ECLI:NL:RBARN:2012:BW7460

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
225429
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in verband met forumkeuze in borgtochtovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank. De eiseres, IHT Industrie- und Handels-Treuhand GmbH, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die borg stond voor een derde partij, Next Start Trade B.V. De rechtbank overwoog ambtshalve dat zij rechtsmacht had op basis van artikel 2 lid 1 van de EEX-verordening, omdat de gedaagde woonachtig was in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de incidentele vordering van de gedaagde om de rechtbank onbevoegd te verklaren, moest worden toegewezen. Dit was gebaseerd op de erkenning van IHT dat partijen een forumkeuze hadden gemaakt in de overeenkomst van borgtocht, waarbij de rechtbank Breda was aangewezen voor de beslechting van geschillen. De rechtbank concludeerde dat er geen dwingende competentieregels waren die deze keuze in de weg stonden. De rechtbank Arnhem verklaarde zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en verwees de zaak naar de rechtbank Breda, sector civiel. Tevens werd IHT veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van de gedaagde waren begroot op € 452,00.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 225429 / HA ZA 12-66
Vonnis in incident van 23 mei 2012
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
IHT INDUSTRIE- UND HANDELS-TREUHAND GMBH,
gevestigd te (63268) Dreieich, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.M. Bosman te Utrecht,
tegen
[ged.hfdz./eis.inc.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.V. Scheffer te Utrecht.
Partijen zullen hierna IHT en [ged.hfdz./eis.inc.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1 IHT vordert in de hoofdzaak betaling van [ged.hfdz./eis.inc.] van een bedrag van
€ 50.000,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de werkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten, dan wel de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten op grond van rapport Voorwerk II, alsmede vermeerderd met de proceskosten en nakosten.
2.2. IHT legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Op 27 mei 2010 heeft [ged.hfdz./eis.inc.] zich door middel van een overeenkomst van borgtocht jegens IHT borg gesteld tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen IHT van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Next Start Trade B.V. (voorheen De Tickert Trade B.V.) te vorderen heeft of zal hebben, voor zover Next Start Trade B.V. tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen jegens IHT, zulks tot een maximumbedrag van € 50.000,00 inclusief rente en kosten. IHT heeft voor Next Start Trade B.V. in de periode van 11 april 2011 tot en met 17 juni 2011 verschillende facturen van diverse leveranciers van Next Start Trade B.V. voldaan. In diezelfde periode heeft Next Start Trade B.V. nagelaten op de speciaal voor het betalingsverkeer met de contractleveranciers van IHT geopende Commerzbankrekening voldoende gelden aanwezig te hebben, waardoor op die rekening een debetsaldo is ontstaan. De facto heeft Next Start Trade B.V. aldus een bedrag van € 85.312,83 aan facturen onbetaald gelaten. Daarmee is zij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens IHT uit hoofde van de centrale factuur-regulering. [ged.hfdz./eis.inc.] is als borg jegens IHT op basis van artikel 7:855 BW gehouden het openstaande bedrag, met een maximum van € 50.000,00, aan IHT te voldoen.
2.3. Als productie 4 heeft IHT de overeenkomst van borgtocht van 27 mei 2010 in het geding gebracht. In artikel 11 van deze overeenkomst is de volgende bepaling opgenomen: “Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen welke tussen partijen mochten ontstaan, naar aanleiding van de onderhavige overeenkomst dan wel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn of uit enige andere bestaande of toekomstige rechtsbetrekking zoals bijvoorbeeld, zij niet uitsluitend, ter zake van onrechtmatige daad, onverschuldigde betalingen en ongegronde verrijking, zullen worden beslecht door de Rechtbank Breda, zulks behoudens voor zover dwingende competentieregels deze keuze in de weg zouden staan”.
2.4. [ged.hfdz./eis.inc.] voert gemotiveerd verweer.
3. De vordering in het incident
3.1. [ged.hfdz./eis.inc.] vordert voor alle weren dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Volgens [ged.hfdz./eis.inc.] hebben partijen in de overeenkomst van borgtocht ex artikel 108 Rv een uitdrukkelijke forumkeuze gemaakt, waaraan IHT thans ten onrechte is voorbij gegaan door de rechtbank van de woonplaats gedaagde bevoegd te achten. Op grond van artikel 11 van de overeenkomst van borgtocht had IHT zich echter dienen te wenden tot de rechtbank Breda.
3.2. IHT voert gemotiveerd verweer. De rechtbank zal hierna, voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen ingaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1. Ambtshalve wordt overwogen dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op grond van artikel 2 lid 1 EEX-verordening, nu [ged.hfdz./eis.inc.] woonplaats heeft in Nederland.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde grond die vordering kan dragen. IHT heeft erkend dat partijen ex artikel 108 Rv een forumkeuze hebben gemaakt en de rechtbank Breda hebben aangewezen ter zake van de beslechting van de geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst van borgtocht. Verder is gesteld noch gebleken dat dwingende competentieregels deze keuze in de weg staan. Reeds hierom is de rechtbank Arnhem onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Dat [ged.hfdz./eis.inc.] handelt in strijd met de goede procesorde omdat hij geen enkel belang heeft bij zijn beroep op het forumkeuzebeding doet, wat hiervan verder inhoudelijk ook zij, aan het voorgaande niet af.
4.3. Hetgeen partijen in het kader van het incident meer of anders hebben aangevoerd kan gezien het voorgaande buiten bespreking blijven.
4.4. IHT zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Deze kosten worden aan de zijde van [ged.hfdz./eis.inc.] begroot op
€ 452,00.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
5.1. De rechtbank begrijpt de incidentele vordering aldus dat daarmee tevens wordt gevorderd de hoofdzaak te verwijzen naar de rechtbank Breda, omdat die rechtbank op grond van het forumkeuzebeding bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Gezien het forumkeuzebeding is de rechtbank Breda ingevolge artikel 108 Rv inderdaad bij uitsluiting bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Daarom zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 110 lid 2 Rv de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de rechtbank Breda.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.2. veroordeelt IHT in de kosten van het incident, aan de zijde van [ged.hfdz./eis.inc.] tot op heden begroot op € 452,00,
6.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4. verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rechtbank Breda, sector civiel.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2012.
Coll.: MvG