ECLI:NL:RBARN:2012:BW7775

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
219686
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming en uitleg van een eierafnameovereenkomst tussen Noordfarm B.V. en Weko Egg Trading B.V.

In deze zaak vordert Noordfarm B.V. dat de rechtbank Weko Egg Trading B.V. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 272.157,42, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. De vordering is gebaseerd op een eierafnameovereenkomst die op 6 oktober 2009 en 5 januari 2010 is gesloten. Noordfarm, dat een pluimveebedrijf exploiteert, heeft eieren geleverd aan Weko, dat handelt in eieren. Het geschil betreft de uitleg van de overeenkomst, met name de duur van de legperiode en de afnameverplichtingen van Weko. Noordfarm stelt dat de legperiode tot 84 weken duurt, terwijl Weko betwist dat de overeenkomst deze uitleg ondersteunt en stelt dat de legperiode tot 72 weken loopt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen in hun overeenkomst hebben gesproken over de 'volle legperiode', maar dat er onduidelijkheid bestaat over wat dit precies inhoudt. Noordfarm heeft aangevoerd dat de legperiode door de pluimveehouder kan worden bepaald, terwijl Weko aanvoert dat dit gebruikelijk is tot 72 weken, gezien de eisen van de consumentenmarkt. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om Noordfarm in de gelegenheid te stellen bewijsstukken over te leggen die de productie van eieren en de afnameverplichtingen onderbouwen. Weko zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de uitleg van de overeenkomst niet alleen taalkundig moet worden benaderd, maar ook rekening moet houden met de redelijke verwachtingen van beide partijen en de gebruikelijke praktijken in de sector. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen hun standpunten en bewijsvoering verder kunnen uitwisselen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 219686 / HA ZA 11-1223
Vonnis van 23 mei 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOORDFARM B.V.,
gevestigd te Venhorst, gemeente Boekel,
eiseres,
advocaat mr. A.M. Rottier te ‘s-Hertogenbosch ,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEKO EGG TRADING B.V.,
gevestigd te Ochten, gemeente Neder-Betuwe,
gedaagde,
advocaat mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg.
Partijen zullen hierna Noordfarm en Weko genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 december 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 22 maart 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Noordfarm exploiteert een pluimveebedrijf, in het kader waarvan zij kippen – scharrelhennen – houdt voor de productie van eieren. Weko handelt bedrijfsmatig in eieren.
2.2. Op 6 oktober 2009 hebben Noordfarm en Weko twee eierafnamecontracten met elkaar gesloten, één betreffende eieren van scharrelhennen en één betreffende eieren van kooihennen. Eieren van kooihennen worden uitsluitend voor industriële toepassingen gebruikt.
2.3. In het contract van 6 oktober 2009 betreffende scharreleieren is onder meer bepaald:
“- De afname van de eieren geproduceerd door ca. 90.000 stuks witte KAT-waardige scharrelhennen voor de periode van 15 oktober 2009 (ca. 64 weken oud) tot einde legperiode (ca. maart 2010).
- De uitbetalingsprijs voor eieren is € 7,10 / 100 stuks.
- Voor de apart geleverde tweede soort eieren geldt een korting van € 0,02 per scharrelei; (…)Voor de in het pakstation bevonden 2e soort geldt de volgende kortingsregeling:
eieren tot 60 gram: 5% vrij.
eieren boven 60 gram 7% vrij
De uitvaleieren boven de genoemde percentages worden gekort met € 0,02 per ei”.
2.4. Op 5 januari 2010 hebben Noordfarm en Weko wederom een overeenkomst met elkaar gesloten, die in een door beide partijen ondertekende brief van die datum is vastgelegd. De tekst van die brief luidt:
“- De afname van de eieren geproduceerd door ca. 94.000 stuks witte KAT-waardige scharrelhennen voor de volle legperiode (opzet ca. 22 februari 18 weken oud).
- De uitbetalingsprijs voor eieren is € 7,45/100 stuks.
- Alle met het oog zichtbare 2e soort eieren dienen uitgesorteerd te worden, voor geleverde tweede soort eieren geldt een korting van € 2,- / 100 stuks. Deze 2e soort prijs zal echter nooit lager zijn dan de voor de betreffende gewichtsrange geldende kooi-eierenprijs.
- (…)
- Weko zal zorgdragen voor goed verpakkingsmateriaal (plastic trays) en voor afhaling van de eieren.
- (…)
- Betaling van de eieren geschiedt in de week na de week van levering.
- De eieren alsmede het bedrijf dienen te voldoen aan de condities zoals in het contractaanhangsel is omschreven.”
2.5. Bij de brief bevindt zich een document getiteld ‘contractaanhangsel’, dat ook op 5 januari 2010 is gedateerd en door beide partijen is ondertekend. Uit dit contractaanhangsel wordt geciteerd:
“Overige condities m.b.t. het eierafnamecontract van de circa 94.000 scharrelhennen:
- Het bedrijf zal aan de Nederlandse scharrelnormen alsmede aan de geldende KAT- en IKB-eisen voldoen.
(…)
- Documenten en onderzoeksgegevens m.b.t. het koppel hennen zullen op eerste verzoek aan Weko verstrekt worden. (…)”
2.6. De leveringsverplichting en afnameverplichting op grond van het contract van 5 januari 2010 ontstond nadat de hennen een leeftijd hadden bereikt waarop zij in staat waren eieren te leggen, dat wil zeggen bij een leeftijd van ongeveer 20 weken. In week 11 van 2010 (vanaf circa 8 maart 2010) zijn de eerste eieren op basis van dit afnamecontract door Noordfarm aan Weko geleverd.
2.7. Tot en met week 45 van 2010 hebben de partijen conform de overeenkomst uitvoering aan de overeenkomst van 5 januari 2010 gegeven.
2.8. Bij brief van 28 oktober 2010 heeft Weko aan Noordfarm geschreven:
“Vorige week hebben wij met u contact gehad omtrent de aantallen eieren die u ons levert op basis van bovengenoemd contract. Wij hebben tijdens dit gesprek aangegeven, dat er meer eieren aangeleverd worden dan in werkelijkheid mogelijk is met het aantal hennen waarvoor wij met u een afnamecontract overeengekomen zijn.
(…)
Wij hebben dit uitvoerig met u besproken en u verzocht ons een productielijst en de uitval van de aantallen dieren van de hele legperiode te verstrekken. Tot op heden hebben wij deze specificatie nog niet ontvangen. U gelieve ons deze lijsten uiterlijk begin volgende week toe te zenden, zodat wij volgende week een correcte afrekening alsmede correctie kunnen maken. Mochten wij geen productie- en uitvallijsten van u ontvangen, dan zien wij ons genoodzaakt zelf een correctie op te stellen op basis van gemiddelde leg- en uitvalcijfers.”
2.9. Bij brief van 23 november 2010 heeft Weko aan Noordfarm geschreven:
“Bijgaand zend ik u een overzicht van de teveel geleverde eieren conform ons contract d.d. 05.01.2010, uitgaande van het door u aan mij opgegeven aantal van 93.205 stuks opgezette hennen. Het bijgesloten overzicht geeft de productie weer van normcijfers van Dekalb Wit en de daarbij behorende financiële consequentie.”
2.10. Bij die brief is een creditnota gevoegd waarop een prijscorrectie is aangegeven tot en met week 45 ten bedrage van € 37.580,04 exclusief omzetbelasting. De prijscorrectie is onderbouwd met een lijst van feitelijk afgeleverde eieren en afgeleverde eieren conform de normcijfers. Ook op 31 december 2010, 5 februari 2011, 25 februari 2011 en 7 maart 2011 heeft Weko creditfacturen aan Noordfarm verzonden.
2.11. Bij brief van 7 december 2010 heeft Noordfarm aan Weko geantwoord dat zij niet akkoord gaat met de creditnota van 23 november 2010.
2.12. Bij brief van 19 januari 2011 heeft Weko aan Noordfarm geschreven:
“Onder verwijzing naar onze bespreking vandaag op ons kantoor in Ochten, bevestigen wij het volgende met u besproken te hebben:
A. In verband met de discussie ten aanzien van het aantal op uw bedrijf aanwezige leghennen, wordt het normblad van Dekalb/Wit gehanteerd voor de bepaling van het contractaantal geleverde eieren. Dit is ook reeds met u besproken tijdens ons gesprek d.d. 10.11.2010.
B. Wij beginnen met de normberekening vanaf levensweek 22 van uw dieren.
C. De beëindigingsdatum van het eierafnamecontract is d.d. 08.03.2011. Op genoemde datum hebben de hennen de 72e levensweek bereikt, uitgaande van de geboortedatum op 20.10.2009.”
2.13. Bij brief van 2 februari 2011 heeft Noordfarm tegen deze brief geprotesteerd. Zij heeft aangevoerd niet akkoord te zijn gegaan en nog immer niet te zijn met de punten A t/m C uit de brief van 19 januari 2011. Verder heeft zij toegelicht dat de hoge productie op haar bedrijf het gevolg is van een adequate bedrijfsvoering en haar vermoeden geuit dat de bezwaren van Weko voortkomen uit het gegeven dat de prijs van dergelijke eieren op de vrije markt inmiddels lager is dan de met Noordfarm overeengekomen prijs. Ook heeft zij te kennen gegeven dat volgens de huidige planning de legperiode van de kippen voortduurt tot week 22 van 2011.
2.14. De laatste hennen van het onderhavige koppel (dat wil zeggen de onderhavige groep van 94.000 hennen) zijn op 26 mei 2011 voor de slacht afgevoerd, derhalve op een leeftijd van 84 weken.
2.15. In totaal heeft Weko € 272.157,42 minder aan Noordfarm betaald dan waarop Noordfarm op basis van de overeenkomst meent recht te hebben. Over de periode tot de 72e levensweek van het koppel heeft Weko een correctie toegepast vanwege de gestelde overproductie en het overschot afgenomen tegen de - lagere - vrijemarktprijs. Vanaf de 72e levensweek heeft Weko alle eieren afgenomen tegen de vrijemarktprijs.
3. Het geschil
3.1. Noordfarm vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Weko veroordeelt tot betaling van € 272.157,42, vermeerderd met de wettelijke handelsrente tot 1 september 2011 ad € 9.214,31 en de wettelijke handelsrente vanaf 1 september 2011, alsmede tot betaling van € 4.000,00 wegens buitengerechtelijke kosten met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding, alsmede tot betaling van de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten daaronder begrepen.
3.2. De vordering van Noordfarm strekt tot nakoming van de overeenkomst van 5 januari 2010. Zij stelt dat Weko gedurende de volle legperiode, die tot een leeftijd van 84 weken heeft geduurd, alle eieren van het koppel dient af te nemen voor de prijs van € 7,45 per 100 stuks.
3.3. Weko heeft verweer gevoerd. Zij heeft betwist dat de partijen zijn overeengekomen dat Noordfarm de einddatum van de legperiode eenzijdig kon bepalen op een leeftijd van 84 weken. Zij heeft verder aangevoerd dat Noordfarm meer eieren aan haar heeft geleverd dan redelijkerwijs mogelijk was, en haar vermoeden geuit dat Noordfarm eieren van andere hennen aan haar heeft geleverd als waren het eieren van dit koppel, althans dat zij op de betreffende locatie meer hennen houdt dan het overeengekomen koppel van circa 94.000 hennen, meer precies 93.205 hennen.
3.4. Op de stellingen van beide partijen wordt hieronder nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het geschil tussen de partijen valt in twee aspecten uiteen. Ten eerste verschillen zij van mening, voor wat betreft de duur van de overeenkomst, over wat moet worden verstaan onder ‘volle legperiode’. Volgens Noordfarm was het gebruikelijk dat het pluimveebedrijf eenzijdig het einde van de legperiode bepaalde. Zij heeft dat einde voor dit koppel bepaald op een leeftijd van 84 weken. Weko betwist dat. Volgens haar blijkt uit het gegeven dat het om eieren ging voor de consumentenmarkt en het in de pluimveebranche algemeen bekende feit dat eieren van kippen die meer dan 72 weken oud zijn, niet geschikt zijn voor de consumentenbranche, dat met ‘volle legperiode’ bedoeld is tot de leeftijd van 72 weken.
4.2. Het tweede aspect betreft de stelling van Weko dat ook tijdens de legperiode een correctie moet worden toegepast. Noordfarm leverde volgens Weko structureel meer eieren af dan het gecontracteerde koppel scharrelhennen daadwerkelijk kon produceren. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Weko aangevoerd dat Noordfarm boven de norm van zowel Dekalb/Wit produceerde, als boven de alternatieve LSL-norm. Dat is volgens Weko zeer onwaarschijnlijk, aangezien aan haar bekend is (één van haar chauffeurs heeft dat volgens Weko van de bedrijfsleider van Noordfarm vernomen) dat onder het koppel sprake is geweest van een e-colibesmetting. Verder heeft Weko aangevoerd dat Noordfarm haar, anders dan zij had toegezegd, geen overzicht heeft gegeven van de productieresultaten, behalve over één week, en dat uit dat overzicht over die ene week al blijkt dat Noodfarm minder eieren had geproduceerd dan zij tot op dat moment aan Weko had uitgeleverd. Ook heeft zij nog aangevoerd dat het koppel in het begin van de legperiode juist onder de norm produceerde, zodat volgens haar vrijwel uitgesloten is dat het koppel nadien juist uitzonderlijk goed is gaan produceren. Volgens Weko is dus sprake van gerommel/gesjoemel, volgens haar ingegeven door de relatief gunstige contractsprijs ten opzichte van de op dat moment geldende marktprijs.
4.3. De rechtbank ziet aanleiding met dit tweede aspect te beginnen. Namens Noordfarm is aangevoerd dat de stellingen van Weko niet meer zijn dan ongefundeerde verdachtmakingen. Daarin wordt zij niet zonder meer gevolgd. Weko heeft met de stelling dat sprake is van een uitzonderlijk goede productie, in combinatie met haar stelling dat een van haar chauffeurs heeft vernomen dat sprake was van een e-colibesmetting met veel sterfte-uitval en haar stelling dat het koppel aanvankelijk juist ondergemiddeld produceerde, voldoende gesteld, althans de stelling van Noordfarm dat alle afgeleverde eieren door het gecontracteerde koppel zijn geproduceerd, voldoende gemotiveerd betwist.
4.4. Weko heeft ter comparitie gesteld dat zij nadere informatie over het koppel hennen zou willen, met name over de vraag hoeveel voer er is aangeleverd aan het bedrijf, hoeveel de uitval is geweest, de door Rendak verwerkte dode dieren, hoeveel hennen er door de broederij zijn aangeleverd en informatie over veterinaire problemen. Noordfarm heeft ter zitting aangeboden deze informatie te verschaffen, waarbij mr. Rottier dit aanbod in zoverre heeft genuanceerd dat primair de stelling blijft dat sprake is van ongenuanceerde verdachtmakingen. Hiervoor is al gebleken dat deze laatste stelling voorshands niet zonder meer wordt aanvaard. Noordfarm zal conform haar aanbod (en conform het bepaalde in het ‘contractsaanhangsel’ dat zonder beperking bepaalt dat documenten en onderzoeksgegevens met betrekking tot het koppel hennen op eerste verzoek aan Weko verstrekt zullen worden) in de gelegenheid worden gesteld de gevraagde gegevens over te leggen. Weko zal daarop mogen reageren. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen.
4.5. Dan het eerste aspect, de duur van de overeenkomst. De tekst van de overeenkomst luidt op dit punt: ‘De afname van de eieren geproduceerd door ca. 94.000 stuks witte KAT-waardige scharrelhennen voor de volle legperiode (opzet ca. 22 februari 18 weken oud)’. Tussen de partijen is in geschil wat moet worden verstaan onder het begrip ‘volle legperiode’. Volgens Noordfarm is dat de gehele levensduur totdat de kip door ouderdom niet meer rendabel is, hetgeen door de pluimveehouder wordt bepaald. Volgens Weko is dat in geval van consumenteneieren, zoals in de branche gebruikelijk, tot het ‘omslagpunt’ bij een leeftijd van 72 weken, hetgeen door haarzelf in overleg met de pluimveehouder wordt bepaald.
4.5. Het betreft hier naar het oordeel van de rechtbank een vraag van uitleg van de overeenkomst. Die vraag kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren. (Zie HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635).
4.6. Over de uitleg van de overeenkomst aan de hand van dit criterium wordt voorshands overwogen dat de tekst van de overeenkomst geen aanwijzingen bevat voor de door Weko bepleite uitleg. Uit die tekst kan wel worden afgeleid dat de overeenkomst in beginsel zag op eieren voor de consumentenmarkt, maar dat wordt door Noordfarm ook niet betwist. Voorshands is niet duidelijk waarom in de overeenkomst wordt gesproken van ‘volle legperiode’ terwijl Weko, zo stelt zij nu, 72 weken bedoelde. Namens Weko is ter comparitie ook niet verklaard dat bij de contractsbesprekingen aan Noordfarm ter sprake is gekomen dat ongeveer 72 weken werd bedoeld of de periode dat de eieren nog geschikt zouden zijn voor de consumentenmarkt. Ook de eerder door partijen gesloten overeenkomst met betrekking tot eieren van scharrelhennen van 6 oktober 2009 biedt geen directe steun voor Weko’s uitleg van de overeenkomst, aangezien Weko zich bij die overeenkomst heeft verbonden tot ‘afname van de eieren geproduceerd door ca. 90.000 stuks witte KAT-waardige scharrelhennen voor de periode van 15 oktober 2009 (ca. 64 weken oud) tot einde legperiode (ca. maart 2010).’ Ook hier wordt het einde van de legperiode dus geschat op een leeftijd van ongeveer 84 weken. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank de uitleg van Noordfarm voorshands aannemelijk. Bij de uitleg van de overeenkomst kan echter wel van belang zijn of het zo is, zoals Weko stelt, maar Noordfarm betwist, dat het in de eierbranche gebruikelijk is dat leghennen tot een leeftijd van 72 weken eieren produceren voor de consumentenmarkt en dat de legperiode eindigt indien zij die leeftijd hebben bereikt. Weko zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, waarbij zij deze stelling zal kunnen betrekken.
4.7. Zoals hiervoor reeds overwogen, zal de zaak eerst naar de rol worden verwezen opdat Noordfarm de in rov. 4.4. genoemde stukken in het geding kan brengen. Weko zal zich daarover mogen uitlaten. Bij haar uitlating zal Weko tevens in mogen gaan op de vraag hoe zij het in rov. 4.6. bedoelde tegenbewijs wenst te leveren, meer in het bijzonder op de vraag of zij de gebruiken in de eierbranche wenst te bewijzen door middel van een deskundigenbericht dan wel een getuigenverhoor.
4.8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 juni 2012 voor het nemen van een akte door Noordfarm B.V. over hetgeen is vermeld onder 4.7., waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2012.