ECLI:NL:RBARN:2012:BW5823

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700501-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor artikel 6 Wegenverkeerswet, veroordeling voor artikel 5 Wegenverkeerswet na verkeersincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging, maar veroordeelde hem wel voor het veroorzaken van gevaar op de weg, zoals omschreven in artikel 5 van de Wegenverkeerswet, en legde een geldboete op van 300 euro. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 juni 2010 te Lent, gemeente Nijmegen, waar de verdachte als bestuurder van een bromfiets betrokken was bij een verkeersongeluk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een inschattingsfout had gemaakt door op een onveilige manier over te steken, maar dat deze fout niet voldoende was om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de juiste oversteekplaats was overgestoken en dat zijn gedrag, hoewel onvoorzichtig, niet leidde tot een veroordeling voor het primair tenlastegelegde feit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van het bewezenverklaarde feit bij het bepalen van de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/700501-11
Datum zitting : 04 mei 2012
Datum uitspraak : 16 mei 2012
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadvrouw : mr. C.B. Bos, advocaat te Nijkerk.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2010, te Lent, gemeente Nijmegen,,althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig bromfiets) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Laauwikstraat en/of de Griftdijk Noord komende vanaf de aansluiting van het fietspad van de spoorbrug over de Waal, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van die Griftdijk Noord met de Spoorstraat en/of de Parmasingel,
zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of terwijl hij, verdachte, een of meerdere hem op die Griftdijk Noord tegemoet rijdende motorvoertuig(en) (motor(en)) had waargenomen, welke motoren kort naast en/of achter elkaar reden, aangekomen bij de Laauwikstraat linksaf is geslagen en/of is gaan rijden over het aan de linkerzijde van die weg gelegen fietspad, en/of (daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een aan de rechterzijde van dat
fietspad geplaatst verkeersteken, namelijk bord model C15 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dat een verbod inhoudt, te weten "gesloten voor fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen", en/of (daarbij) niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan de voor hem, verdachtes, verplichte rijbaan te volgen, als gesteld in artikel 6 lid 2 van
genoemd Reglement, en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van genoemd
Reglement, en/of (vervolgens) dat fietspad is gevolgd en/of is blijven volgen (waarbij die
Laauwikstraat, ter hoogte van de aansluiting met de busbaan van de Prins Mauritssingel, overgaat in de Griftdijk Noord), en/of (vervolgens) aangekomen bij eerder genoemd(e) kruispunt/kruising het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand heeft gebracht, en/of
(daarbij) een of meerdere bestuurder(s) van die door hem waargenomen motorrijtuigen (motoren) voorrang heeft verleend, en/of (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig die Griftdijk Noord is overgestoken, althans is gaan oversteken, en/of (daarbij) deze formatie van motorrijtuigen (motoren) heeft doorkruist, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor en/of naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg de Griftdijk Noord en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) in strijd met artikel 18 van genoemd Reglement een of meerdere op die Griftdijk Noord rijdende bestuurder(s) van die door hem waargenomen motorrijtuig(en) (motor(en)), die hem over dezelfde weg tegemoet kwam(en), niet voor heeft laten gaan, ten gevolge waarvan (één van) deze bestuurder(s) (waaronder [slachtoffer]) plots moest(en) remmen, althans zijn/hun snelheid plots (aanzienlijk) moest(en) verminderen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 juni 2010 te Lent, gemeente Nijmegen, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bromfiets), daarmee rijdende op de weg, de Laauwikstraat en/of de Griftdijk Noord komende vanaf de aansluiting van het fietspad van de spoorbrug over de Waal, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt van die Griftdijk Noord met de Spoorstraat en/of de
Parmasingel, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of terwijl hij, verdachte, een of meerdere hem op die Griftdijk Noord tegemoet rijdende motorvoertuig(en) (motor(en)) had waargenomen, welke motoren kort naast en/of achter elkaar reden, aangekomen bij de Laauwikstraat linksaf is geslagen en/of is gaan rijden over het aan de linkerzijde van die weg gelegen fietspad, en/of (daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een aan de rechterzijde van dat
fietspad geplaatst verkeersteken, namelijk bord model C15 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dat een verbod inhoudt, te weten "gesloten voor fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen", en/of (daarbij) niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan de voor hem, verdachtes, verplichte rijbaan te volgen, als gesteld in artikel 6 lid 2 van
genoemd Reglement, en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van genoemd
Reglement, en/of (vervolgens) dat fietspad is gevolgd en/of is blijven volgen (waarbij die
Laauwikstraat, ter hoogte van de aansluiting met de busbaan van de Prins Mauritssingel, overgaat in de Griftdijk Noord), en/of (vervolgens) aangekomen bij eerder genoemd(e) kruispunt/kruising het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand heeft gebracht, en/of
(daarbij) een of meerdere bestuurder(s) van die door hem waargenomen motorrijtuigen (motoren) voorrang heeft verleend, en/of (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig die Griftdijk Noord is overgestoken, althans is gaan oversteken, en/of (daarbij) deze formatie van motorrijtuigen (motoren) heeft doorkruist, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor en/of naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg de Griftdijk Noord en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) in strijd met artikel 18 van genoemd Reglement een of meerdere op die Griftdijk Noord rijdende bestuurder(s) van die door hem waargenomen motorrijtuig(en) (motor(en)), die hem over dezelfde weg tegemoet kwam(en), niet voor heeft laten gaan, ten gevolge waarvan (één van) deze bestuurder(s) (waaronder [slachtoffer]) plots moest(en) remmen, althans zijn/hun snelheid plots (aanzienlijk) moest(en) verminderen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 4 mei 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.B. Bos, advocaat te Nijkerk.
De officier van justitie mr. A.K.J. Kooij heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van het primaire:
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft, aldus de officier van justitie, een aantal verkeersfouten gemaakt. Zo is verdachte een stukje tegen het verkeer ingereden en heeft aldus niet voldoende rechts gehouden. Verdachte wist dat hij het fietspad aan de overzijde van de weg had moeten gebruiken. Verdachte is vervolgens overgestoken op een plaats die niet als oversteekplaats was aangemerkt. Verdachte is vervolgens tussen een stoet motorrijders door overgestoken met als gevolg dat door zijn handelen één motorrijder heeft moeten remmen om een aanrijding te voorkomen.
Daardoor is deze motorrijder gevallen tengevolge waarvan hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De verdediging heeft bepleit dat, in de gegeven omstandigheden, niet gesproken kan worden van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1990 zodat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft, in plaats van over te steken op de oversteekplaats gelegen bij de afrit van de fietsbrug, ervoor gekozen om een stuk over het fietspad tegen het verkeer in te rijden om vervolgens over te steken op een plaats gelegen na het viaduct. Deze omstandigheid, die op zich in strijd is met de verkeersregels, heeft naar het oordeel van de rechtbank niet bijgedragen aan het ongeval. Op grond van het dossier kan de rechtbank onvoldoende vaststellen of verdachte op de plaats van het ongeluk niet mocht oversteken. Immers de plaats waar verdachte overstak staat onvoldoende vast. Voorts heeft verdachte, alvorens te zijn overgestoken, geruime tijd langs de weg stilgestaan om over te steken op het moment dat hij meende dat daarvoor voldoende ruimte was. Verdachte heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank een enkele inschattingsfout gemaakt welke inschattingsfout op zichzelf onvoldoende is om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiaire:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 juni 2010 reed verdachte te Lent in de gemeente Nijmegen, als bestuurder van een bromfiets over de Laauwikstraat en Griftdijk Noord, komende vanaf de aansluiting van het fietspad van de spoorbrug over de Waal. Vanaf de spoorbrug is verdachte op het aldaar zich bevindende fietspad tegen het verkeer in gereden tot het kruispunt van de Griftdijk en Parmasingel. Komende bij het kruispunt van de Grifdijk Noord en Parmasingel, alwaar het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, wilde verdachte oversteken. Verdachte heeft hem tegemoet rijdende motorvoertuigen, motoren, waargenomen. Verdachte heeft zijn bromfiets daarom tot stilstand gebracht en meerdere hem tegemoetkomende motoren voorrang verleend. Vervolgens heeft hij de Griftdijk Noord overgestoken, daarbij de formatie motoren doorkruisend. Daarbij heeft één van de bestuurders van die motoren moeten remmen, om een aanrijding met verdachte te voorkomen. Deze motorrijder is daardoor ten val gekomen.
Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde is door de officier van justitie geen standpunt ingekomen nu naar het oordeel van de officier van justitie het primair tenlastegelegde bewezen is.
Het standpunt van de verdediging
Naar het oordeel van de verdediging kunnen geen onvoorzichtige gedragingen van verdachte worden vastgesteld zodat ook de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 niet bewezen kan worden.
De beoordeling door de rechtbank
Ter terechtzitting verklaart verdachte: “Ik geloof dat ik na de elfde motor ben overgestoken. Toen was er wat meer ruimte tussen die motorrijders. Omdat ik al een tijd stond te wachten dacht ik dat het toen net zou kunnen.”
De rechtbank overweegt dat verdachte, door aldus te handelen, blijk heeft gegeven onvoldoende te hebben gelet op het overige verkeer en de overige motoren geen voorrang heeft verleend, ten gevolge waarvan één van de bestuurders van die motoren plots moest remmen.
Vast staat voorts dat de motorrijder ten val is gekomen omdat verdachte plotseling, tussen een formatie motorrijders door overstak. Verdachte verklaart dat hij dacht dat “het zou net kunnen” hetgeen inhoudt dat het ook voor verdachte niet zeker was dat hij veilig en zonder gevaarzetting c.q. hinder voor overige weggebruikers de weg zou kunnen oversteken. Door deze door verdachte gemaakte inschattingsfout heeft zijn gedraging, het oversteken, gevaar op die weg veroorzaakt en het verkeer op die weg gehinderd.
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde overtreding dan ook wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 23 juni 2010 te Lent, gemeente Nijmegen, als bestuurder van een voertuig (bromfiets), daarmee rijdende op de weg, de Laauwikstraat en de Griftdijk Noord komende vanaf de aansluiting van het fietspad van de spoorbrug over de Waal, ter hoogte van het kruispunt van die Griftdijk Noord met de Spoorstraat en de Parmasingel, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en terwijl hij, verdachte, meerdere hem op die Griftdijk Noord tegemoet rijdende motorvoertuigen (motoren) had waargenomen, welke motoren kort naast en/of achter elkaar reden, aangekomen bij de Laauwikstraat linksaf is geslagen en is gaan rijden over het aan de linkerzijde van die weg gelegen fietspad, en daarbij niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan de voor hem, verdachtes, verplichte rijbaan te volgen, als gesteld in artikel 6 lid 2 van genoemd Reglement, en daarbij niet, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van genoemd Reglement, en vervolgens dat fietspad is gevolgd en is blijven volgen (waarbij die
Laauwikstraat, ter hoogte van de aansluiting met de busbaan van de Prins Mauritssingel, overgaat in de Griftdijk Noord), en vervolgens aangekomen bij eerder genoemde kruising het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand heeft gebracht, en daarbij meerdere bestuurders van die door hem waargenomen motorrijtuigen (motoren) voorrang heeft verleend, en vervolgens met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig die Griftdijk Noord is overgestoken, en daarbij deze formatie van motorrijtuigen (motoren) heeft doorkruist, en daarbij niet, op het voor en naast en achter hem gelegen gedeelte van die weg de Griftdijk Noord en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en daarbij in strijd met artikel 18 van genoemd Reglement meerdere op die Griftdijk Noord rijdende bestuurders van die door hem waargenomen motorrijtuigen (motoren), die hem over dezelfde weg tegemoet kwamen, niet voor heeft laten gaan, ten gevolge waarvan één van deze bestuurders (waaronder [slachtoffer]) plots moest remmen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiaire:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld terzake het primair tenlastegelegde en heeft geen strafadvies geformuleerd indien de rechtbank zou komen tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
Het standpunt verdediging
Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, wordt verzocht rekening te houden met:
• het tijdsverloop,
• het feit dat verdachte eerst als betrokkene werd verhoord en later pas als verdachte werd beschouwd,
• het feit dat hij geen relevante documentatie heeft,
• het feit dat hij contact heeft gezocht met het slachtoffer en zijn rijbewijs noodzakelijk is.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 19 maart 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Zoals hiervoor is overwogen heeft verdachte er voor gekozen om niet over te steken op de oversteekplaats gelegen bij de afrit van de fietsbrug, maar om een stuk over het fietspad tegen het verkeer in te rijden. Hij is vervolgens pas overgestoken op een plaats gelegen na het viaduct. Verdachte heeft aldus gehandeld in strijd is met de verkeersregels. Deze overtredingen, kunnen weliswaar worden bewezen verklaard, maar hebben niet bijgedragen aan het verweten gedrag, het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg op de plaats van het ongeval. Bij de strafmaat zal met deze verkeersovertredingen dan ook geen rekening worden gehouden.
Als gevolg van een inschattingsfout heeft verdachte gevaar en hinder op de weg veroorzaakt waarbij een medeweggebruiker is gevallen en behoorlijk letsel heeft opgelopen. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat hiermee bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat volstaan kan worden met een lagere geldboete dan voor overtreding van dit soort feiten gebruikelijk wordt opgelegd.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 5, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegde en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een geldboete ten bedrage van 300 (driehonderd) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (zes) dagen
Aldus gewezen door mr. H.G. Eskes als voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2012.