ECLI:NL:RBARN:2012:BW7722

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
216731
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van schade op grond van dekking cascoverzekering

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], vergoeding van schade aan zijn caravan van de gedaagde, SCHADEVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ BOVEMIJ N.V. Eiser had zijn caravan casco verzekerd bij Bovemij en claimde een schadevergoeding van € 12.650,00, na eerder een bedrag van € 5.650,00 te hebben ontvangen. De schade was ontstaan door een gat in het dakluik van de caravan, waardoor water was binnengedrongen en schade had veroorzaakt aan de binnenzijde van de caravan. Bovemij betwistte de dekking van de schade en stelde dat eiser niet had voldaan aan zijn zorgplicht, zoals vastgelegd in de polisvoorwaarden. De rechtbank oordeelde dat eiser in redelijkheid niet de normale voorzichtigheid had betracht die van hem kon worden verwacht. Eiser had de caravan op een buitenterrein gestald zonder tussentijdse inspectie, wat het risico op schade vergrootte. De rechtbank concludeerde dat Bovemij alleen verplicht was tot vergoeding van de herstelkosten van de primaire schade, en dat de vorderingen van eiser werden afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Bovemij, die op € 1.336,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 216731 / HA ZA 11-891
Vonnis van 2 mei 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E. Sünbül te Zoetermeer,
tegen
de naamloze vennootschap
SCHADEVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ BOVEMIJ N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Bovemij genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 september 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 8 maart 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft op 30 mei 2005 een nieuwe caravan van het merk Dethleffs 560 SK Lifestyle gekocht voor € 18.955,00 bij Klein Caravans B.V. te Nieuwerkerk aan den IJssel.
2.2. [eiser] heeft de caravan casco verzekerd bij Bovemij via assurantiebemiddelingsbedrijf Aevitae B.V. voor een bedrag van € 19.000,00. Blijkens het polisblad is de dekking omschreven als “Tourcaravan Uitgebreid”. Op het polisblad is een clausule opgenomen met de volgende tekst:
2700 Diefstalbeveiliging
In aanvulling op het in de algemene voorwaarden bepaalde omtrent de zorgplicht is verzekerde verplicht de caravan/aanhanger in losgekoppelde staat, indien niet in een afgesloten ruimte gestald, onder alle omstandigheden te beveiligen door middel van een koppelingsslot en wielklem (…)
Op de verzekeringsovereenkomst zijn de Algemene Verzekeringsvoorwaarden ALGA0301 (hierna: Algemene Verzekeringsvoorwaarden) en de Model voorwaarden Cascoverzekering Caravan A0201 (hierna: voorwaarden Cascoverzekering) van toepassing.
2.3. De Algemene Verzekeringsvoorwaarden luiden voor zover van belang als volgt:
Artikel 8 Verplichtingen bij schade
De verzekerde is verplicht in geval van een gebeurtenis waarvan de financiële gevolgen ten laste van de verzekeraar (kunnen) komen:
(...)
f. het ontstaan of verergeren van schade zoveel mogelijk te beperken;
(...)
Artikel 9 Uitsluitingen
Naast de specifieke uitsluitingen als nader in de voorwaarden van de verzekerde productmodule(s) omschreven, is voor elke productmodule uitgesloten de schade:
(...)
4. Omstandigheden
(...)
b. ten aanzien waarvan de verzekerden een verplichting niet nakomen, waardoor de belangen van de verzekeraar zijn of worden geschaad;
(...)
2.4. De voorwaarden Cascoverzekering luiden voor zover van belang als volgt:
Artikel 3 Omschrijving van de dekking
1. Standaarddekking
De verzekering dekt - tot maximaal het op het polisblad genoemde bedrag - de dagwaarde, dan wel van het later door indexering aangepaste bedrag de schade aan of verlies van de caravan, inventaris en/of uitrusting door:
(...)
b. diefstal, (in)braak, vandalisme, joyriding, of oplichting of verduistering;
c. storm, vallende voorwerpen door storm, vallend gesteente of aardverschuiving;
d. neerslag, onvoorzien de caravan binnengedrongen;
(...)
f. enig ander van buiten komend onheil;
(...)
Artikel 4
Naast de uitsluitingen genoemd in de Algemene Verzekeringsvoorwaarden geeft de verzekering geen dekking voor schade:
(...)
e. bestaande uit herstelkosten als gevolg van slijtage;
1. door onvoldoende onderhoud van de verzekerde zaken, waarvan in ieder geval sprake is bij schade door uitdroging en/of verwering van afdichtingsmateriaal en dakbedekking;
2. door onvoldoende zorg voor de verzekerde zaken, waarvan in ieder geval sprake is indien de verzekerde verzuimt:
- de verzekerde zaken veilig te stellen bij verwachte hoge waterstanden;
- de sanitaire en verwarmingsinstallatie te beschermen tegen bevriezing;
- buiten het normale seizoen waardevolle zaken (zoals audiovisuele apparatuur) te verwijderen;
(...)
g. door langzaam inwerkende weersinvloeden (licht en vocht);
(...)
2.5. De caravan was gestald op een buitenterrein van een camping. Ter comparitie heeft [eiser] daarover verklaard:
In oktober 2007 heb ik de caravan naar de opslag voor de winter gebracht. Dat doe ik al 24 jaar bij dezelfde stalling. Dat is een particuliere stalling waar wel 100 caravans staan. Deze staan op een veld buiten met een haag er omheen en aan één zijde bomen. De afstand tot de stam van de bomen is ongeveer 2 à 3 meter. De caravans staan dicht bij elkaar voor bescherming tegen wind. Je kan er wel omheen lopen de deur kon open. Ik ben bij het brengen van de caravan naar de plek erbij geweest. Hij stond aan de kant van de bomen. Ik heb de caravan zoals gebruikelijk winterklaar gemaakt. De bedoeling was dat ik hem in mei/juni van het volgende jaar weer op zou halen. Tussentijds kom ik er nooit, dat doet niemand. In januari 2008 heb ik een hersenbloeding gekregen en toen mocht ik een half jaar geen auto rijden. Mijn vrouw rijdt wel auto, maar niet met de caravan. Met de stallinghouder zijn geen afspraken over inspectie gemaakt. Ik betaal hem € 100,00 per jaar.
2.6. [eiser] heeft op 13 november 2008 schade aan zijn caravan geclaimd via Aevitae B.V. bij Bovemij.
2.7. Aevitae B.V. heeft door CED Bergweg B.V. een schaderapportage laten verrichten, waarvan op 10 december 2008 een rapport is uitgebracht. In het rapport staat voor zover van belang vermeld:
Plaats en omschrijving van de schade
Wij constateerden dat de tourcaravan ernstig beschadigd was aan de achterbinnenzijde, rechterzijwand en linkerzijwand. Het volgende werd beschadigd: dakluik vertoonde een gat boven het achterbeddeel. De plafondplaat dakisolatie achterwand en zijwanden waren door een ernstige vochtinwerking van buitenaf aangetast. De delen waren hier uitgeslagen nat en aan verrottingsproces onderhavig. (...) Voorts stelden wij vast dat het achterbeddeel, matrassen, houten bedombouw en kastdelen eveneens waren aangetast en uitgeslagen. In de caravan hing een muffige lucht van de aangetaste delen.
Oorzaak en conclusie
De schade is veroorzaakt doordat als gevolg van aanraking met een hard object op het achterdakluik een gat is ontstaan Dit is gezien de inslag een boomtak of dergelijks geweest. Dit heeft tot gevolg gehad dat door het gat in het dakluik, water vrij en zeer geruime tijd de caravan heeft kunnen binnendringen. Het binnengedrongen water heeft de aanwezige materialen ernstig aangetast, waarna deze zijn gaan verrotten en zijn gaan schimmelen.
Schadevaststelling
Globale herstelkosten incl. BTW EUR 20.000,00
De herstelkosten bedragen meer dan het verschil tussen de waarde van de caravan voor en na het evenement.
Gezien het bovenstaande is schaderegeling op basis van totaal verlies van toepassing.
Dagwaarde incl. BTW EUR 12.000,00
Restwaarde incl. BTW EUR 6.350,00
----------------
Schade incl. BTW EUR 5.650,00
Bovemij, ALG 301, verzekeringswaarde EUR 19000,00
Poliswaarde incl. BTW EUR 19.000,00
Restwaarde incl. BTW EUR 6.350,00
----------------
Schade incl. BTW EUR 12.650,00
2.8. Bij brief van 19 december 2008 heeft Aevitae B.V. aan [eiser] bericht dat de schade aan de caravan niet voor vergoeding in aanmerking komt.
2.9. Bij brief van 24 februari 2009 heeft Bovemij aan [eiser] het standpunt van Aevitae B.V. bevestigd.
2.10. Op 23 april 2009 is aan [eiser] een bedrag van € 5.650,00 incl. btw uitgekeerd, blijkens de brief van 14 mei 2009 van Bovemij uit coulance.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat Bovemij te veroordelen tot betaling van € 7.000,00 en buitengerechtelijke kosten van € 833,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij op grond van de polisvoorwaarden recht heeft op volledige vergoeding van de schade van € 12.650,00. Hij maakt derhalve aanspraak op vergoeding van het restant. De schadetoebrengende oorzaak valt onder de dekking in artikel 3 van de voorwaarden Cascoverzekering.
3.3. Bovemij voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bovemij betwist allereerst dat de geleden schade door de verzekeringsovereenkomst is gedekt. Zij betwist voorts gehouden te zijn tot (verdere) uitkering omdat [eiser] niet heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht. Zij beroept zich daartoe op de uitsluitingsgrond van artikel 4 sub e van de voorwaarden Cascoverzekering. Hieruit volgt een verplichting tot enige controle van de caravan. Deze verplichting volgt ook uit artikel 8 sub f Algemene Verzekeringsvoorwaarden en artikel 7:957 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) (bereddingsplicht). Daarnaast is de dekking uitgesloten op grond van artikel 4 sub g van de voorwaarden Cascoverzekering, omdat er sprake is van langzaam inwerkende weersinvloeden.
Subsidiair beroept Bovemij zich op eigen schuld aan de zijde van [eiser], omdat het mede op zijn weg lag om normaal toezicht te houden.
4.2. Uit het schaderapport volgt dat de volgende schade is geconstateerd:
- een gat in het dakluik
- vochtinwerking en verrotting van het plafond, achterwand en zijwanden
- aantasting en uitslag op het achter beddeel, matrassen, houten bedombouw en kastdelen.
Voorts volgt uit het schaderapport dat de schade is veroorzaakt doordat als gevolg van aanraking met een hard object op het achterdakluik een gat is ontstaan en dat dit gezien de inslag een boomtak of dergelijks is geweest. Daarnaast heeft de schade-expert vastgesteld dat als gevolg van het gat in het dakluik, water vrij en zeer geruime tijd de caravan heeft kunnen binnendringen. Het binnengedrongen water heeft de aanwezige materialen ernstig aangetast, waarna deze zijn gaan verrotten en schimmelen.
4.3. Uit het schaderapport volgt dat er twee soorten schade zijn. Allereerst het gat in het dakluik en de als direct gevolg daarvan ontstane waterschade, verder te noemen de primaire schade. Daarnaast de vochtinwerking, verrotting, aantasting en uitslag op de wanden, het plafond en interieur van de caravan, verder te noemen de secundaire schade.
primaire schade
4.4. Bovemij heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de primaire schade onder de dekkingsomschrijving van artikel 3 van de voorwaarden Cascoverzekering valt. Uit het schaderapport volgt dat het gat in het dakluik is ontstaan door een hard object. Blijkens artikel 3 van de voorwaarden Cascoverzekering (2.4) valt deze primaire schade, ondanks dat de oorzaak waardoor het harde object het gat in het dakluik heeft veroorzaakt niet (meer) te achterhalen is, in meerdere categorieën, zoals vallende voorwerpen door storm (sub c) en/of enig ander van buiten komend onheil (sub f). Daarnaast is de mogelijke oorzaak van vandalisme ook nog gedekt (sub b). Nu niet gesteld is dat de primaire schade is veroorzaakt door opzet en/of roekeloosheid (artikel 7:952 BW) is Bovemij op grond van artikel 3 van de voorwaarden Cascoverzekering in beginsel gehouden deze schade te vergoeden.
4.5. Het beroep op de schending van de zorgplicht gaat met betrekking tot de primaire schade niet op. Bovemij geeft zelf bij conclusie van antwoord aan dat zij dekking biedt in geval een caravan op een buitenstallingsterrein staat geplaatst. Niet, althans onvoldoende gemotiveerd, is gesteld dat het ontstaan van de primaire schade - het gat in het dakluik en de directe waterschade - redelijkerwijs te voorkomen was geweest.
4.6. Op dezelfde gronden wordt het beroep op eigen schuld met betrekking tot het ontstaan van deze schade verworpen. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat van langzaam inwerkende weersinvloeden (artikel 4 aanhef en sub g van de voorwaarden Cascoverzekering) met betrekking tot de primaire schade sprake is.
secundaire schade
4.7. Vervolgens is de vraag of Bovemij ook aansprakelijk is voor de secundaire schade: de vochtinwerking, verrotting, aantasting en uitslag op de wanden, het plafond en interieur van de caravan. Niet in geschil is dat als het gat in het luik niet was ontstaan, deze schade ook niet was opgetreden.
4.8. Belangrijkste verweer van Bovemij hiertegen is haar beroep op schending van de zorgplicht, of te wel dat zij niet gehouden is om de herstelkosten te voldoen als gevolg van slijtage door onvoldoende zorg. [eiser] had tijdig en geregeld de caravan moeten controleren, dan wel moeten laten controleren door een derde. Dan had deze schade voorkomen, dan wel beperkt kunnen blijven. Persoonlijke omstandigheden aan de zijde van [eiser] maken dit niet anders, aldus Bovemij.
4.9. In artikel 4 aanhef en sub e van de voorwaarden Cascoverzekering staat vermeld dat er geen dekking is voor schade als gevolg van slijtage door onvoldoende zorg voor de verzekerde zaken waarvan in ieder geval sprake is indien de verzekerde verzuimt de verzekerde zaken veilig te stellen bij verwachte hoge waterstanden. Daarnaast volgen nog twee andere mogelijkheden (zie 2.4). [eiser] betwist dat hier sprake is van slijtage. Voorts betwist hij dat er van de gevallen als genoemd onder 2 sprake is. Volgens Bovemij is hier sprake van een aantal niet limitatieve voorbeelden.
4.10. Nu Bovemij zich onder meer beroept op diverse uitsluitingsgronden uit de voorwaarden Cascoverzekering en de Algemene Verzekeringsvoorwaarden en [eiser] daar tegenover stelt dat er van de gevallen als genoemd in de uitsluitingsgronden waarop Bovemij zich beroept geen sprake is, dan wel dat deze beperkt moeten worden uitgelegd, verschillen partijen van mening over de uitleg van de polisvoorwaarden.
4.11. Volgens vaste jurisprudentie kan de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Tevens is van belang de uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogenaamde Haviltexcriterium). Dit geldt ook voor polisvoorwaarden.
4.12. Nu [eiser] ter comparitie heeft verklaard dat bij de totstandkoming van de verzekering niet over de polisvoorwaarden is gesproken of onderhandeld, omdat hij in verband met stopzetting van de verzekering bij Agis, op haar advies de verzekering bij Bovemij onder dezelfde condities heeft afgesloten, betekent dat dat een gemeenschappelijke partijbedoeling niet achterhaald kan worden en is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. Het komt bij de uitleg van de polisvoorwaarden derhalve aan op de betekenis die redelijke personen aan de desbetreffende bepalingen zouden hebben toegekend.
4.13. De rechtbank stelt voorop dat de zinsnede “waarvan in ieder geval sprake is”, waarna een opsomming volgt in artikel 4 aanhef en sub e onder 2 voorwaarden Cascoverzekering, duidt op het nader invullen van het begrip onvoldoende zorg. De woorden “in ieder geval” houden daarbij de mogelijkheid open dat er nog andere voorbeelden zijn. Deze tekst biedt geen enkel concreet aanknopingspunt voor de juistheid van de beperking die [eiser] daarop wenst aan te brengen. Dat betekent dat de onder artikel 4 sub e onder 2 genoemde voorbeelden niet uitputtend zijn. Ook een door [eiser] gegeven beperkte uitleg hieraan, maakt dit niet anders. [eiser] doelt daarbij erop dat hij omdat hij een dekking uitgebreid heeft genomen, minder bedacht hoefde te zijn op uitsluitingsgronden. Daarnaast zou zijn zorgplicht zijn beperkt tot met name diefstalbeveiliging, gelet op de in het polisblad opgenomen clausule. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Omdat in andere artikelen in de voorwaarden Cascoverzekering uitdrukkelijk wordt verwezen naar de dekking uitgebreid, ligt het voor de hand dat indien het de bedoeling was geweest van Bovemij om deze uitsluitingsgrond te beperken bij de uitgebreide dekking, zij dit uitdrukkelijk had opgenomen. Nu dit niet is gebeurd mocht [eiser] hier redelijkerwijs niet vanuit gaan. Ook valt niet in te zien waarom zijn zorgplicht zou zijn beperkt tot diefstalbeveiliging, te meer nu uit het polisblad volgt dat het een uitbreiding van de zorgplicht betreft, er staat immers vermeld dat het in aanvulling is op het in de algemene voorwaarden bepaalde.
4.14. Voorts heeft [eiser] betwist dat het onderhavige geval onder slijtage valt, zoals genoemd in de aanhef onder sub e. De rechtbank constateert dat geen van de onder 2 genoemde voorbeelden direct verband houden met slijtage. Hiervan is immers niet direct sprake bij hoge waterstanden, bevriezing of diefstal. Het ligt voor de hand dat deze term is opgenomen met het oog op het onder 1 genoemde onvoldoende onderhoud in geval uitdroging en/of verwering van afdichtingsmateriaal en dakbedekking. Naar het oordeel van de rechtbank leidt het gebruik van de term slijtage niet tot een onduidelijkheid in de bepaling, omdat de strekking van deze bepaling op zich voldoende duidelijk is.
4.15. Vervolgens is aan de orde wanneer sprake is van schending van de zorgplicht. De rechtbank stelt voorop dat het op een buitenterrein stallen van een caravan voor de winterperiode een zeker risico met zich brengt. Op het caravanseizoen volgt de herfst, een periode waarin in het algemeen veelvuldig overvloedige neerslag en (harde) wind, vaak ook storm, voorkomt. Ditzelfde geldt voor de winter. Bij harde wind en storm kunnen loswaaiende takken en loszittende voorwerpen veel schade veroorzaken. Bekend verondersteld mag worden dat een zware tak, steen of anderszins hard voorwerp dat op een dak(luik) van een caravan terechtkomt, flinke schade teweeg kan brengen, juist omdat een caravan is vervaardigd uit voornamelijk lichtgewicht materialen. Weliswaar kan een deel van de risico’s worden ondervangen door caravans dicht bij elkaar te zetten, waardoor de binnenin geplaatste caravans minder blootgesteld worden aan de wind, doch ook dan blijft het risico op schade van bovenaf aanwezig. Daarnaast geldt dat schade als gevolg van vandalisme bij een buitenstalling ook niet uitgesloten kan worden.
4.16. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] met het stallen van zijn caravan op een buitenterrein waar langs één zijde bomen stonden, zonder afspraken te maken met de stallinghouder over inspectie en zonder tussentijds te gaan kijken, terwijl inspectie in en om de caravan mogelijk was, de mogelijkheid voor lief heeft genomen dat de caravan gedurende de winterperiode als gevolg van een storm, vandalisme of ander onheil van buitenaf beschadigd zou raken en daardoor gedurende een lange(re) periode blootgesteld zou komen te staan aan inregening met alle gevolgen van dien. Dat [eiser] in de voorgaande 24 jaar nooit eerder schade had opgelopen en dat anderen die daar caravans stallen daar evenmin tussentijds inspecteren, doet daar niet aan af. Dat [eiser] niet eerder schade aan zijn caravan heeft opgelopen kan als een gelukkige omstandigheid worden beschouwd. Dat anderen evenmin tussentijds gingen inspecteren sluit voorts niet uit dat zij geen schade hebben opgelopen. [eiser] mocht er dan ook in redelijkheid niet op vertrouwen dat zijn caravan daar veilig zonder enig risico op schade was gestald. Hij had telkens na storm en/of hevige regenval moeten inspecteren, dan wel dit met enige regelmaat moeten (laten) doen. Dat hij een hersenbloeding heeft gekregen in januari 2008 en daardoor een half jaar niet mocht autorijden maakt dat op zichzelf niet anders. Bovendien was het niet echt bezwaarlijk voor [eiser] om iemand anders, bijvoorbeeld zijn vrouw die ook over een rijbewijs beschikt, op inspectie te sturen, dan wel de stallinghouder hierom te verzoeken (tegen een eventuele meerprijs).
4.17. De omstandigheid dat [eiser] er niet op mocht vertrouwen dat zijn caravan veilig was gestald in samenhang bezien met de omstandigheid dat een zware tak, steen of anderszins hard voorwerp die op een dak(luik) van een caravan terechtkomt, flinke schade teweeg kan brengen, brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat [eiser] in redelijkheid niet de normale voorzichtigheid heeft betracht die van hem kon worden verwacht. Naar het oordeel van de rechtbank valt een dergelijk schadegeval van langdurige inwatering onder deze omstandigheden onder het betrachten van onvoldoende zorg zoals bedoeld in artikel 4 aanhef en onder e sub 2 van de voorwaarden Cascoverzekering. Daarnaast is in ieder geval sprake van schending van de verplichting om het ontstaan of verergeren van schade zoveel mogelijk te beperken, als bedoeld in artikel 8 sub f Algemene Verzekeringsvoorwaarden en/of de algemene bereddingsplicht in artikel 7:957 BW, hetgeen [eiser] verder ook niet gemotiveerd heeft bestreden.
4.18. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat Bovemij uitsluitend voor de herstelkosten van de primaire schade aan [eiser] tot uitkering verplicht is. Vast staat dat Bovemij een uitkering aan [eiser] heeft gedaan van € 5.650,00 incl. btw, blijkens de brief van 14 mei 2009 uit coulance. De rechtbank schat de hoogte van de herstelkosten die verband houden met de primaire schade - een kapot dakluik en enige waterschade - met inachtneming van een aftrek voor eigen risico van € 113,00 ex aequo et bono op een lager bedrag dan hetgeen aan [eiser] reeds is uitgekeerd. Slotsom is dan ook dat Bovemij een verdere uitkering aan [eiser] heeft mogen weigeren. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
4.19. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bovemij worden begroot op:
- griffierecht € 568,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.336,00
4.20. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Bovemij tot op heden begroot op € 1.336,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2012.