ECLI:NL:RBARN:2012:BW7435
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot vergoeding van kosten PET-CT-scan in verband met niet-zinvolle behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 mei 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Koopman, en gedaagde, de coöperatie VGZ-IZA-TRIAS U.A., vertegenwoordigd door advocaat mr. F.A.M. Knüppe. De zaak betreft de vordering van eiseres tot vergoeding van de kosten van een PET-CT-scan die zij had ondergaan in het kader van haar behandeling voor borstkanker. De rechtbank heeft in haar eindvonnis geoordeeld dat de PET-CT-scan, zoals uitgevoerd bij eiseres, niet voldeed aan de gebruikelijkheidscriteria en dat gedaagde zich terecht op het standpunt stelde dat zij de kosten van deze scan niet hoefde te vergoeden.
De procedure begon met een tussenvonnis op 5 oktober 2011, waarin een deskundige werd benoemd om de zinvolheid van de PET-CT-scan in het kader van de door eiseres ondergane behandelingen te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de scan niet zinvol was als onderdeel van de hyperthermie en dendritische celtherapie die eiseres had ondergaan. De rechtbank heeft deze conclusie overgenomen, waarbij zij opmerkte dat de PET-CT-scan geen impact had op het patiëntmanagement van eiseres, die al meerdere metastasen had.
Eiseres was het niet eens met de bevindingen van de deskundige en voerde aan dat de scan wel degelijk doelmatig was geweest voor de behandeling. De rechtbank oordeelde echter dat de enkele onvrede van eiseres over de deskundige niet voldoende was om het rapport terzijde te stellen. De rechtbank bevestigde dat de deskundige haar bevindingen uitvoerig had gemotiveerd en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van deze bevindingen te twijfelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van eiseres tot vergoeding van de kosten van de PET-CT-scan afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die zijn begroot op € 3.325,50. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 2 mei 2012.