ECLI:NL:RBARN:2012:BW6596

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/702168-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor het veroorzaken van een ongeval door vermoeidheid

De Rechtbank Arnhem heeft op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man uit Enschede, die verantwoordelijk werd gehouden voor een ernstig verkeersongeluk op de A50 in oktober 2010. De man, die na een avond uitgaan in Eindhoven oververmoeid achter het stuur was gekropen, viel in slaap en botste tegen een pijlwagen die de linkerrijstrook afsloot wegens wegwerkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een grove verkeersfout had gemaakt, wat leidde tot een werkstraf en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de spijt van de verdachte, het blijvende letsel dat hij zelf had opgelopen en het feit dat hij zijn baan had verloren door langdurige herstelperiode. De officier van justitie had een werkstraf van 70 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden geëist, wat de rechtbank grotendeels heeft overgenomen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte onverantwoord had gehandeld door in een vermoeide toestand te rijden, wat niet alleen zijn eigen leven, maar ook dat van andere weggebruikers in gevaar had gebracht. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor verkeersdelicten, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/702168-11
Datum zitting : 11 mei 2012
Datum uitspraak : 25 mei 2012
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Officier van justitie : mr. A.M. Vloedbeld
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2010, te Heteren, gemeente Overbetuwe, in ieder
geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de rijksweg A50 richting Arnhem ter hoogte van hectometerpaal 156,6,
roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of
onachtzaam,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd, en/of
terwijl hij door middel van een of meerdere signa(a)l(en), te weten een rood
kruis op de matrixborden en/of een of meerdere zogenaamde Andreasstrip(s)
en/of een pijlwagen, werd gewaarschuwd voor het afsluiten van de
linkerrijstrook, en/of
terwijl hij (in ernstige mate) vermoeid was,
heeft gereden over de linkerrijstrook van die A50, en/of
(daarbij) in slaap is gevallen, in elk geval niet, althans in onvoldoende mate
op het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de rijksweg A50, en/of het
overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een of meer voornoemde signalen, welke
ingevolge de CROW-publicatiereeks Werk in Uitvoering 96a en dan specifiek
ingevolge handboek wegafzettingen 96a (maatregelen voor werk in uitvoering op
autosnelwegen) en/of ingevolge artikel 73 onder b en/of c van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 kennelijk bedoeld zijn om de weg af te
sluiten en/of een afsluiting aan te kondigen en/of is blijven rijden over de
linkerrijstrook, en/of
(daarbij) het motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in
staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op de
linkerrijstrook van eerder genoemde weg staand voertuig, zijnde een pijlwagen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 31 oktober 2010 te Heteren, gemeente Overbetuwe, in elk
geval in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de
weg, de rijksweg A50 richting Arnhem ter hoogte van hectometerpaal 156,6,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd, en/of
terwijl hij door middel van een of meerdere signa(a)l(en), te weten een rood
kruis op de matrixborden en/of een of meerdere zogenaamde Andreasstrip(s)
en/of een pijlwagen, werd gewaarschuwd voor het afsluiten van de
linkerrijstrook, en/of
terwijl hij (in ernstige mate) vermoeid was,
heeft gereden over de linkerrijstrook van die A50, en/of
(daarbij) in slaap is gevallen, in elk geval niet, althans in onvoldoende mate
op het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de rijksweg A50, en/of het
overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een of meer voornoemde signalen, welke
ingevolge de CROW-publicatiereeks Werk in Uitvoering 96a en dan specifiek
ingevolge handboek wegafzettingen 96a (maatregelen voor werk in uitvoering op
autosnelwegen) en/of ingevolge artikel 73 onder b en/of c van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 kennelijk bedoeld zijn om de weg af te
sluiten en/of een afsluiting aan te kondigen en/of is blijven rijden over de
linkerrijstrook, en/of
(daarbij) het motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in
staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op de
linkerrijstrook van eerder genoemde weg staand voertuig, zijnde een pijlwagen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 mei 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De ten laste gelegde verkeersgedragingen
De rechtbank stelt vast dat voor wat betreft de ten laste gelegde feitelijke verkeersgedragingen en de plaats en tijd waarop deze zijn begaan, sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt voor deze feitelijkheden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
? het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0790/2010121993-1, gesloten op 6 januari 2011, onder meer inhoudende:
- het proces-verbaal van aanrijding d.d. 22 november 2010,
- het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 januari 2011,
- het proces-verbaal Verkeers Ongeval Analyse,
? de verklaringen van verdachte ter terechtzitting d.d. 11 mei 2012 afgelegd.
De rechtbank dient in deze te beoordelen de vraag of en, zo ja, in hoeverre de verkeersgedragingen van verdachte hem strafrechtelijk kunnen worden verweten. Anders gezegd: leveren de verkeersgedragingen overtreding op van artikel 6 dan wel artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994? Daarbij wordt ook de beoordeling van de vraag betrokken of en, zo ja, in hoeverre, een ander letsel heeft opgelopen als gevolg van het door verdachte veroorzaakte ongeval.
Beoordeling van de verkeersgedragingen
Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen zijn begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Op de dag van het ongeval is verdachte naar Eindhoven gegaan en heeft samen met zijn collega de heer [slachtoffer] een voetbalwedstrijd bijgewoond. Na de wedstrijd zijn verdachte en [slachtoffer] nog uitgegaan. Rond 05:00 uur in de ochtend zijn zij in de auto van verdachte naar huis gereden. Verdachte heeft verklaard dat hij zich ondanks de vermoeidheidsverschijnselen goed in staat achtte om van Eindhoven de reis richting Enschede te maken. Op de rijksweg A50 is verdachte vervolgens achter het stuur in slaap gevallen. Verdachte heeft daardoor niet opgemerkt dat al op geruime afstand vóór de wegwerkzaamheden aan de A50 ter hoogte van Heteren met matrixborden werd aangegeven dat de linkerrijstrook was afgesloten. Verdachte is pas wakker geworden op het moment dat hij met zijn auto over de zogenaamde andreasstrips reed die kort voor de op de linkerrijstrook staande pijlwagen op het wegdek waren aangebracht. Op dat moment was het voor verdachte echter te laat om uit te wijken. Hij is met volle snelheid tegen de pijlwagen gebotst.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard na een zware periode in de privésfeer last te hebben gehad van vermoeidheidsverschijnselen. Verdachte kan worden verweten dat hij ondanks deze verschijnselen op een laat tijdstip na een avond stappen de lange reis naar huis heeft aanvaard, zonder maatregelen te treffen om voldoende alert te blijven (bijvoorbeeld het nemen van een rustpauze). Daardoor heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een groot risico genomen, niet alleen voor zichzelf maar in het bijzonder ook voor andere verkeersdeelnemers, waaronder zijn bijrijder [slachtoffer]. Dit risico heeft zich uiteindelijk ook gemanifesteerd doordat het ongeval heeft plaatsgevonden.
Voormelde gedragingen en de omstandigheden waaronder ze zijn begaan brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een hoge mate van verwijtbare onvoorzichtigheid kan worden verweten en dat de gedragingen van verdachte zijn aan te merken als zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een grove verkeersfout.
Het letsel
De rechtbank stelt vast dat de bijrijder van verdachte, [slachtoffer], als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen. Immers, na het ongeval is bij [slachtoffer] onder meer een gebroken kaak geconstateerd. [slachtoffer] heeft verklaard dat het herstel zes tot zeven weken heeft geduurd en dat hij lange tijd last heeft gehad van zijn nek, rug en knieën. Tot in ieder geval het moment van zijn verklaring in januari 2011 werkte [slachtoffer] op arbeidtherapeutische basis.
Gelet op deze bewijsmiddelen – andere of nadere informatie over aard en omvang van het letsel en het herstel daarvan ontbreekt in het dossier – kwalificeert de rechtbank het door [slachtoffer] opgelopen letsel als letsel waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 31 oktober 2010, te Heteren, gemeente Overbetuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de rijksweg A50 richting Arnhem ter hoogte van hectometerpaal 156,6, zeer, onoplettend, onvoorzichtig en
onachtzaam,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, of werd
gehinderd, en
terwijl hij door middel van een of meerdere signalen, te weten een rood
kruis op de matrixborden en zogenaamde Andreasstrips
en een pijlwagen, werd gewaarschuwd voor het afsluiten van de
linkerrijstrook, en
terwijl hij vermoeid was,
heeft gereden over de linkerrijstrook van die A50, en
daarbij in slaap is gevallen, in elk geval niet
op het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de rijksweg A50, en het
overige verkeer heeft gelet, en
daarbij geen gevolg heeft gegeven aan een of meer voornoemde signalen, welke
ingevolge de CROW-publicatiereeks Werk in Uitvoering 96a en dan specifiek
ingevolge handboek wegafzettingen 96a (maatregelen voor werk in uitvoering op
autosnelwegen) en ingevolge artikel 73 onder b en/of c van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 kennelijk bedoeld zijn om de weg af te
sluiten en een afsluiting aan te kondigen is blijven rijden over de
linkerrijstrook, en
daarbij het motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en
daarbij in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in
staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
vervolgens is gebotst tegen, op de linkerrijstrook van eerder genoemde weg staand voertuig, zijnde een pijlwagen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 70 uren subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis en voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij ondermeer is gelet op de blanco justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 20 april 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft onverantwoord gehandeld door in de vroege ochtend direct na een avond uitgaan oververmoeid in zijn auto te stappen en een lange autorit naar huis te aanvaarden. Verdachte is onderweg in slaap gevallen achter het stuur. Daardoor heeft hij een ernstig ongeval veroorzaakt. Indien er andere weggebruikers of wegwerkers door het voertuig van verdachte waren geraakt, dan hadden de gevolgen nog ernstiger kunnen zijn.
Zo’n grove verkeersfout rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een werkstraf. Doorgaans rechtvaardigt dergelijk rijgedrag ook een onvoorwaardelijke rijontzegging.
Verdachte heeft echter ter terechtzitting spijt betuigd en is zelf (blijvend) getroffen door de gevolgen van zijn handelen. Zo heeft verdachte zelf bij het ongeval letsel aan zijn pols opgelopen. Daarvan zal hij de rest van zijn leven last blijven houden. Ook is verdachte (mede) door langdurige arbeidsongeschiktheid als gevolg van het ongeval zijn baan bij FC Twente kwijtgeraakt. Verdachte heeft nu wel een nieuwe baan. Daarvoor heeft verdachte zijn rijbewijs nodig.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte een straf opleggen conform de eis van de officier van justitie .
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 70 (zeventig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 35 (vijfendertig) dagen.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 12 (twaalf) maanden,
met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Bepaalt dat deze ontzegging niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door mr. P.C. Quak als voorzitter, mr. D.R. Sonneveldt en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters, in tegenwoordigheid van E. Terlouw, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2012.