Parketnummer : 05/701580-11
Data zittingen : 15 november 2011, 7 februari 2011, 23 april 2012 en 27 april 2012
Datum uitspraak : 11 mei 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2010 te Arnhem en/of elders in Nederland,
met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995) die de leeftijd
van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren, had bereikt, buiten
echt, een of meerdere ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (mede)
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft hij zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer]
gebracht/gedaan;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 27 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Wel is verschenen de uitdrukkelijk gemachtigde raadsman van verdachte, mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft gerekwireerd.
De raadsman van verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het feit op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat er niet is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum (artikel 341 lid 4 Sv). Verdachte heeft weliswaar een bekennende verklaring afgelegd, maar bij deze bekentenis dienen vraagtekens te worden gesteld en ook overigens wordt deze bekennende verklaring niet in voldoende mate door andere bewijsmiddelen ondersteund.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft op 28 juni 2011 verklaard dat hij werd gebeld door [medeverdachte1] (hierna te noemen: [medeverdachte1]). Verdachte sliep bij zijn ouders aan de [adres] in Arnhem. [medeverdachte1] had een meisje waarvoor hij onderdak zocht. [medeverdachte1] vroeg of dit meisje bij verdachte mocht blijven slapen. Verdachte is toen naar de woning van [medeverdachte1] aan het [adres] in Arnhem gelopen en heeft daar het meisje opgehaald. Volgens verdachte was dit vlakbij, twee minuten lopen. Aan verdachte is een foto van [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) getoond. Verdachte heeft [slachtoffer] op deze foto herkend als het betreffende meisje. [slachtoffer] heeft bij hem geslapen. Verdachte heeft verklaard seks net [slachtoffer] te hebben gehad, in de ‘missionaris houding’. De ouders van verdachte waren die nacht ook thuis. De politie heeft verdachte voorgehouden dat uit historische telefoongegevens kan worden opgemaakt dat er op 21 februari 2010 om 05.56 en 06.03 contact is geweest tussen de telefoon van [slachtoffer] en de telefoon van verdachte. Verdachte heeft daarop verklaard dat zijn ontmoeting met [slachtoffer] dan die dag moet hebben plaatsgevonden.
[medeverdachte1] heeft verklaard dat hij – nadat hij met [slachtoffer] was weggegaan omdat [medeverdachte2] [slachtoffer] zou hebben geslagen – niet wist waar hij heen moest. [medeverdachte1] heeft toen een jongen uit de buurt gevraagd of [slachtoffer] een nachtje bij hem kon blijven. Dat was [verdachte]. Deze [verdachte] vond dat goed. Aan [medeverdachte1] is door de rechter-commissaris een foto van verdachte getoond. [medeverdachte1] heeft daarop verklaard dat de persoon op deze foto de [verdachte] is die hij bedoelde.
[slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995) heeft verklaard dat [medeverdachte1] haar een keer ’s nachts heeft weggebracht naar een Turkse buurjongen, omdat hij bang was dat zijn moeder haar betrapte. [slachtoffer] heeft seks met deze jongen gehad. Ze moest stil zijn omdat de moeder van de jongen er ook was.
Volgens de historische communicatiegegevens is er in de nacht van 20 op 21 februari 2010 contact geweest tussen de telefoon van [slachtoffer] en de telefoon van verdachte.
Gelet op vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, welke verklaring op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte1] en [slachtoffer]. De rechtbank heeft geen reden om deze bekennende verklaring van verdachte in twijfel te trekken. Aan het wettelijk bewijsminimum is naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk voldaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 21 februari 2010 te Arnhem ,
met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995) die de leeftijd
van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren, had bereikt, buiten
echt, meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft hij zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/gedaan;
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de openhartigheid die verdachte heeft betracht, de spijt die hij heeft betuigd en zijn inzicht dat hetgeen hij heeft gedaan fout was. Gelet hierop kan worden volstaan met een waarschuwing in de vorm van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 23 februari 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een veertienjarig, zwakbegaafd meisje, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat meisje. Verdachte had het meisje op verzoek van een buurjongen voor een nachtje ondergebracht in de woning van zijn ouders, waar hij zelf op dat moment ook verbleef.
Verdachte heeft door op deze wijze te handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die deze handelingen voor het jonge, kwetsbare meisje zouden kunnen hebben en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het meisje op grove wijze geschonden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er sprake is van een zeer ernstig feit. Het grote leeftijdverschil - verdachte was op dat moment 32 jaar - had verdachte moeten doen beseffen in seksueel opzicht voldoende lichamelijke afstand tot het meisje te houden. Verdachtes handelingen kunnen, naar de ervaring leert, psychische schade bij het slachtoffer veroorzaken, waarvan zij nog vele jaren last kan hebben.
De rechtbank houdt ten gunste van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest ter zake van soortgelijke feiten.
Voor afdoening van het feit acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om verdachte er van te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
De gehanteerde strafmaat in soortgelijke zaken en de omstandigheid dat verdachte first offender is zijn voor de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat onvoldoende is gebleken van een causaal verband tussen de geleden schade en het handelen van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Dat de benadeelde partij nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat staat op basis van het aan de strafzaak ten grondslag liggende dossier naar het oordeel van de rechtbank wel vast. Op basis van het ingediende voegingsformulier kan echter niet in voldoende mate worden vastgesteld of, en zo ja, in welke mate, de geleden schade is ontstaan als gevolg van het handelen van verdachte. De behandeling van de civiele vordering vergt derhalve een nader onderzoek naar de grondslag daarvan en het daartegen ingebrachte verweer. Een dergelijke behandeling betekent echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 februari 2010, de datum van het schadeveroorzakende feit.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer] te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
mrs. F.J.H. Hovens (voorzitter), D.R. Sonneveldt en R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 mei 2012.
mr. M.B. Wichman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.