ECLI:NL:RBARN:2012:BW8632

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
212358
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaalde bedragen na vernietiging eerdere veroordeling

In deze zaak vordert eiser, na voldoening aan een eerdere veroordeling, terugbetaling van een bedrag van € 421.944,08 van Romulus Property X B.V. Eiser stelt dat de rechtsgrond voor de eerdere betaling grotendeels is komen te vervallen, waardoor hij onverschuldigd heeft betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 3 juni 2010 een bedrag van € 522.986,71 aan Romulus heeft betaald, als gevolg van een eerdere veroordeling tot betaling van een contractueel bedongen boete van € 500.000,-. Deze eerdere veroordeling is door het hof te Arnhem op 28 december 2010 gedeeltelijk vernietigd, waarbij eiser is veroordeeld tot betaling van € 100.000,-. De rechtbank oordeelt dat de vernietiging van de eerdere veroordeling met terugwerkende kracht effect heeft, waardoor het bedrag van € 400.000,- dat door eiser is betaald, onverschuldigd is. Romulus heeft onvoldoende feiten aangevoerd die zouden wijzen op een restitutierisico voor eiser. De rechtbank wijst de vordering in reconventie van Romulus af en verklaart de vordering van eiser toewijsbaar. De rechtbank veroordeelt Romulus tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en legt de proceskosten ten laste van Romulus. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 212358 / HA ZA 11-283
Vonnis van 23 mei 2012
in de zaak van
[eiser]
eiser in conventie
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie
advocaat: mr. B.H.H.M. Remakers te Arnhem
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROMULUS PROPERTY X B.V.
gevestigd te Ubbergen
gedaagde in conventie
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie
Partijen zullen hierna [eiser] en Romulus worden genoemd.
1 De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in voorwaardelijke reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de gehouden pleidooien, waarvan de pleitnotities van Romulus zich bij de stukken bevinden.
1.2 Vervolgens is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1 Bij vonnis van 10 maart 2010 (zaak-/rolnummer 191079/HA ZA 09-1844) is [eiser] op vordering van Romulus door deze rechtbank in conventie veroordeeld tot betaling van € 500.000,- aan contractueel bedongen boete, vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 16 juni 2009 tot de dag van volledige betaling. Tevens is [eiser] bij dat vonnis veroordeeld in de proceskosten in conventie. Het vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2 Ter voldoening aan dat vonnis heeft [eiser] op 3 juni 2010 aan Romulus voldaan een bedrag van € 522.986,71.
2.3 In het tegen dat vonnis door [eiser] ingestelde hoger beroep heeft het hof te Arnhem bij arrest van 28 december 2010 het in conventie gewezen vonnis van de rechtbank waar het de veroordeling tot betaling van € 500.000,- betreft vernietigd en [eiser] veroordeeld tot betaling van € 100.000,- aan contractueel bedongen boete. Voor het overige is het vonnis in conventie bekrachtigd. Romulus is in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. Het hof heeft deze kostenveroordeling in zijn arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4 De advocaat van [eiser] heeft vervolgens de advocaat van Romulus aangeschreven tot terugvordering van het volgens [eiser] onverschuldigd betaalde bedrag.
2.5 [eiser] heeft op 25 januari 2011 ten laste van Romulus een aantal derdenbeslagen doen leggen.
2.6 Op 7 februari 2011 heeft Romulus beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. In die procedure is nog geen arrest gewezen.
3 Het geschil
3.1 [eiser] stelt dat hij, nu hij aan de veroordeling in eerste aanleg heeft voldaan en nadien de rechtsgrond voor deze betaling voor een groot gedeelte is komen te ontvallen, hij in zoverre onverschuldigd heeft betaald, zodat hij gerechtigd is het onverschuldigd betaalde van Romulus terug te vorderen. Volgens de door hem gemaakte berekening - die volgens Romulus op zichzelf juist is - gaat het om een bedrag van € 421.944,08 (inclusief wettelijke rente tot 20 januari 2011). In deze procedure vordert [eiser] de betaling van dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 januari 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2 Romulus voert gemotiveerd verweer. Op de inhoud daarvan wordt hierna zo nodig nog ingegaan. In reconventie vordert zij, voor het geval de vordering in conventie wordt toegewezen en [eiser] de executie van het vonnis wil aanvangen, dat [eiser] zekerheid stelt. Daartegen voert [eiser] verweer waarop hierna eveneens zo nodig zal worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 De vernietiging door het hof ontnam aan de verplichting tot betaling van de boete van € 500.000,- met terugwerkende kracht haar werking. Daarnaast legde het hof zelf een verplichting tot betaling van € 100.000,- aan boete op. Dit betekent dat per saldo een bedrag van € 400.000,-, vermeerderd met rente over dat bedrag, zonder rechtsgrond en daarom onverschuldigd is betaald.
4.2 Romulus betoogt - met een beroep op HR 19 februari 1999, NJ 1999, 367 - dat een vordering uit onverschuldigde betaling in een geval als het onderhavige eerst ontstaat als de beslissing van het hof onherroepelijk is en dat het arrest om dit door het instellen van beroep in cassatie vertragende effect te vermijden ook op dit punt uitvoerbaar bij voorraad had moeten worden verklaard, hetgeen niet is gebeurd. De rechtbank kan Romulus daarin echter niet volgen. De vernietiging werkt immers onmiddellijk, dus ook al voordat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan en ongeacht of er cassatieberoep wordt ingesteld (vgl. noot WHH onder HR 28 september 1984, NJ 1985, 83). Los hiervan valt de stelling van Romulus in het arrest van 1999 niet te lezen. De bewoordingen van het arrest sluiten immers niet uit dat ook wanneer door een herroepelijk geworden uitspraak van de rechter in hoger beroep een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis waarbij een partij is veroordeeld om iets te doen (zoals daar aan de orde was) wordt vernietigd, de rechtsgrond komt te ontvallen aan hetgeen ter uitvoering van dat vonnis is verricht. En ten slotte hoefde er, wat de volgens het hof ten onrechte verschuldigde € 400.000,- (+ rente) betreft, ook niets meer te worden uitgevoerd (en dus ook niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard). De uitvoering van een vonnis behelst immers alleen datgene waartoe men is veroordeeld.
4.3 Terugvordering van hetgeen onverschuldigd is betaald is nu dus mogelijk. Het in conventie gevorderde bedrag is daarom toewijsbaar. Een en ander laat overigens onverlet dat na de uitspraak van de Hoge Raad de kaarten weer anders kunnen komen te liggen en (een deel van) hetgeen nu uit onverschuldigde betaling wordt teruggevorderd straks toch verschuldigd zal blijken te zijn geweest.
4.4 Nu dit is gevorderd en Romulus dáártegen geen bezwaar heeft gemaakt zal de rechtbank het vonnis op dit punt uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Kennelijk voor dat geval vordert Romulus in reconventie daaraan de voorwaarde te verbinden dat [eiser] zekerheid stelt.
4.5 Romulus heeft echter onvoldoende feiten gesteld die, indien deze vaststaan, tot de conclusie leiden dat [eiser] in concreto niet in staat zal zijn om zo nodig te restitueren. Romulus voert in dit verband aan dat [eiser] onroerende zaken heeft moeten verkopen om aan de veroordeling in eerste aanleg te kunnen voldoen. Maar zij stelt ook dat dat
€ 2.455.000,- heeft opgeleverd. Aldus valt niet in te zien dat, bij een maximale boete van
€ 500.000,-, een eventueel andere beslissing in cassatie een concreet restitutierisico mee zal brengen. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
4.6 Als de in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij zal Romulus in de kosten daarvan worden veroordeeld.
5 De beslissing
De rechtbank
IN CONVENTIE:
veroordeelt Romulus tot betaling aan [eiser] van € 421.944,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening,
veroordeelt Romulus in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van [eiser] bepaald op € 90,81 voor kosten betekening dagvaarding, € 258,- voor beslagkosten, € 1.156,- voor griffierecht en € 10.320,- voor kosten van de raadsman overeenkomstig het liquidatietarief,
IN RECONVENTIE:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt Romulus in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van [eiser] bepaald op € 5.160,- voor kosten van de raadsman overeenkomstig het liquidatietarief,
IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE VOORTS:
verklaart alle gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.J.J. van Acht, J.F. Beens en M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2012.