ECLI:NL:RBARN:2012:BW7718

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
229889
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van de Rechtbank Arnhem

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 mei 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen de rechters van de rechtbank. Verzoeker voerde vier gronden aan voor zijn wrakingsverzoek. Drie van deze gronden waren van processuele aard en bestonden uit stellingen en veronderstellingen, terwijl de vierde grond betrof de samenstelling van de wrakingskamer, die uit rechters van het gerecht in kwestie bestond. De rechtbank oordeelde dat deze gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechters partijdig waren of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond.

De procedure begon met een wrakingsverzoek van verzoeker op 8 mei 2012, waarop de betrokken rechter op 10 mei 2012 reageerde en zijn zienswijze uiteenzette. Op de zitting van 29 mei 2012 verschenen zowel verzoeker als de rechter niet, wat de behandeling van het verzoek bemoeilijkte. De rechtbank benadrukte dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is voor klachten van processuele aard en dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat de wrakingskamer volgens het wrakingsprotocol van de rechtbank was samengesteld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere samenstelling rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 229889 / HA RK 12-145
Beschikking van 29 mei 2012
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoeker tot wraking,
en
[rechter1]
in zijn hoedanigheid van voorzitter van de wrakingskamer in de zaak tussen verzoeker en [rechter2] (zaaknummer HA RK 12/123).
Partijen worden hierna ook aangeduid als verzoeker respectievelijk de rechter.
1. De procedure
1.1. Bij schrijven van 8 mei 2012 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter.
1.2. Bij schrijven van 10 mei 2012 heeft de rechter aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft hij zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3. Op 29 mei 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker en de rechter zijn beiden zonder voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
2. Het wrakingsverzoek en het verweer
2.1. Verzoeker stelt dat de rechter kennelijk misbruik heeft gemaakt van het wrakingsprotocol c.q. de van toepassing zijnde rechtsregels, waaronder de regels van het wrakingsprotocol, niet heeft gehandhaafd. Hij voert daartoe – samengevat - het volgende aan.
1. verzoeker heeft geen afschrift ontvangen van het volledige wrakingsprocesdossier met daarin het dossier in de hoofdzaak.
2. verzoeker heeft geen reactie ontvangen van [rechter2].
3. twee door verzoeker eerder ingediende wrakingsverzoeken zijn niet met de vereiste spoed onafhankelijk behandeld. De rechter heeft geweigerd op voorhand een schriftelijke beslissing te nemen op een aantal verzoeken van verzoeker.
4. de rechter onthoudt verzoeker het recht op een voltallige onafhankelijke wrakingskamer met drie onafhankelijke rechters vanuit een ander arrondissement.
2.2. De rechter voert verweer en stelt dat met de namens hem aan verzoeker verrichte uitingen hij de van hem verlangde onpartijdigheid op geen enkele wijze geweld heeft aangedaan of op enigerlei wijze een schijn van partijdigheid heeft gewekt.
3. De beoordeling
3.1. Gelet op artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3. De door verzoeker aangevoerde gronden onder 1 tot en met 3 betreffen klachten van processuele aard. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Bovendien bevatten deze gronden slechts stellingen en veronderstellingen. Concrete feiten en omstandigheden waaruit de partijdigheid van de rechter tegen verzoeker zou moeten blijken of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, heeft verzoeker verder niet aangevoerd.
3.4. Voor wat betreft de door verzoeker onder 4 aangevoerde grond geldt dat het wrakingsprotocol van deze rechtbank in artikel 5.1 over de inrichting van de wrakingskamer bepaalt dat wrakingsverzoeken steeds worden behandeld door een meervoudige kamer van het gerecht in kwestie. Deze bepaling is overeenkomstig het landelijk protocol dat voor de behandeling van wrakingen geldt. Slechts in bijzondere gevallen kan er aanleiding zijn de wrakingskamer geheel of gedeeltelijk samen te stellen uit rechters uit een ander gerecht (van gelijke rang). Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn niet aangevoerd en hiervan is ook niet gebleken.
3.5. Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J. Vierveijzer (voorzitter), L. van Gijn en F.M.T. Quaadvliet, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.B. Wichman en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2012.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.