burgerlijk recht, sector kanton
zaakgegevens 813958 \ BH VERZ 12-20036 \ Be \ 340 \ be
uitspraak van
[werkneemster]
wonende te [plaats]
eisende partij
gemachtige mr. P.R.M. Noppen
toevoegingsnummer [nummer]
Stichting SIZA
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde mr. C. Hermesdorf
Partijen worden hierna [werkneemster] en Siza genoemd.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 april 2012 met producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 7 mei 2012 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van [werkneemster] en de gemachtigde van Siza.
2.1. [werkneemster] is op 6 mei 2002 in dienst getreden bij Siza. Zij was laatstelijk werkzaam in de functie van begeleider. Dit betreft (met name) de verzorging van gehandicapte mensen. [werkneemster] verzorgde onder meer [bewoner X] (nader: [bewoner X]). [bewoner X] is afhankelijk van verzorging.
2.2. Het salaris van [werkneemster] bedroeg over de maanden december, januari en februari 2012, inclusief de onregelmatigheidstoeslag, gemiddeld € 1.773,42.
2.3. In de loop van 2011 is door enkele bewoners/cliënten, waaronder [bewoner X], van Siza gemeld dat er geld werd vermist. Siza heeft daarop een camera opgehangen in de gang naar de kamers van bewoners (waaronder [bewoner X]). Dit is kenbaar gemaakt aan de medewerkers van Siza. Ook is met toestemming van [bewoner X] een camera opgehangen in diens woning. Deze was gericht op de kast waarin de portemonnee van [bewoner X] werd opgeborgen. [bewoner X] is niet in staat die portemonnee zelf daarin neer te leggen of daaruit te pakken.
2.4. Op 20 februari 2012 heeft [bewoner X] boodschappen gedaan en daarbij € 50,- extra gepind.
2.5. Op de (ter comparitie getoonde) beelden van 23 februari 2012 is te zien dat [werkneemster] de kamer van [bewoner X] binnenkomt en de kast open doet waarin de portemonnee van [bewoner X] zit. Als zij wegloopt lijkt het alsof zij iets in haar linkerhand vasthoudt.
2.6. Op 1 maart 2012 heeft [bewoner X] aan zijn zus gemeld dat hij € 50,- mist. Zij heeft dit aan Siza gemeld. Vanaf 2 maart 2012 heeft de veiligheidsdeskundige bij Siza de beelden op de camera in de woning van [bewoner X] onderzocht.
2.7. [werkneemster] is op 6 maart 2012 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief die haar op die dag is uitgereikt luidt onder meer als volgt: "Hiermee bevestig ik wat u 6 maart 2012, mondeling is medegedeeld door Mevr. [A] (…) en Mevr. [B] (…). In dat gesprek is medegedeeld dat u met onmiddellijke ingang, per 6 maart 2012, ontslagen bent wegens dringende reden als bedoeld in de wet. De dringende reden van ontslag is aan u als volgt toegelicht, bewijslast ten aanzien van het plegen van diefstal in de woning van een cliënt. (…) Voor de werkgever is hier sprake van een ernstige overtredingen. Diefstal van de middelen van de cliënt die aan uw zorg zijn toevertrouwd. Met uw handelen geeft u ons een dringende reden voor ontslag. Het vertrouwen is dermate geschaad dat van mij als werkgever in redelijkheid niet meer verlangd kan worden dat ik het dienstverband met u handhaaf. Heden is derhalve uw arbeidsovereenkomst beëindigd."
2.8. [werkneemster] heeft op 7 maart 2012 de nietigheid van dit ontslag ingeroepen en gevorderd dat Siza haar weer toelaat tot haar werk. Verder heeft zij gevorderd dat Siza de loonbetaling continueert.
2.9. Op 7 maart 2012 heeft [C] namens [bewoner X], bij de politie aangifte gedaan van, kort samengevat, diefstal van een biljet van € 50,- door [werkneemster].
2.10. Bij brief van 12 maart 2012 heeft Siza aan [werkneemster] een verslag van het gesprek van 6 maart 2012 toegestuurd. De tekst daarvan luidt onder meer als volgt: "(…) [voornaam medewerker] meldt dat Siza bewijs heeft dat [werkneemster] diefstal heeft gepleegd, er is door haar, geld gestolen. De bewijzen hiervoor zijn overhandigd aan de recherche van Arnhem. Tijdens dit gesprek wordt er verder niet ingegaan op de bewijzen. Er wordt [werkneemster] geadviseerd om zelf contact op te nemen met de recherche. [werkneemster] kan hierover contact opnemen met de heer [D]. Bovenstaande bevindingen hebben arbeidsrechtelijke consequenties. Siza zal met ingang van vandaag, 6 maart 2012, haar ontslag op staande voet geven.
Reactie van [werkneemster]:
[werkneemster] vind dit erg om te horen, zij vertelt dat zij, in overleg met de bewoners wel eens geld meeneemt voor het kopen van boodschappen of persoonlijke verzorgingsapparaten (scheerapparaat). Maar geen geld gestolen te hebben, wel dat zij nog geld terug dient te geven aan de bewoner. Hierover geeft [voornaam medewerker] aan dat er aangiftes zijn gedaan, waarbij er geen toestemming is gegeven. [werkneemster] weet niet wat ze moet zeggen. (…)”
2.11. Op 3 mei 2012 heeft [bewoner X], kort samengevat, deze aangifte bij de politie bevestigd.
3. De vordering en het verweer
3.1. [werkneemster] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Siza
-zal veroordelen om binnen 24 uur na dit vonnis Siza weer toe te laten tot haar werk op verbeurte van een dwangsom,
-zal veroordelen om aan [werkneemster] te betalen het haar toekomende loon vanaf 6 maart 2012, vermeerderd met vakantiegeld en beiden looncomponenten vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente
en Siza zal veroordelen in de proceskosten.
3.2. [werkneemster] stelt daartoe dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven.
3.3. Siza voert gemotiveerd verweer waarop hierna nader zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2. In deze procedure moet worden beoordeeld of de vordering(en) in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft/hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kortgedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten, noch is er plaats voor nadere bewijsvoering. Verder geldt dat de gevorderde voorzieningen deels strekken tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling – bij afweging van de belangen van partijen – aan toewijzing niet in de weg staat.
4.3. [werkneemster] stelt dat weliswaar is voldaan aan het vereiste dat de reden van het ontslag op staande voet aan de werknemer moet worden medegedeeld, maar dat Siza ten onrechte heeft geweigerd die reden te concretiseren terwijl [werkneemster] daar wel naar gevraagd heeft en het ook op de weg van Siza had gelegen om die concretisering te geven. De bedoeling van het voorschrift dat die reden wordt gegeven is immers dat de werknemer, [werkneemster], moet weten waarom de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd zodat zij zich kan beraden of zij de opgegeven reden als juist erkent en als dringend aanvaart. Een ontslag op staande voet zonder uitdrukkelijke mededeling van de reden kan slechts in uitzonderlijke gevallen zijn toegestaan, maar daarvan is in dit geval geen sprake. [werkneemster] wijst er daarbij op dat pas na betekening van de dagvaarding in kort geding en in het bijzonder tijdens de behandeling ter zitting is gebleken dat het om diefstal van de bewoner/cliënt [bewoner X] gaat en om een biljet van € 50,-. Zij had ten tijde van haar ontslag inderdaad een biljet van € 50,- van [bewoner X] in haar bezit. Dit biljet had zij met toestemming van deze cliënt uit zijn portemonnee gepakt om op zijn verzoek een baardtrimmer te kopen. Bij het maken van deze afspraak op 28 februari 2012 – de laatste werkdag van [werkneemster] voor haar ontslag – waren diverse personen aanwezig zijnde twee stagiaires en een collega van [werkneemster] ([E]). Met betrekking tot de beelden van 23 februari 2012 stelt [werkneemster] dat zij met toestemming van [bewoner X] geld had gepakt opdat zij voor hem sigaretten kon kopen.
Indien de reden voor het ontslag op staande voet op 6 maart 2012 aan haar was medegedeeld had zij hier op aldus kunnen reageren en had Siza een en ander na kunnen gaan zonder eerst onomkeerbare stappen - ontslag op staande voet - te zetten. Siza heeft zich aldus niet aan de voorschriften en regels bij het geven van ontslag op staande voet gehouden en dat mag van een grote organisatie als die van Siza zeker verwacht worden.
4.4. Siza heeft aangegeven dat het ontslag op staande voet is gegeven vanwege de diefstal door [werkneemster] van € 50,- van [bewoner X]. Siza heeft erkend dat zij bij het geven van het ontslag op staande voet slechts heeft medegedeeld dat er geld zou zijn gestolen van een bewoner/cliënt. Siza heeft hiervoor gekozen opdat de politie een en ander nader uit kon zoeken waarbij een rol speelt dat er meerdere aangiftes van diefstal door bewoners/cliënten zijn gedaan. In een eerder geval is ook voor deze aanpak gekozen en bleek tijdens het politieonderzoek dat het betrokken personeelslid meerdere malen van bewoners/cliënten had gestolen.
4.5. Een werkgever dient bij het geven van een ontslag op staande voet de reden van dat ontslag aan de werknemer mee te delen. Die mededeling moet de werknemer in staat stellen zijn standpunt met betrekking tot het ontslag te bepalen. De medegedeelde reden fixeert in beginsel de ontslagreden en bepaalt de bewijslast van de werkgever. De kantonrechter is van oordeel dat de door Siza opgegeven reden tegen de geschetste achtergrond te vaag en onbepaald is. [werkneemster] werd immers niet medegedeeld wel geld/bedrag, van wie en wanneer er gestolen zou zijn. Dat Siza er belang bij had dat tijdens een strafrechtelijk onderzoek mogelijk meer gevallen van diefstal ontdekt konden worden, maakt niet dat zij is ontslagen van haar verplichting als werkgeefster om [werkneemster] te informeren over de precieze reden van het ontslag op staande voet. Dit geldt temeer nu zo’n ontslag zeer ingrijpende gevolgen voor een werknemer heeft. De kantonrechter is op grond van het voorgaande vooralsnog van oordeel dat de nietigheid van het ontslag op staande voet terecht is ingeroepen. Daarom zal de vordering tot doorbetaling van het loon en het vakantiegeld worden toegewezen.
4.6. Het is voldoende aannemelijk dat door de vermissingen (diefstallen) in het verleden en de aangifte door [bewoner X] onrust is ontstaan bij de cliënten/bewoners van Siza. Het gaat om kwetsbare en hulpbehoevende mensen. Zij zijn afhankelijk van de zorg van de medewerkers van Siza, waaronder [werkneemster]. Tegen die achtergrond is er onvoldoende spoedeisend belang om – vooruitlopend op een beslissing in een (eventuele) bodemprocedure – de vordering tot wedertewerkstelling toe te wijzen. Er is evenmin voldoende spoedeisend belang, mede afgezet tegen het hiervoor geschetste restitutierisico, om de vordering tot betaling van wettelijke verhoging en wettelijke rente toe te wijzen. De slotsom is dat slechts de vordering tot betaling van het loon vanaf 6 maart 2012 en het vakantiegeld wordt toegewezen.
4.7. Nu [werkneemster] grotendeels in het gelijk wordt gesteld, wordt Siza in de proceskosten veroordeeld.
5. De beslissing
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Siza om een [werkneemster] te betalen het haar toekomende loon vanaf 6 maart 2012, vermeerderd met vakantiegeld;
5.2. veroordeelt Siza in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werkneemster] begroot op € 563,64 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 90,64 aan dagvaardingskosten, € 73,- aan griffierecht en € 400,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3. bepaalt dat Siza van het totaalbedrag aan proceskosten het door [werkneemster] betaalde griffierecht van € 73,- en het salaris gemachtigde van € 400,- moet betalen aan de gemachtigde van [werkneemster] en de explootkosten van € 90,64 aan de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarvoor een nota wordt toegestuurd;
5.4. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op