ECLI:NL:RBARN:2012:BW6300

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
224060
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incidenten tot zekerheidsstelling voor proceskosten en tot afgifte van stukken ex. artikel 843a / artikel 85 Rv

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen Mucorolt Holdings Inc. en Ecoval Dairy Trade B.V. Mucorolt, gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, heeft een vordering ingesteld tegen Ecoval, die zich richt op de onverschuldigde betaling van een bedrag van USD 254.510,00. Mucorolt stelt dat zij abusievelijk dit bedrag heeft overgemaakt naar het rekeningnummer van Ecoval in plaats van naar haar leverancier Prodmilk. Mucorolt vordert onder andere terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag, schadevergoeding en vergoeding van proceskosten. Ecoval heeft in reactie hierop een incident opgeworpen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten, omdat Mucorolt geen woonplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft Mucorolt veroordeeld om zekerheid te stellen voor de proceskosten, waarbij het bedrag is vastgesteld op € 15.261,00. Daarnaast zijn er verschillende incidenten behandeld, waaronder een vordering van Ecoval tot afgifte van stukken op grond van artikel 843a Rv. De rechtbank heeft Mucorolt ook veroordeeld om bepaalde documenten te deponeren ter griffie. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en heeft in het dictum van het vonnis de beslissingen uiteengezet, waaronder de veroordeling van Mucorolt in de proceskosten van het incident. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 224060 / HA ZA 11-1591
Vonnis in incidenten van 25 april 2012
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
MUCOROLT HOLDINGS INC.,
gevestigd te Road Town Tortola, Britse Maagdeneilanden,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten ex artikel 224 Rv en artikel 843a/artikel 85 Rv,
eiseres in het incident ex artikel 843a/artikel 85 Rv,
advocaten mr. M.F. Schouten en mr. R.S. Schouten te Zeist,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECOVAL DAIRY TRADE B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in de incidenten ex artikel 224 Rv en artikel 843a/artikel 85 Rv,
verweerster in het incident ex artikel 843a/artikel 85 Rv,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna Mucorolt en Ecoval worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie vóór alle weren houdende een vordering tot het stellen van zekerheid voor proceskosten (cautio judicatum solvi, artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) tevens incidentele conclusie ex artikel 843a Rv/artikel 85 Rv van Ecoval
- de incidentele conclusie van antwoord aangaande de vordering tot zekerheidstelling van de proceskosten ex artikel 224 Rv en de gevorderde exhibitieplicht ex artikel 843a Rv/artikel 85 Rv, tevens houdende incidentele conclusie van eis ex artikel 843a Rv/artikel 85 Rv van Mucorolt
- de antwoordconclusie in het incident zijdens Mucorolt ex artikel 843a Rv/artikel 85 Rv tevens incidentele conclusie vóór alle weren houdende een vordering tot het stellen van zekerheid voor proceskosten (cautio judicatum solvi, artikel 224 Rv) in het zijdens Mucorolt opgeworpen incident ex artikel 843a Rv/artikel 85 Rv van Ecoval
- de incidentele conclusie van antwoord aangaande de vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten ex artikel 224 Rv van Mucorolt.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1. Mucorolt vordert in de hoofdzaak, kort samengevat:
primair
I)
a) een verklaring voor recht dat de betaling van Mucorolt op het rekeningnummer van Ecoval voor het bedrag van USD 254.510,00 van 9 september 2010 onverschuldigd is verricht;
b) veroordeling van Ecoval om aan Mucorolt te betalen het onverschuldigd betaalde bedrag van USD 254.510,00 althans het equivalent € 197.600,92, vermeerderd met de 10% boete van USD 25.451,00 althans het equivalent van € 19.760,09;
subsidiair
II)
a) een verklaring voor recht dat door de betaling van Mucorolt op het rekeningnummer van Ecoval, Ecoval door de ontvangst van het bedrag van USD 254.510,00 van 9 september 2010 ongerechtvaardigd is verrijkt;
b) veroordeling van Ecoval tot vergoeding van de schade door betaling aan Mucorolt van het door Mucorolt abusievelijk betaalde bedrag van USD 254.510,00 althans het equivalent € 197.600,92, vermeerderd met de 10% boete van USD 25.451,00 althans het equivalent van € 19.760,09;
primair en subsidiair
III) veroordeling van Ecoval tot betaling van de wettelijke handelsrente;
IV) veroordeling van Ecoval tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
V) veroordeling van Ecoval in de proceskosten.
2.2. Mucorolt legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij bij het verstrekken van een betalingsopdracht aan de bank abusievelijk het rekeningnummer van Ecoval heeft opgegeven, in plaats van het rekeningnummer van de leverancier van wie zij – op grond van een mantelovereenkomst met bijbehorend addendum – een lading boter had gekocht en wiens factuur zij wilde betalen. Het factuurbedrag van USD 254.510,00 is dan ook zonder rechtsgrond aan Ecoval betaald, zo stelt Mucorolt. Volgens Mucorolt heeft zij Ecoval herhaaldelijk verzocht om teruggave van het betreffende bedrag, maar is Ecoval daartoe niet overgegaan omdat zij van mening is dat Mucorolt de betaling namens de onderneming Prodmilk – met welke onderneming Ecoval een overeenkomst had gesloten – aan haar heeft verricht. Mucorolt voert daarnaast aan dat zij schade lijdt, bestaande uit de contractuele boete die haar leverancier van haar vordert vanwege het feit dat niet conform de mantelovereenkomst en het addendum betaling heeft plaatsgevonden.
2.3. Ecoval heeft in de hoofdzaak nog niet van antwoord geconcludeerd.
3. Het (eerste) incident tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten, opgeworpen door Ecoval
3.1. Ecoval vordert in het (eerste) incident op de voet van artikel 224 Rv dat de rechtbank Mucorolt veroordeelt om op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee weken zekerheid te stellen, in de vorm van een onherroepelijke garantie op een Rotterdams Garantieformulier uitgegeven door een eersteklas Nederlandse bank, voor de proceskosten tot betaling waarvan Mucorolt in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld en dat de rechtbank het bedrag van die zekerheid bepaalt op € 21.621,00. Ten slotte vordert Ecoval veroordeling van Mucorolt in de proceskosten van dit incident en uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis in het incident.
3.2. Ecoval voert hiertoe aan dat Mucorolt een vennootschap is die is gevestigd op de Britse Maagdeneilanden en dus geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, zodat zij op grond van artikel 224 lid 1 juncto lid 3 Rv verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten, de schadevergoeding en de rente tot betaling waarvan zij in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld. Bij de berekening van het bedrag waarvoor zekerheid zou moeten worden gesteld laat Ecoval de schadevergoeding en de rente echter buiten beschouwing en beperkt zij zich tot de proceskosten. Met betrekking tot de proceskosten gaat Ecoval ervan uit dat in de procedure de volgende proceshandelingen zullen worden verricht: conclusie in het incident, conclusie voor het interlocutoir, comparitie van partijen, conclusie van re- en dupliek, enquête aan beide zijden, conclusie na enquête en contra-enquête en pleidooi, zodat het salaris advocaat € 18.000,00 bedraagt (negen punten van het liquidatietarief ad € 2.000,00 per punt). Daarbij komt nog het griffierecht van € 3.621,00, zodat de totale proceskosten volgens Ecoval € 21.621,00 zullen bedragen.
3.3. Artikel 224 Rv luidt, voor zover van belang, als volgt.
1. Allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen (…), zijn verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden.
3.4. Niet in geschil is dat Mucorolt geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft, zodat zij op grond van artikel 224 lid 1 Rv in beginsel verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten. Mucorolt is daartoe ook bereid, maar niet voor het bedrag dat door Ecoval is berekend.
3.5. Mucorolt betwist dat sprake is van een procedure waarin noodzakelijk is dat een conclusie van re- en dupliek zullen worden gelast. Daarnaast betwist zij dat in deze zaak een pleidooi noodzakelijk zal zijn. Met weglating van deze proceshandelingen uit de berekening van Ecoval komt Mucorolt uit op zes punten van het liquidatietarief oftewel € 12.000,00 wegens salaris advocaat. Samen met het griffierecht van € 3.621,00 is dat een totaalbedrag van € 15.261,00, voor welk bedrag Mucorolt bereid is zekerheid te stellen. Dit verweer van Mucorolt is gegrond. De rechtbank zal het bedrag van de zekerheid daarom overeenkomstig de berekening van Mucorolt bepalen op € 15.261,00 (€ 12.000,00 salaris en € 3.621,00 griffierecht).
3.6. Ecoval heeft gevorderd dat de zekerheid wordt gesteld in de vorm van een onherroepelijke garantie op een Rotterdams Garantieformulier uitgegeven door een eersteklas Nederlandse bank. Mucorolt heeft daarentegen aangeboden het betreffende bedrag ten behoeve van Ecoval te storten op de derdengeldrekening van haar – Mucorolts – advocaten. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het belang aan de zijde van Ecoval bij het stellen van nadere voorwaarden aan de te stellen zekerheid, anders dan het bedrag van de zekerheid en de termijn waarbinnen de zekerheid moet worden gesteld. Voor zover de incidentele vordering betrekking heeft op de vorm waarin de zekerheid moet worden gesteld, zal deze daarom worden afgewezen. De rechtbank zal de incidentele vordering toewijzen zoals hierna in het dictum staat vermeld.
3.7. Wat betreft de termijn waarbinnen de verlangde zekerheid moet zijn gesteld door Mucorolt is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat zij is gevestigd op de Britse Maagdeneilanden en het daarom valt te verwachten dat het meer tijd kost om zekerheid te stellen, aan Mucorolt daarvoor een termijn moet worden gegund van vier weken na de datum van dit vonnis.
3.8. Ecoval heeft gevorderd dat de rechtbank zal bepalen dat Mucorolt niet-ontvankelijk wordt verklaard als zij de zekerheid niet tijdig heeft gesteld. De rechtbank ziet aanleiding die vraag pas dan te onderzoeken als de situatie zich voordoet. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
3.9. Mucorolt zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Ecoval begroot op € 452,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt, tarief € 452,00).
3.10. De rechtbank zal, nu dit vonnis een provisioneel vonnis betreft waartegen hoger beroep openstaat (artikel 337 lid 1 Rv), de vordering van Ecoval om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren toewijzen.
4. Het incident tot afgifte van stukken ex artikel 843a/artikel 85 Rv, opgeworpen door Ecoval
4.1. Ecoval vordert in het incident, samengevat, dat de rechtbank Mucorolt veroordeelt om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Mucorolt daarmee in gebreke blijft, aan Ecoval de navolgende originele bescheiden te verstrekken:
a) de mantelovereenkomst (productie 1 bij dagvaarding);
b) het addendum bij de mantelovereenkomst (productie 2 bij dagvaarding);
c) de factuur van 1 september 2010, nummer 100902/01 van Mucorolts leverancier (productie 3 bij dagvaarding);
d) de brieven van Mucorolt aan haar leverancier (productie 7 bij dagvaarding);
e) de factuur van 17 januari 2012, nummer 110117/01, van Mucorolts leverancier (productie 8 bij dagvaarding).
Ten slotte vordert Ecoval veroordeling van Mucorolt in de proceskosten van dit incident en uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis in het incident.
4.2. Ecoval legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat de gevraagde stukken weliswaar door Mucorolt bij dagvaarding in het geding zijn gebracht, maar dat Mucorolt daarin diverse passages heeft doorgestreept. Volgens Ecoval zal zij een onredelijk nadeel genieten indien de gevorderde bescheiden niet in de procedure beschikbaar worden gesteld, omdat de bescheiden Ecoval hoogstwaarschijnlijk aanknopingspunten zullen verschaffen om de stellingen van Mucorolt te weerleggen.
4.3. Mucorolt voert verweer in het incident. Zij voert aan dat in de door haar als producties 1, 2, 3, 7 en 8 overgelegde bescheiden enkele details zijn doorgestreept en dat het slechts gaat om een naam, het gewicht van de lading boter, de afleveringscondities en de naam van de loshaven. De situatie waarop artikel 843a Rv ziet, namelijk dat bescheiden in het geheel niet zijn overgelegd, doet zich dus niet voor. Mucorolt voert aan dat Ecoval niet heeft gesteld dat zij een direct en concreet belang heeft met betrekking tot de doorgestreepte details. Mucorolt betwist dat Ecoval dit belang heeft en ook dat Ecoval door het onzichtbaar maken van de details zou worden geschaad in haar verweer. Mucorolt betwist verder dat Ecoval een rechtmatig belang heeft bij haar incidentele vordering. Mucorolt voert daartoe aan dat sprake is van een “fishing expedition” en dat Ecoval van de details gebruik zal willen maken ter nadere uitwerking van haar eigen verweer. Daarnaast voert Mucorolt aan dat de bescheiden geen betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij Mucorolt en Ecoval partij zijn. Ten slotte stelt Mucorolt zich op het standpunt dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de details is gewaarborgd.
4.4. Artikel 843a Rv heeft betrekking op de situatie dat een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel bekend is, maar niet in haar bezit. In dat geval bestaat een bijzondere exhibitieplicht. Er is geen sprake van een algemeen inzagerecht. Een partij kan slechts om inzage vragen in bepaalde, met name genoemde stukken. Daarnaast stelt artikel 843a Rv als voorwaarden dat de partij die om inzage vraagt daarbij een rechtmatig belang heeft en dat het gaat om stukken met betrekking tot een rechtsverhouding waarin deze partij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. De incidentele vordering is namelijk toewijsbaar op de subsidiaire grondslag, artikel 85 lid 2 Rv. Op grond van die bepaling is de partij die zich op een stuk beroept verplicht om, indien de wederpartij verklaart inzage in het stuk zelf te verlangen, dat stuk ter griffie te deponeren. Mucorolt heeft onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar te houden aan die wettelijke plicht.
4.6. De rechtbank zal Mucorolt een langere termijn voor de deponering gunnen dan door Ecoval is gevorderd.
4.7. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als vermeld in het dictum.
4.8. Mucorolt zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Ecoval begroot op € 452,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt, tarief € 452,00).
4.9. Om de onder 3.10 al genoemde reden zal de rechtbank de vordering van Ecoval om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren toewijzen.
5. Het incident tot afgifte van stukken ex artikel 843a/artikel 85 Rv, opgeworpen door Mucorolt
5.1. Mucorolt vordert in het incident, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a) Ecoval veroordeelt om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Ecoval daarmee in gebreke blijft, aan Mucorolt afschriften van de navolgende bescheiden te verstrekken:
i) het cognossement, waaruit blijkt wanneer Ecoval een lading boter heeft verscheept en heeft willen afleveren ten behoeve van Prodmilk;
ii) het verkoopcontract op basis van CIF dat volgens Ecoval met Prodmilk tot is overeengekomen;
iii) de factuur met kenmerk 100902/01 van 1 september 2010, waarvan Ecoval stelt dat betaling door Mucorolt ten behoeve van Prodmilk heeft plaatsgevonden;
iv) afschriften van de facturen waaruit de schade blijkt die Ecoval zou hebben geleden doordat Prodmilk zich niet aan haar verplichtingen uit de overeenkomst met Ecoval zou hebben gehouden;
subsidiair
b) Ecoval veroordeelt om aan Mucorolt en haar raadslieden de hierboven onder a) genoemde bescheiden ter inzage te geven door middel van deponering ter griffie van de rechtbank Arnhem;
primair en subsidiair
c) Ecoval veroordeelt in de proceskosten van het incident.
5.2. Mucorolt legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat zij in verband met het belang van de zuivere waarheidsvinding recht en belang heeft bij het verkrijgen van afschrift van of inzage in de gevraagde bescheiden. Volgens Mucorolt stelt Ecoval zich op het standpunt dat zij een overeenkomst tot verscheping en levering van een lading boter heeft gesloten met Prodmilk, dat Prodmilk haar verplichtingen jegens Ecoval uit hoofde van die overeenkomst niet is nagekomen als gevolg waarvan Ecoval schade heeft geleden en dat Mucorolt vervolgens namens Prodmilk aan Ecoval zou hebben betaald. Mucorolt betwist al deze stellingen van Ecoval. Uit de in 5.1 onder a genoemde documenten zal volgens Mucorolt blijken hoe groot de lading boter was die Ecoval ten behoeve van Prodmilk stelt te hebben verscheept en afgeleverd, van welk merk die boter was, in welke haven de lading moest worden gelost en andere details omtrent de lading boter. Ook zou daaruit moeten blijken van de schade die Ecoval stelt te hebben geleden doordat Prodmilk zich niet aan haar verplichtingen uit de overeenkomst met Ecoval zou hebben gehouden.
5.3. Ecoval voert verweer in het incident. Zij voert aan dat het door Mucorolt opgeworpen incident er in feite op neerkomt dat Mucorolt wenst dat Ecoval stukken in het geding brengt waarmee Mucorolts beweerde vorderingen in de hoofdzaak gemotiveerd worden betwist. Volgens Ecoval heeft Mucorolt deze stukken niet nodig om haar beweerde vorderingen ter zake onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking te onderbouwen. Om die reden heeft Mucorolt volgens Ecoval geen belang bij overlegging van de gevraagde stukken.
5.4. Met inachtneming van het toetsingskader dat onder 4.4 is weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat het verweer van Ecoval in het incident gegrond is. De stukken waarvan Mucorolt afschrift vraagt, hebben betrekking op het verweer dat Ecoval volgens Mucorolt in de hoofdzaak wenst te voeren. Het is echter niet aan Mucorolt om ervoor te zorgen dat de stukken waarmee Ecoval haar verweer in de hoofdzaak kan onderbouwen in het geding worden gebracht. Dat moet Ecoval zelf doen. Gelet hierop heeft Mucorolt geen belang bij haar incidentele vordering, zodat deze zal worden afgewezen.
5.5. Mucorolt zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Ecoval begroot op € 452,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt, tarief € 452,00).
5.6. Om de onder 3.10 al genoemde reden zal de rechtbank de vordering van Ecoval om de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren toewijzen.
6. Het (tweede) incident tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten, opgeworpen door Ecoval
6.1. Ecoval vordert in het (tweede) incident op de voet van artikel 224 Rv dat de rechtbank Mucorolt veroordeelt om op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee weken zekerheid te stellen, in de vorm van een onherroepelijke garantie op een Rotterdams Garantieformulier uitgegeven door een eersteklas Nederlandse bank, voor de proceskosten tot betaling waarvan Mucorolt zou kunnen worden veroordeeld in het door Mucorolt opgeworpen incident ex artikel 843a Rv/artikel 85 Rv, dat hierboven onder 5 is behandeld. Ecoval vordert dat de rechtbank het bedrag van die zekerheid bepaalt op € 2.000,00. Ten slotte vordert Ecoval veroordeling van Mucorolt in de proceskosten van dit incident.
6.2. Mucorolt voert verweer in het incident.
6.3. Nu de rechtbank hierboven onder 5.5 al heeft beslist dat Mucorolt in het door haar opgeworpen incident ex artikel 843a/artikel 85 Rv in het ongelijk wordt gesteld en dat zij de proceskosten in het incident moet dragen, heeft Ecoval geen belang meer bij haar incidentele vordering tot het stellen van zekerheid voor deze proceskosten door Mucorolt. De incidentele vordering van Ecoval stuit hierop al af. Hetgeen partijen in het kader van dit incident verder nog hebben aangevoerd kan buiten bespreking blijven.
6.4. Ecoval zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Mucorolt begroot op € 452,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt, tarief € 452,00).
6.5. Om de onder 3.10 al genoemde reden zal de rechtbank de vordering van Mucorolt om de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren toewijzen.
7. De beoordeling in de hoofdzaak
7.1. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Ecoval. In verband met de hierna onder 8.1 en 8.5 bepaalde termijnen voor de zekerheidstelling voor de proceskosten respectievelijk de deponering van stukken zal voor de conclusie van antwoord een wat langere termijn worden gegeven dan gebruikelijk.
7.2. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
8. De beslissing
De rechtbank
in het (eerste) incident tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten, opgeworpen door Ecoval
8.1. veroordeelt Mucorolt om binnen een termijn van vier weken na de datum van dit vonnis ten behoeve van Ecoval zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan Mucorolt in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld, en bepaalt het bedrag van die zekerheid op € 15.261,00,
8.2. veroordeelt Mucorolt in de kosten van het incident, aan de zijde van Ecoval tot op heden begroot op € 452,00,
8.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in het incident tot afgifte van stukken ex artikel 843a/artikel 85 Rv, opgeworpen door Ecoval
8.5. veroordeelt Mucorolt om binnen een termijn van vier weken na de datum van dit vonnis de volgende originele bescheiden, zonder aanpassingen en/of doorhalingen, ter griffie te deponeren:
a) de mantelovereenkomst (productie 1 bij dagvaarding);
b) het addendum bij de mantelovereenkomst (productie 2 bij dagvaarding);
c) de factuur van 1 september 2010, nummer 100902/01 van Mucorolts leverancier (productie 3 bij dagvaarding);
d) de brieven van Mucorolt aan haar leverancier (productie 7 bij dagvaarding);
e) de factuur van 17 januari 2012, nummer 110117/01, van Mucorolts leverancier (productie 8 bij dagvaarding),
8.6. bepaalt dat Mucorolt voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 8.5 bepaalde, aan Ecoval een dwangsom verbeurt van € 5.000,00, tot een maximum van € 50.000,00,
8.7. veroordeelt Mucorolt in de kosten van het incident, aan de zijde van Ecoval tot op heden begroot op € 452,00,
8.8. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident tot afgifte van stukken ex artikel 843a/artikel 85 Rv, opgeworpen door Mucorolt
8.9. wijst het gevorderde af,
8.10. veroordeelt Mucorolt in de kosten van het incident, aan de zijde van Ecoval tot op heden begroot op € 452,00,
8.11. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in het (tweede) incident tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten, opgeworpen door Ecoval
8.12. wijst het gevorderde af,
8.13. veroordeelt Ecoval in de kosten van het incident, aan de zijde van Mucorolt tot op heden begroot op € 452,00,
8.14. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
8.15. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 juni 2012 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Ecoval,
8.16. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2012.
Coll.: JC