ECLI:NL:RBARN:2012:BW8540

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
798909 - HA VERZ 12-1027
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een arbeidsongeschikte werknemer en de gevolgen van verstoorde verhoudingen tijdens re-integratie

In deze zaak heeft de kantonrechter te Arnhem op 21 maart 2012 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer die arbeidsongeschikt was. De werknemer, geboren in 1961, was sinds 19 januari 2009 in dienst van de werkgever, maar raakte in februari 2011 ziek. Gedurende zijn ziekteperiode ontstonden er spanningen tussen de werknemer en de werkgever, vooral rondom de re-integratie. De werkgever verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat de verhoudingen onherstelbaar verstoord waren geraakt. De werkgever stelde dat de werknemer onvoldoende meewerkte aan zijn re-integratie en dat er twijfels bestonden over de ernst van zijn klachten.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever een groot deel van de verantwoordelijkheid droeg voor de verstoorde verhoudingen. De rechter constateerde dat de werkgever onvoldoende inspanningen had geleverd voor de re-integratie van de werknemer en dat de werknemer niet substantieel verweten kon worden dat hij niet meewerkte. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2012 en kende de werknemer een vergoeding toe van € 22.000,00 bruto, gebaseerd op de kantonrechtersformule met een correctiefactor van 2,5. De rechter benadrukte dat het nadeel voor de werknemer aanzienlijk was, aangezien hij zonder afgeronde re-integratie en outplacement op straat kwam te staan.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van zowel werkgever als werknemer in het kader van goed werkgeverschap en goed werknemerschap, zoals vastgelegd in artikel 7:611 BW. De kantonrechter stelde dat de verstoorde verhouding tussen partijen niet meer te herstellen was, waardoor ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De werkgever kreeg de gelegenheid om het verzoek tot ontbinding in te trekken, maar als dit niet gebeurde, zou de ontbinding doorgevoerd worden met de bijbehorende vergoeding voor de werknemer.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 798909 \ HA VERZ 12-1027 \ 127 \ pjw
uitspraak van 21 maart 2012
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap [werkgever]
gevestigd te Lunteren
verzoekende partij
gemachtigde mr. C.J. van Dijk
tegen
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. J.G.N. Schreuders
Partijen worden hierna [werkgever] en [werknemer] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 6 maart 2012
- de pleitnotitie van de gemachtigde van [werknemer].
2. De feiten
2.1. [werknemer], die is geboren op [dag en maand] 1961, is met ingang van 19 januari 2009 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van drie maanden in dienst getreden van [werkgever] in de functie van werkvoorbereider en calculator. Vanaf medio april 2009 is [werknemer] aanvankelijk gaan werken als werkplaatschef en vanaf eind 2009 als werkplaatstimmerman in de productiewerkplaats.
2.2. Het overeengekomen salaris bedroeg aanvankelijk € 2.112,96 per 4 weken en bedraagt laatstelijk ten gevolge van een nadere overeenkomst van 5 november 2010 € 1.644,84 bruto per vier weken.
2.3. Aanvankelijk is tussen partijen een arbeidsduur van 24 uur per week overeengekomen. Bij overeenkomst van 19 februari 2010 zijn partijen in verband met ‘de bedrijfseconomische noodzaak in verband met de economische crisis’ overeengekomen dat de arbeidsduur wordt gewijzigd in 26,5 uur per week bij gelijkblijvend salaris. Bij nadere overeenkomst van 5 november 2010 zijn partijen een arbeidsduur van 27 uur per week overeengekomen tegen het hiervoor vermelde lagere salaris.
2.4. Op 24 februari 2011 heeft [werknemer] zich ziek gemeld met volgens de bedrijfsarts werkgerelateerde mentale klachten. Bij brief van 7 april 2011 schrijft de bedrijfsarts hierover onder meer het volgende:
‘Gezien zijn huidige medische situatie is hij niet in staat zijn werkzaamheden te verrichten. Belangrijk is dat er eerst een oplossing komt voor de werkgerelateerde problematiek gezien terugkeer in zijn werkzaamheden een toename van zijn klachten en beperkingen zal geven met verder gevolgen voor zijn medische situatie en een langere verzuimduur.’
2.5. In het re-integratieverslag / de beknopte probleemanalyse van 21 april 2011van de bedrijfsarts is onder meer het volgende te lezen:
‘werkgever en werknemer hebben afspraken gemaakt ten aanzien van de werkgerelateerde problematiek’
Onder de kop EINDDOEL VAN DE REÏNTEGRATIE staat vervolgens:
‘Werkhervatting in werkzaamheden bij de eigen werkgever, er zijn afspraken gemaakt om zorg te dragen voor meer afwisseling in het werk en daarnaast zal er een outplacement traject worden opgestart worden, zodra werknemer voldoende energie.’
2.6. Bij brief van 24 mei 2011 schrijft de bedrijfsarts onder meer het volgende aan [werkgever]:
‘Uw werknemer bezocht het spreekuur. Op uw verzoek was het spreekuur vervroegd.
(………)
Tijdens het spreekuur ook objectief kunnen vaststellen dat het nu niet goed met hem gaat. Gezien zijn huidige medische situatie is hij niet in staat om werkzaamheden te verrichten. Nu tijdelijk volledige ziekmelding om verder afglijden te voorkomen.’
2.7. In het concept plan van aanpak dat de bedrijfsarts op 1 juni 2011 aan [werkgever] heeft toegestuurd, is onder meer het volgende vermeld:
‘De verwachting is dat de thans genomen stappen mee helpen tot herstel. [werknemer] geeft aan wanneer outplacementtraject kan starten. De verwachting is: aug./sept. 2011’
2.8. Gedurende zijn arbeidsongeschiktheid hield [werknemer] zich met instemming van [werkgever] onder meer bezig met de bouw van een woning voor zichzelf en zijn gezin. Dit leidde tot spanningen toen [werknemer] op 30 juni 2011 op het bedrijf van [werkgever] verscheen om spullen voor de bouw te halen. Na een door [werkgever] aangevraagde spoedcontrole door de arbodienst is [werknemer] op 1 juli 2011 weer op het werk verschenen. Op 12 juli 2011 heeft [werkgever] aan [werknemer] een beëindigingsvoorstel gedaan.
2.9. De hiervoor genoemde poging tot (gedeeltelijke) werkhervatting is niet succesvol geweest. Bij brief van 7 oktober 2011 bericht de bedrijfsarts onder meer het volgende aan [werkgever]:
‘Mediationgesprek heeft plaatsgevonden en er zijn afspraken gemaakt; insteek is dat werknemer niet terugkeerd bij de werkgever, maar elders gaat werken middels een detachering. Werkgever heeft hiervoor een aantal werkgever aangeleverd aan werknemer (………)
Tijdens het spreekuur is ook beoordeeld of er reeds nu sprake kan zijn van een hersteldatum en moeten concluderen dat deze op medische gronden nog niet mogelijk is.’
2.10. Bij brief van 3 november 2011 schrijft de bedrijfsarts onder meer het volgende aan [werkgever]:
‘Uw werknemer bezocht het spreekuur. Gaat beter met hem. Afgesproken dat hij met ingang van vandaag hersteld kan worden gemeld zodat de volgende stappen kan in het traject kan worden gezet, zoals dit is afgesproken met de mediator.’
2.11. In een gesprek tussen partijen op 14 november 2011 is onder meer gesproken over een beëindigingsovereenkomst. Het voorstel van [werkgever] van medio juli 2011 is besproken. Dit hield in een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 30 september 2011, door [werkgever] bekostigd outplacement en een beëindigingsvergoeding van € 1.700,00 bruto. Het tegenbod van [werknemer] behelsde een beëindiging per 1 september 2012, een door [werkgever] te financieren outplacementtraject (met detachering) en een vergoeding van 4,5 bruto maandsalarissen. Partijen bereikten geen overeenstemming.
2.12. Intussen was Aquila Jobvisie ingeschakeld in verband met het afgesproken outplacementtraject. Aquila heeft een ‘verslag van advies persoonlijke ontwikkeling en beroepskeuze in het kader van een gecombineerd Outplacement- en Reïntegratietraject’ opgesteld. Begin december bleken er irritaties te zijn tussen Aquila en [werknemer].
2.13. In het kader van outplacement heeft [werkgever] twee mogelijkheden uit haar netwerk aangeboord. [werknemer] heeft het enkele dagen bij [bedrijf A] in Ede geprobeerd maar is toen afgehaakt.
2.14. Bij brief van 19 januari 2012 heeft de arbodienst het volgende aan [werkgever] bericht:
‘De lichamelijke klachten zijn niet meer van die aard dat hij arbeidsongeschikt is. Echter we begrijpen dat de werkgerelateerde problematiek (nog) niet opgelost is. (………) Wij raden u opnieuw aan om uw werknemer hersteld te melden zodat de volgende stappen in het traject gezet kunnen worden, zoals dit is afgesproken tijden het mediationtraject.’
3. Het verzoek en het verweer
3.1. [werkgever] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden wegens gewichtige redenen.
3.2. [werkgever] onderbouwt het verzoek, kort samengevat, als volgt. In het kader van de onderhandelingen naar aanleiding van het hiervoor in 2.11 genoemde gesprek van 14 november 2011 is namens [werknemer] twijfel geuit over het tot dan toe gevolgde re-integratie- en outplacementtraject en werd gesteld dat de inspanningen van Aquila Jobvisie geen of nauwelijks resultaat hadden opgeleverd. Het traject was volgens [werknemer] te vrijblijvend en er werd getwijfeld aan de professionaliteit van Aquila.
Deze reactie staat volgens [werkgever] in schril contrast met de eigen verwaarloosbare re-integratie-inspanningen van [werknemer]. [werkgever] is juist van oordeel dat [werknemer] zich onvoldoende inspant om bij een andere werkgever te re-integreren. Hij gedraagt zich daarbij niet als goed werknemer. [werkgever] is gaandeweg gaan twijfelen aan de ernst van de door [werknemer] ondervonden rugklachten, terwijl zijn psychische klachten voor [werkgever] lastig zijn te duiden. Daarom heeft [werkgever] alle vertrouwen verloren in een geslaagde re-integratie in het tweede spoor. Mede gelet op het tegenvoorstel van [werknemer] op het beëindigingsvoorstel van [werkgever] heeft [werkgever] de indruk dat [werknemer] zijn dienstverband zo lang mogelijk wil rekken. Van [werkgever] kan in de gegeven omstandigheden niet worden verlangd dat zij het dienstverband nog langer laat voortduren. Inmiddels zijn ook de verhoudingen onherstelbaar verstoord. Omdat de vertrouwensbreuk in hoofdzaak is terug te voeren op het handelen dan wel nalaten van [werknemer] is het niet billijk dat aan [werknemer] ten laste van [werkgever] een vergoeding wordt toegekend.
3.3. [werknemer] voert gemotiveerd verweer. [werknemer] voelde zich gedwongen om de wijzigingen in de arbeidsovereenkomst die [werkgever] voorstelde, zoals in 2.1, 2.2 en 2.3 overwogen, te accepteren. Vervolgens heeft hij zich ziek moeten melden wegens ernstige mentale en spanningsklachten. Naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts dat partijen met elkaar in gesprek moesten gaan, drong [werkgever] meteen aan op outplacement. De bedrijfsarts heeft op deze ‘afspraken’ voortgeborduurd en heeft op die basis het in 2.5 weergegeven einddoel van de re-integratie geformuleerd. Het formuleren van een einddatum, zoals [werkgever] wilde, past niet bij re-integratie. [werknemer] heeft van meet af aan getwijfeld aan de professionaliteit van [naam medewerker] van Aquila. Aquila heeft nauwelijks iets gedaan om [werknemer] aan het werk te helpen. Het werk waar [bedrijf A] [werknemer] uiteindelijk voor in aanmerking wilde laten komen, vond [werkgever] ook niet geschikt voor [werknemer]. Dat werk voldeed ook niet aan het advies van de bedrijfsarts dat aan [werknemer] in het kader van zijn herstel afwisselende werkzaamheden moesten worden opgedragen.
[werknemer] bepleit primair dat het verzoek wordt afgewezen. Hij stelt zich in dat verband ook op het standpunt dat het verzoek onmiskenbaar verband houdt met het opzegverbod tijdens ziekte. Als de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, maakt [werknemer] subsidiar aanspraak op een vergoeding van € 24.000,00 bruto.
4. De beoordeling
4.1. Primair stelt [werknemer] zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen omdat het verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [werknemer]. Dit verweer gaat niet op omdat [werknemer] gelet op de mededelingen van de arbodienst sinds 19 januari 2012 niet langer arbeidsongeschikt is, zoals hiervoor in 2.14 is overwogen.
4.2. Wat hiervoor is overwogen, brengt mee dat ook de verplichtingen die partijen ten opzichte van elkaar hebben met betrekking tot verdere re-integratie van [werknemer] en, gezien hun eerdere afspraken, outplacement, worden beheerst door de eisen van goed werkgeverschap en goed werknemerschap, als bedoeld in artikel 7:611 BW. Gelet op wat zich inmiddels tussen partijen heeft afgespeeld, ziet de kantonrechter dat niet meer goed komen, omdat hun verhouding inmiddels zodanig is verstoord dat een vruchtbare samenwerking in de toekomst, ook ter zake re-integratie in het tweede spoor niet aannemelijk is. Daarom zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden, zoals hierna is bepaald.
4.3. Met betrekking tot de vraag of aan [werknemer] ten laste van [werkgever] een vergoeding moet worden toegekend, overweegt de kantonrechter het volgende.
4.4. De kantonrechter constateert dat de arbeidsovereenkomst van partijen al snel na aanvang ervan en laatstelijk net voordat [werknemer] begin 2011 uitviel, ingrijpend is gewijzigd. Vast staat dat [werknemer] met die wijzingen akkoord is gegaan, maar dat neemt niet weg dat aannemelijk is dat de arbeidsverhouding van partijen door die veranderingen onder druk is komen te staan.
4.5. Naar de kantonrechter begrijpt, was een reden voor de functiewijziging van [werknemer] een cultuurverschil tussen hem en de andere medewerkers van [werkgever]. In dat licht is het bepaald onhandig dat [werknemer] op 30 juni 2011 op het bedrijf van [werkgever] spullen kwam halen. In reactie daarop liep [werkgever] met haar beëindigingsvoorstel van 12 juli 2011 wel hard van stapel, zeker nu dit bepaald niet ruimhartig was.
4.6. [werkgever] heeft vanaf eind november 2011 geen activiteiten meer ontplooid in het kader van het afgesproken outplacementtraject. Naar het oordeel van de kantonrechter was dat in het licht van de tussen partijen gemaakte afspraken onjuist gezien haar inspanningen tot dan toe. De omstandigheid dat een wat scherpe mailwisseling had plaatsgevonden tussen [werknemer] en [naam medewerker] van Aquila waarin [werknemer] stevige kritiek uitte maakt dat niet anders. Er was wellicht ook wel aanleiding om met een ander bureau een nieuwe start te maken in het proces.
Van Aquila lag er op dat moment slechts het in 2.12 genoemde conceptadvies. Niet is gesteld of gebleken dat er enige relatie is tussen dat advies en de twee door [werkgever] naar voren geschoven potentiële werkgevers uit het eigen netwerk van [werkgever]. Duidelijk is dat het streven van [werkgever] steeds was gericht op een zo spoedig mogelijke uitdiensttreding van [werknemer], maar haar inspanningen om dat te bereiken waren mede in het licht van haar re-integratieverplichtingen daarmee naar het oordeel van de kantonrechter niet in lijn.
4.7. De vraag of [werknemer] voldoende heeft meegewerkt aan de re-integratie al dan niet in het tweede spoor laat zich door de kantonrechter lastiger beoordelen. Of [werknemer] medisch gezien in staat was om aan de wensen van [werkgever] te voldoen, kan de kantonrechter niet beoordelen, zeker nu een deskundigenoordeel met betrekking tot de re-integratie-inspanningen van partijen ontbreekt. De kantonrechter ziet wel dat [werknemer] bij tijd en wijle zijn hakken behoorlijk in het zand zette, maar er zijn, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, onvoldoende aanwijzingen om [werknemer] daarvan een substantieel verwijt te maken. Al met al heeft [werkgever] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [werknemer] ten onrechte niet heeft meegewerkt aan re-integratie. Daarbij speelt onder meer een rol dat de bedrijfsarts op geen enkel moment heeft aangegeven dat [werknemer] (uiteindelijk) meer kon dan hij heeft laten zien.
4.8. De arbeidsverhouding is onherstelbaar verstoord geraakt tijdens arbeidsongeschiktheid van [werknemer] en door strubbelingen rond de re-integratie van [werknemer]. Uit wat hiervoor is overwogen is vooral [werkgever] daar debet aan door haar streven naar een snel einde van de arbeidsovereenkomst in combinatie met onvoldoende activiteiten in het kader van re-integratie en outplacement. Daarom is met name [werkgever] een verwijt te maken van de ontstane situatie. Dit indiceert de toekenning van een vergoeding aan [werknemer] ten laste van [werkgever]. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding speelt naast hetgeen hiervoor is overwogen een rol dat het nadeel voor [werknemer] aanzienlijk is nu hij zonder afgeronde re-integratie en outplacement op straat komt te staan, terwijl [werkgever] geen kosten meer hoeft te maken met betrekking tot het afgesproken traject. Al met al acht de kantonrechter een vergoeding overeenkomstig de zogenaamde kantonrechtersformule met correctiefactor 2,5 redelijk. Dit komt neer op een bedrag van afgerond € 22.000,00 bruto.
4.9. De kantonrechter is van plan de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2012 en daarbij aan [werknemer] een vergoeding van € 22.000,00 toe te kennen. Daarom krijgt [werkgever] de gelegenheid het verzoek in te trekken.
4.10. Als [werkgever] het verzoek niet intrekt, moeten partijen hun eigen kosten dragen. Als [werkgever] het verzoek intrekt, moet zij de proceskosten dragen.
5. De beslissing
De kantonrechter
stelt [werkgever] in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 31 maart 2012 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, sector kanton, locatie Wageningen, postbus 9030, 6800 EM Arnhem;
als [werkgever] het verzoek niet intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2012 en kent aan [werknemer] ten laste van [werkgever] een vergoeding toe van € 22.000.00 bruto;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
als [werkgever] het verzoek intrekt:
veroordeelt [werkgever] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werknemer] begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.