van aangeefster legde. Eerst bij haar rechterknie en dan steeds een stukje omhoog. Dat gebeurde de hele les door, wel tien tot vijftien keer. Verdachte heeft verklaard dat hij de binnenkant van het been van aangeefster heeft aangeraakt met zijn hand, waarbij zijn duim drie centimeter van haar kruis was. Aangeefster heeft verklaard dat het wrijven op haar knie en bovenbeen de ene keer vijf seconden en de andere keer een minuut duurde en dat het rijden dan slechter ging. Verdachte liet los als het rijden niet goed ging. Volgens aangeefster heeft verdachte bij het CBR ook een keer stiekem zijn hand op haar bovenbeen gelegd. Toen verdachte een andere man in een lesauto zag, trok hij zijn hand snel terug.
Voorts heeft aangeefster verklaard dat verdachte de laatste les met zijn hand over haar rechterbovenarm wreef en met zijn hand in de mouw van haar shirtje ging. Verdachte raakte haar behabandje aan. Verdachte heeft verklaard dat het kan zijn dat hij met zijn hand onder de wijde mouw van het shirt van aangeefster heeft gezeten.
Tot slot heeft aangeefster verklaard dat zij op een landweggetje in Achterveld moest stoppen. Verdachte vroeg aangeefster hem aan te kijken. Toen zij dat deed, omhelsde verdachte haar. Verdachte had haar bij haar nek vast, zodat aangeefster geen kant op kon. Toen aangeefster nog aan het praten was, kwam verdachte naar haar toe. Aangeefster probeerde weg te draaien, maar voelde toen wat nattigheid op haar lippen. Vervolgens moest aangeefster weer gaan rijden en legde verdachte zijn linkerhand op haar rechterbeen. Aangeefster voelde dat verdachte met zijn hand bij haar lies kwam. Zij voelde dat verdachte met zijn hand over haar vagina aaide. Aangeefster heeft verklaard dat dat vervelend voelde en dat zij het niet wilde. Het duurde volgens aangeefster bijna een minuut. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster bij het weggetje in Achterveld heeft geknuffeld en gezoend. Op weg naar het landweggetje heeft verdachte aan de benen van aangeefster gezeten. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij tijdens de laatste les onderweg en bij thuiskomst aan het been van aangeefster heeft gezeten en met zijn linkerpink een halve minuut tot een minuut over haar vagina heeft gestreken. Hij wilde proberen om er seksueel opgewonden van te raken.
Verdachte heeft tot slot nog verklaard dat hij vond dat de ritten met aangeefster apart waren en dat het niet had mogen gebeuren.
Conclusie
Vastgesteld kan worden dat de verklaring van verdachte, die op meerdere punten gedetailleerd is, overeenkomt met hetgeen aangeefster heeft verklaard. Er bestaat dan ook onvoldoende reden om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen. Het verweer van de verdediging dat de aangeefster niet consistent heeft verklaard, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 19 maart 2011 tot en met 13 april 2011 te Terschuur, gemeente Barneveld, en Achterveld en Zwartebroek en Leusden en Amersfoort en Hoevelaken en Barneveld, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven - :
- knuffelen van voornoemde [slachtoffer], althans omhelzen van voornoemde [slachtoffer] en
- kussen op de wang en/of kussen op de mond van voornoemde [slachtoffer] en
- zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer] leggen en (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer] strelen en
- met zijn, verdachtes, vinger(s) strelen van de vagina van voornoemde [slachtoffer],
en welk geweld of andere feitelijkheid bestond uit - zakelijk weergegeven -:
- het bestaande overwicht van verdachte op voornoemde [slachtoffer], zowel door het grote leeftijdsverschil als door het feit dat verdachte de rijinstructeur van voornoemde [slachtoffer] was en
- de financiële ondersteuning die verdachte aan voornoemde [slachtoffer] bood en
- het onverhoeds leggen van zijn, verdachtes, hand op het been en de vagina en ander deel van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], terwijl voornoemde [slachtoffer] samen met verdachte in een auto zat en voornoemde [slachtoffer] de betreffende auto bestuurde;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht geen straf dan wel een voorwaardelijke straf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 februari 2012; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 24 april 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft als rijinstructeur ontuchtige handelingen gepleegd met een leerling. Verdachte liet aangeefster onder andere rijden naar afgelegen plekken alwaar zij de auto moest stilzetten. Vervolgens zoende en omhelsde hij haar daar. Daarnaast heeft verdachte meerdere malen al zittende in de auto (terwijl aangeefster reed) zijn hand op het bovenbeen van aangeefster gelegd en dat been gestreeld. Tot slot heeft verdachte tijdens de laatste rijles met zijn hand of vinger over haar kleding de vagina van aangeefster gestreeld. Verdachte, die een stuk ouder was dan zijn leerling, heeft aangeefster meerdere malen sigaretten en beltegoed gegeven en haar toegezegd dat zij de rijlessen niet, althans slechts ten dele hoefde te betalen.
Met voornoemde handelingen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van aangeefster, die net de leeftijd van achttien jaar had bereikt, geschaad. Daarnaast moet een leerling zich tijdens het leren autorijden veilig en op haar gemak kunnen voelen.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte geen relevante strafrechtelijke documentatie heeft. Alles overwegend, acht de rechtbank een werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 246 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
en
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 2 (twee) uren, zijnde 1 (één) dag hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. I.P.H.M. Severeijns (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. H.G. Eskes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2012.