ECLI:NL:RBARN:2012:BW6142

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/720652-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 22 mei 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord en poging tot doodslag op zijn moeder, alsook van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren voor poging tot doodslag en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij met voorbedachte rade handelde. De zaak kwam aan het licht na een incident op 3 mei 2011, waarbij de verdachte zijn moeder bedreigde met een vuurwapen. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de moeder van de verdachte en zijn zussen, die verklaarden dat de verdachte hen had bedreigd. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen en de aangeefster beoordeeld, waarbij ook psychiatrische rapporten zijn betrokken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk een vuurwapen op zijn moeder had gericht en de trekker had overgehaald, maar dat er geen sprake was van voorbedachte rade. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problemen, en heeft een gevangenisstraf opgelegd die lager is dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank de poging tot moord niet bewezen achtte. De in beslag genomen patronen zijn onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/720652-11
Data zittingen : 23 augustus 2011, 1 november 2011, 7 februari 2012 en 8 mei 2012
Datum uitspraak : 22 mei 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 mei 2011 te Ede in de gemeente Ede
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer], zijnde zijn verdachtes moeder, van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, een vuurwapen op haar hoofd heeft gezet en/of tegen haar hoofd heeft geplaatst en/of gehouden en/of de trekker van dat vuurwapen één of meermalen heeft overgehaald, waarbij hij, verdachte die [slachtoffer] de dreigende woorden: "Ik zweer je het, jij gaat dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft toegevoegd;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 03 mei 2011 te Ede in de gemeente Ede
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] een vuurwapen op haar hoofd heeft gezet en/of tegen haar hoofd heeft geplaatst en/of gehouden en/of de trekker van dat vuurwapen één of meermalen heeft overgehaald, waarbij hij, verdachte die [slachtoffer] de dreigende woorden: "Ik zweer je het, jij gaat dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft toegevoegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; meer subsidiair hij op of omstreeks 03 mei 2011 te Ede in de gemeente Ede
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer] een vuurwapen op haar hoofd heeft gezet en/of tegen haar hoofd heeft geplaatst en/of gehouden en/of de trekker van dat vuurwapen één of meermalen heeft overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; meest subsidiair hij op of omstreeks 03 mei 2011 te Ede [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een vuurwapen op haar hoofd te zetten en/of tegen haar hoofd te plaatsen en/of te houden en/of de trekker van dat vuurwapen één of meermalen over te halen, waarbij hij, verdachte die [slachtoffer] de dreigende woorden: "Ik zweer je het, jij gaat dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft toegevoegd;
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2011 en/of 9 mei 2011, althans in de maand mei 2011 te Ede in de gemeente Ede een of meer wapens van categorie II of III, te weten een geweer, althans een vuurwapen en/of munitie van categorie II of III, te weten één patroon merk S&B 7.62 x 25mm. en/of één 9 mm. patroon, voorhanden heeft gehad;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 23 augustus 2011 en 1 november 2011 ter terechtzitting onderzocht. Bij tussenvonnis van 15 november 2011 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, waarna de zaak op 7 februari 2012 en 8 mei 2012 ter terechtzitting is onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting van 7 februari 2012 zijn als getuige gehoord mevrouw [slachtoffer], mevrouw [getuige1], de heer [getuige2] en mevrouw [getuige3].
Ter terechtzitting van 8 mei 2012 is de deskundige mw. drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater, gehoord.
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 mei 2011 heeft er in de woning van de ouders van verdachte te Ede een conflict plaatsgevonden tussen verdachte en zijn vader. De moeder van verdachte, [slachtoffer], is tussenbeide gekomen, waarna er in de kamer van verdachte een conflict ontstond tussen verdachte en [slachtoffer]. Tijdens dit gebeuren heeft verdachte onder meer tegen [slachtoffer] gezegd: “Ik zweer je het, jij gaat dood”.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de als primair ten laste gelegde poging tot moord. Volgens de officier van justitie is sprake van voorbedachte rade nu verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn besluit. Hij heeft een wapen uit de kast gepakt en – gelet op de klikkende geluiden zoals in de aangifte beschreven – de trekker van dat wapen overgehaald, terwijl zijn moeder hem nog heeft gesmeekt om de trekker niet over te halen.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar is nu uit het rapport van psychiater Heinsman-Carlier en uit het e-mail bericht van psychiater Simon Hogerzeil blijkt dat [slachtoffer] lijdt aan psychische problemen. Er is daarom geen bewijs dat verdachte op het moment van het incident een wapen heeft gehad of dat hij de trekker heeft overgehaald. [slachtoffer] heeft het wapen en het overhalen van de trekker niet gezien. Ze dacht dat hij een wapen had en ze dacht dat ze het geluid van het overhalen van een trekker van een pistool hoorde. Er is bovendien geen vuurwapen gevonden. Ten aanzien van de telefoontaps merkt de raadsman op dat daaruit niet meer naar voren komt dan dat er heel veel gepraat is over de zaak.
Beoordeling door de rechtbank
De aangifte
[slachtoffer] heeft in haar aangifte (afgelegd op 4 mei 2011) – kort weergegeven – verklaard dat op enig moment haar dochter (en zus van verdachte) [getuige3] naar beneden kwam en haar vroeg om niet naar boven te gaan, omdat het volgens haar te gevaarlijk was. Ze vertelde dat verdachte met iets bezig was en dat zij het geluid hoorde alsof verdachte een vuurwapen aan het laden was. Enige tijd later is er een conflict ontstaan tussen verdachte en zijn vader. Verdachte duwde zijn vader, waarna zijn vader hem een kopstoot gaf. Verdachte liep zijn slaapkamer binnen, pakte een vuurwapen uit zijn kast dat verstopt zat in een handdoek en liep naar de overloop achter zijn vader aan. Hij richtte het wapen op zijn vader. Op dat moment duwde [slachtoffer] verdachte zijn slaapkamer in en schreeuwde dat haar man, de vader van verdachte, weg moest gaan. Ze schreeuwde: “pistool, pistool, kogels”. In de slaapkamer trok verdachte [slachtoffer] aan haar armen, gooide haar op zijn bed en zette de loop van het vuurwapen op haar slaap. Ze smeekte verdachte om de trekker niet over te halen en hoorde hem zeggen: “ik zweer het je, jij gaat dood”. [slachtoffer] hoorde dat verdachte regelmatig de trekker overhaalde, maar er kwam geen schot. Het leek alsof het wapen geweigerd heeft. Hierna liet verdachte haar los en verliet hij de woning met medeneming van het wapen. In de slaapkamer van verdachte hebben ze een kogel aangetroffen en die hebben ze aan de politie gegeven.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de aangifte door [slachtoffer] betrouwbaar is. De rechtbank overweegt daaromtrent het navolgende.
Door psychiater drs. E.L.G. Heinsman-Carlier is onderzoek gedaan naar de geestesgesteldheid van aangeefster [slachtoffer]. In haar rapport geeft zij aan dat door beperkte medewerking door [slachtoffer] aan het onderzoek en het ontbreken van informatie van de huisarts en behandelend psychiater niet volgens de richtlijnen van de beroepsvereniging tot een sluitende diagnostiek kan worden gekomen.
De psychiater geeft in haar rapport weer dat het bewustzijn van [slachtoffer] helder is en haar oriëntatie in tact is. Er komen geen aanwijzingen voor evidente geheugenproblematiek naar voren. Gedurende het onderzoek zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor dissociatieve symptomen, maar wel voor imperatieve akoestische hallucinaties. Het denken is qua tempo normaal, inhoudelijk geeft [slachtoffer] blijk van egocentrisme en neiging naar wantrouwen. Er komen geen aanwijzingen voor betrekkingsideeën en/of waanvorming naar voren gedurende het onderzoek. Gevoelens van onlust en frustratie worden moeilijk verdragen en zo mogelijk vermeden. [slachtoffer] toont zich hierbij gericht op directe behoeftebevrediging. Het inzicht in eigen stoornis en eigen functioneren van [slachtoffer] imponeert als gering. Niet uitgesloten kan worden dat naast transculturele aspecten, het niveau van cognitief functioneren en aanwezigheid van een psychotische kwetsbaarheid / psychose NAO een rol spelen. Als aandachtspunt voor behandeling (…) kan van een ouder-kind relatieproblematiek gesproken worden.
Afgaand op de door [slachtoffer] verstrekte informatie geeft zij aanwijzingen voor een psychotische decompensatie in het kader van een psychose Niet Anders Omschreven ten tijde van de aangifte. [slachtoffer] geeft aanwijzingen voor een gestoorde realiteitstoetsing, waarbij de waarneming van de realiteit vanuit haar eigen belevingswereld lijkt te worden gekleurd. [slachtoffer] geeft zelf aan dat de aangifte grofweg uit twee gronden voort komt. Eerst geeft zij aan in opdracht van stemmen te hebben gehandeld. Later geeft zij aan dat het doen van aangifte een manier is om haar zoon (rechtbank: verdachte) uit de thuissituatie te krijgen, om zo een voor haar als belastend ervaren gezinssituatie te kunnen doorbreken.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van de deskundige naar voren komt dat er aanwijzingen zijn voor psychiatrische problematiek bij mevrouw [slachtoffer]. Echter, of daarvan ook sprake was ten tijde van het incident op 3 mei 2011 en het doen van aangifte op 4 mei 2011, kan de psychiater niet met zekerheid zeggen. Ter terechtzitting heeft de deskundige aanvullend aangegeven dat uit haar onderzoek bij [slachtoffer] ook een grote mate van beïnvloedbaarheid is gebleken.
De rechtbank zal daarom de betrouwbaarheid van [slachtoffer] beoordelen in het licht van de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Overige bewijsmiddelen
[getuige1], een zus van verdachte, heeft op 4 mei 2011 ten overstaan van de politie verklaard dat haar zusje (rechtbank: [getuige3]) tegen haar heeft gezegd dat ze op een gegeven moment vanuit de slaapkamer van verdachte een tikkend geluid hoorde. Toen [getuige1] even later naar boven liep, waren verdachte, haar vader en haar moeder (aangeefster [slachtoffer]) ook boven. Ze zag dat verdachte haar vader tegen een kast aan duwde. Ze hoorde verdachte iets roepen van: “Jullie gaan er allemaal aan” of “jullie gaan allemaal dood”. Ze zag dat verdachte naar een kast op zijn slaapkamer liep. Haar moeder riep dat ze weg moesten rennen. Ze heeft zich omgedraaid en is naar beneden gerend. Uit het feit dat haar moeder riep dat ze weg moesten rennen en dat haar vader achter haar aan kwam rennen, concludeerde ze dat verdachte geen mes had gepakt, maar iets groters of gevaarlijkers. Haar vader rent niet zomaar weg voor zijn zoon. Haar zusje heeft de politie gebeld.
[getuige3], de jongste zus van verdachte, heeft ter terechtzitting van 7 februari 2012 verklaard dat zij inderdaad een tikkend geluid heeft gehoord. Ze heeft ook tegen haar moeder (aangeefster [slachtoffer]) gezegd dat zij boven een geluid heeft gehoord. Toen ze dat tegen haar moeder vertelde, stond [getuige1] daar ook bij. Ze is mee naar buiten gerend en heeft daar de politie gebeld. Toen de politie niet kwam, heeft ze nogmaals 112 gebeld.
De politie is ter plaatse gegaan en heeft in de slaapkamer van verdachte op de grond een scherpe volmantel patroon van het kaliber 7.62 x 25 aangetroffen. Het vuurwapen dat door aangeefster aan de verbalisanten werd omschreven zou een zwart wapen betreffen van ongeveer 40 centimeter. Gezien de omschrijving van het wapen en de vondst van de patroon lijkt het volgens de verbalisanten mogelijk te gaan om een automatisch vuurwapen. De verbalisanten hebben ter plaatse ook het verhaal aangehoord van de familieleden. Ze hoorden dat de familieleden behoorlijk overstuur waren. De moeder (aangeefster [slachtoffer]) verklaarde tegen de verbalisanten dat verdachte de loop van het pistool tegen haar slaap had gezet en dat hij daarbij riep dat zij dood ging. Vervolgens heeft verdachte handelingen aan het wapen verricht waarbij hij mogelijk het wapen aan het doorladen was.
Verder bevat het dossier een aantal uitgewerkte tapgesprekken en sms-berichten. De rechtbank geeft hieronder de inhoud – voor zover van belang – van een aantal gesprekken weer.
Op 4 mei 2011 om 20.39 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [getuige2] en [slachtoffer], waarbij [slachtoffer] onder meer zegt: “Ik ben ontsnapt dat [verdachte] me gisteren niet heeft vermoord. (…) Ik zweer het je. Hij heeft een pistool in mijn hoofd gelost/gezet (…) Hij heeft zijn vader gemist toch. Hij zou zijn vader vermoorden en ik ging voor hem. (…) Hij heeft zware (vuur)wapen op mijn hoofd gezet en heeft me in de kamer gelegd. (…) De munitie weigerde af te gaan. Hij heeft op mijn hoofd gezet. Hij wou naar zijn vader gaan (…) Ze waren gevlucht, [getuige1] en [getuige2] waren gevlucht. (…) Ik ben met hem de kamer ingegaan en ik probeerde hem rustig te houden. Hij heeft op mijn hoofd gezet maar wilde niet afgaan. (…) [getuige2] heeft hem naar boven gevolgd. Hij gaf hem een kopstoot (…).”
Verder zegt [slachtoffer]: “Hij ging zijn vader in de rug schieten en ik riep “vuurwapen, vuurwapen, vuurwapens”. En toen zijn [getuige2], [getuige3] en [getuige1] gevlucht. (…) Hij heeft me op bed gelegd en heeft het op mijn hoofd gezet. Hij weigerde voor hem af te gaan. Hij had hem wel geladen. Er zaten 10 kogels/patronen in. (…) Hij riep ‘Je gaat dood, je gaat dood en hij beet in zijn lippen. Hij trok de trekker meermalen, maar hij wilde niet in mij afgaan.”
Verderop in dat gesprek zegt ze: “(…) dat hij een (vuur)wapen op mijn hoofd gezet en dat het een nieuw pistool was en dat ik die nog nooit hier had gezien” (markering rechtbank).
In datzelfde gesprek zegt [slachtoffer]: “Toen haar vader binnen kwam, kwam [getuige3] naar beneden. Ze zei tegen me: “Mama, hij is een vuurwapen aan het laden. Hij heeft vuurwapens in de kamer. Ik hoorde hem de munitie laden.” ”
Op 5 mei 2011 om 22.09 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [naam] en [getuige1], waarin onder meer door [naam] wordt gezegd: “Ik zweer het je, hij heeft er spijt van gekregen.” en “Het is niet zo dat hij tegen mij zegt dat hij niets heeft gedaan. Aan mij vertelt hij wel wat hij heeft gedaan. (…) Hij heeft er spijt van gekregen.” . Verder zegt [naam]: “Je moet ze niet over die (vuur)wapen vertellen.” Waarop [getuige1] zegt: “Nee, ben je gek ofzo. Je moet in ieder geval niet door de telefoon praten.”
Beoordeling van de betrouwbaarheid van de aangifte
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eerst in september 2011 bij de rechter-commissaris is verklaard dat [slachtoffer] bij de politie niet de waarheid zou hebben verteld. Ook is pas toen voor het eerst aan de orde gekomen dat bij [slachtoffer] sprake zou zijn van psychiatrische problemen. Dit, terwijl [slachtoffer] ter terechtzitting van 7 februari 2012 heeft verklaard dat zij al jarenlang met deze klachten kampt en dat zij reeds op 30 juni 2011 van haar man had gehoord dat het beeld wat zij had van verdachte met een wapen niet klopte.
Naar het oordeel van de rechtbank is het, mede gelet op de ernst van de onderhavige zaak en de daarbij betrokken belangen, op zijn minst opmerkelijk dat [slachtoffer] niet direct, nadat haar man [getuige2] haar had gezegd dat ze zich het pistool slechts inbeeldde, naar de politie is gegaan om te vertellen dat haar aangifte niet klopte, maar heeft gewacht totdat zij werd opgeroepen om bij de rechter-commissaris een verklaring af te leggen.
Eveneens is het opmerkelijk dat [slachtoffer] tijdens haar aangifte op 4 mei 2011 niets heeft verklaard over haar eigen psychische problemen, maar wel heeft verklaard dat verdachte last heeft van stemmen in zijn hoofd, angstaanvallen en psychoses . Ook [getuige1] heeft in haar verklaring ten overstaan van de politie wel verklaard dat verdachte last heeft van psychoses , maar met geen woord gerept over een ziekte van haar moeder [slachtoffer]. Dit, terwijl zij ter terechtzitting heeft verklaard dat aangeefster [slachtoffer] psychisch niet in orde is en vaker dingen ziet die er niet zijn.
De rechtbank overweegt hierbij bovendien dat de verklaringen die door de verschillende familieleden ten overstaan van de rechter-commissaris en ter terechtzitting zijn afgelegd, op belangrijke punten niet met elkaar overeenkomen.
De rechtbank overweegt voorts dat [slachtoffer] zeer uiteenlopend heeft verklaard over de aanleiding waardoor zij in strijd met de waarheid zou hebben verklaard ten overstaan van de politie. Zo heeft zij ter terechtzitting onder meer verklaard:
1. dat zij wel echt in de veronderstelling leefde dat verdachte het wapen op haar hoofd had gezet en de trekker had overgehaald, maar dat dit niet echt is gebeurd maar alleen in haar beleving en dat zij het wel geloofde door haar ziektebeeld;
2. dat ze de verhorende verbalisanten bij de politie niet goed zou hebben verstaan;
3. dat ze bij de politie maar een verhaal over het pistool heeft verteld om er zo voor te zorgen dat verdachte het huis uit zou gaan;
Tijdens het onderzoek door de psychiater komt ze nog met een alternatieve verklaring voor haar aangifte, namelijk:
4. dat ze opdracht kreeg van stemmen om aangifte te gaan doen.
Wel is [slachtoffer] heel duidelijk op welke manier zij heeft ontdekt dat haar verklaring bij de politie niet juist was: haar man heeft haar verteld dat zij niet een pistool heeft gezien.
Naar het oordeel van de rechtbank is de aangifte van [slachtoffer] zeer gedetailleerd en geeft deze geen aanleiding te veronderstellen dat [slachtoffer] op dat moment verward was, zoals door de verdediging gesuggereerd. De aangifte werd destijds bevestigd door de vader van verdachte, die tijdens het opnemen van de aangifte aanwezig was. Verder wordt de aangifte ondersteund door onder meer de reeds aangehaalde verklaring van [getuige1], zoals afgelegd ten overstaan van de politie, de hiervoor aangehaalde verklaring van [getuige3], alsmede door het aantreffen van de kogel en door de hiervoor aangehaalde tapgesprekken.
Ook het feit dat de vader van verdachte ([getuige2]) en de zussen ([getuige1] en [getuige3]) van verdachte direct de woning uit zijn gerend en de politie hebben gebeld nadat ze het geschreeuw van [slachtoffer] hadden gehoord, ondersteunt de aangifte. Immers, als [slachtoffer] daadwerkelijk zo vaak last had van waanbeelden en als de familie daar ook daadwerkelijk al lang van op de hoogte was, ligt het niet voor de hand dat de familieleden juist in dit geval zonder meer geloof hechtten aan de uitlatingen van [slachtoffer] en wel dusdanig veel geloof dat ze in totale angst het huis uit zijn gerend en de politie hebben gebeld.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] zoals op 4 mei 2011 afgelegd ten overstaan van de politie geloofwaardig en betrouwbaar is. Het verweer van de raadsman wordt daarmee verworpen. De rechtbank zal de verklaring, vervat in de aangifte, dan ook mede tot het bewijs bezigen.
Opzet
De rechtbank acht op basis van de aangifte, het aantreffen van de patroon in de desbetreffende slaapkamer en het reeds aangehaalde tapgesprek tussen [getuige2] en [slachtoffer] (pagina’s 60 tot en met 63 van het dossier) wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geladen vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer] heeft gezet en de trekker heeft overgehaald. Mede gelet op de woorden die verdachte daarbij heeft geuit, te weten: “Ik zweer je het, jij gaat dood” acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer].
Voorbedachte rade
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van de feiten en omstandigheden aannemelijk is dat verdachte het wapen heeft geladen en dat hij het wilde gebruiken tegen zijn vader [getuige2]. Maar niet is gebleken dat verdachte toen al de bedoeling had om zijn moeder daarmee van het leven te beroven. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen/genomen besluit om zijn moeder te doden en dat sprake is geweest van meer dan een handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een patroon 9 mm voorhanden heeft gehad, nu deze bij een ander dan verdachte is aangetroffen en zal verdachte daarvan vrij¬spreken.
Voor het overige is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 68 en 69;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2012.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. subsidiair
hij op 03 mei 2011 te Ede in de gemeente Ede ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] een vuurwapen op haar hoofd heeft gezet en/of tegen haar hoofd heeft geplaatst en/of gehouden en/of de trekker van dat vuurwapen meermalen heeft overgehaald, waarbij hij, verdachte die [slachtoffer] de dreigende woorden: "Ik zweer je het, jij gaat dood", heeft toegevoegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 3 mei 2011 te Ede in de gemeente Ede een wapen van categorie II of III, te weten een vuurwapen en munitie van categorie II of III, te weten één patroon merk S&B 7.62 x 25mm., voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van feiten 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Tevens vordert de officier opheffing van de tijdens de terechtzitting van 23 augustus 2011 uitgesproken schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest voor de feiten die volgens de verdediging bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 31 maart 2012;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 22 juli 2011, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van M. Kemink, psycholoog, gedateerd 2 augustus 2011 en van F. Nhass, psychiater, gedateerd 31 oktober 2011;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 27 oktober 2011, betreffende verdachte;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 24 november 2011, betreffende verdachte; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 24 januari 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft geprobeerd zijn eigen moeder in haar eigen woning om het leven te brengen door een geladen vuurwapen op haar hoofd te richten en de trekker meermalen over te halen. De rechtbank acht dit een ernstig en uitermate schokkend feit. De enkele omstandigheid dat het vuurwapen weigerde, heeft het leven van de moeder van verdachte gered. Dat dit feit zich afspeelde in de woning van het slachtoffer waar zich op dat moment ook haar man en twee dochters bevonden, maakt het feit nog kwalijker. De eigen woning is een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen.
Feiten als deze brengen grote onrust teweeg in de maatschappij, veroorzaken een gevoel van onveiligheid en schokken daarnaast de rechtsorde in hevige mate. Bij feiten als de onderhavige past daarom alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke en andersoortige misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat psycholoog Kemink heeft geadviseerd verdachte zeker verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt dit advies over.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een forse gevangenisstraf passend en geboden is. De straf van na te noemen duur is lager dan door de officier van justitie geëist omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet poging tot moord maar poging tot doodslag bewezen acht. Bovendien houdt de rechtbank in verdergaande mate rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Opheffing schorsing van de voorlopige hechtenis
De rechtbank overweegt dat vast is komen staan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Gelet op de ernst van dit bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte dient te worden opgeheven.
Beslag
Ten aanzien van het beslag vordert de officier van justitie de rechtbank te gelasten dat de twee in beslag genomen patronen/kogels zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven patroon van het merk S&B, kaliber 7.62x25mm, met behulp waarvan het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven patroon, kaliber 9mm, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet en het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
- 10, 27, 36b, 36c, 36d, 45, 57, 91 en 287 van het Wetboek van Straf¬recht;
- 2, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de bij beslissing van 23 augustus 2011 bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- patroon van het merk S&B, kaliber 7.62x25mm
- patroon, kaliber 9mm.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. C. van Linschoten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2012.