Parketnummer : 05/900677-10
Data zittingen : 23 augustus 2011, 15 november 2011, 7 februari 2012 en 27 april 2012
Datum uitspraak : 11 mei 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlaste-legging en een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2010
tot en met 9 maart 2010 te Apeldoorn en/of te Rotterdam en/of Velp en/of Arnhem en/of te Ede en/of te Wageningen en/of te Zevenaar en/of elders in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(lid 3 sub 2)
(telkens) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995 en ten tijde van de pleegperiode 14 jaar oud),
terwijl voornoemde [slachtoffer] de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt,
(lid 1 sub 2)
heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting,
terwijl voornoemde [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
(lid 1 sub 5)
(telkens) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995) ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van haar enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij wist/wist(en) of redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden dat voornoemde [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen,
terwijl voornoemde [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
(lid 1 sub 8)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van voornoemde [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl voornoemde [slachtoffer] de leeftijd van acht-tien jaren nog niet heeft bereikt,
immers heeft/hebben en/of is/zijn
verdachte en/of diens mededader(s) (één of meermalen)
terwijl voornoemde [slachtoffer] geen vaste woon- en/of verblijfplaats had,
(te Apeldoorn en/of Rotterdam en/of elders in Nederland)
-via internet (meermalen) contact met voornoemde [slachtoffer] gezocht en/of opgenomen, en/of afspraken met voornoemde [slachtoffer] gemaakt om haar te ontmoeten, en/of
-voornoemde [slachtoffer] onderdak verschaft, en/of
-voornoemde [slachtoffer] alcoholische drank en/of (soft)drugs en/of een combinatie daarvan gege-ven en/of laten nemen, en/of
-(daarbij) seks met voornoemde [slachtoffer] gehad, en/of
-tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: “Ik heb niet veel geld. Maar ik heb een vriendin die geld wil maken. Ga mee! Wil je dat?”, en/of
“Morgen moet je bij het station staan, dan komt mijn neefje daar naar toe van Arnhem. Dan ga je samen met hem mee naar Arnhem toe” en/of
“Wil je voor mij werken?”, en/of
-seksadvertenties van voornoemde [slachtoffer] op internet gemaakt en/of geplaatst, en/of
(te Arnhem en/of Velp en/of te Ede en/of te Wageningen en/of te Zevenaar en/of elders in Ne-derland)
-voornoemde [slachtoffer] met de trein en/of de auto vervoerd, en/of
-voornoemde [slachtoffer] (meermalen) gehuisvest, en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij voor hoer moest spelen, en/of op welke wijze zij dit moest doen, en/of
-voornoemde [slachtoffer] beloofd: “ Ik ga voor je lingerie kopen” en/of tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij dit werk een aantal weken moest doen en/of (vervolgens) een fijn leven zou krijgen, en/of gezegd: “Je krijgt een eigen huis en alles wat je wilt” en/of gezegd: “We gaan sparen en daarna veel dingen voor jou kopen, dure dingen”, en/of
-tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij in (een) woning(en) moest blijven en niet weg mocht gaan, en/of niet alleen naar buiten mocht gaan, en/of de deur op slot gedaan op de loca-tie(s) waar voornoemde [slachtoffer] verbleef, en/of
-voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] beschikking zou hebben over haar tas met daarin haar legitimatiebewijs door deze tas buiten bereik van voornoemde [slachtoffer] te brengen en/of te hou-den, en/of
-seksadvertenties van voornoemde [slachtoffer] op internet gemaakt en/of geplaatst, en/of
-klanten geregeld en/of met die klanten (betaal)afspraken gemaakt, en/of
-voornoemde [slachtoffer] seks laten hebben met hem, verdachte, en/of zijn verdachtes, mededa-der(s), en/of
-voornoemde [slachtoffer] seks laten hebben met klanten, en/of
-voornoemde [slachtoffer] onbeschermd seks laten hebben, en/of
-voornoemde [slachtoffer] seks laten hebben met één of meerdere personen tegelijkertijd, en/of
-voornoemde [slachtoffer] seks laten hebben onder invloed van alcohol en/of drugs en/of een com-binatie van alcohol en drugs, en/of
-voor de deur gestaan met een mes en/of gewacht in een auto, terwijl voornoemde [slachtoffer] seks met (een) klant(en) had, en/of
-voornoemde [slachtoffer] bedreigd, en/of
-voornoemde [slachtoffer] mishandeld, en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt in de zij en/of aan de haren getrokken en/of
-boos geworden als voornoemde [slachtoffer] geen zin had om te werken, en/of tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: “Je moet het wel doen, want het is geld. Moet je geen eten, moet je geen drin-ken?” en/of
- het door voornoemde [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (grotendeels) aangewend voor zijn/hun eigen gebruik, en/of
door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer] een
(afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn
mededaders heeft kunnen bieden;
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2010
tot en met 9 maart 2010 te Apeldoorn en/of te Rotterdam en/of Velp en/of Arnhem en/of te Ze-venaar en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
(telkens) opzettelijk een[slachtoffer]erjarige, te weten [slachtoffer] geboren [geboortedatum] 1995 heeft onttrokken aan het wettig over die
minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag
desbevoegd over die minderjarige uitoefende,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer] onderdak geboden en/of verschaft in (een) woning(en), en/of
- voornoemde [slachtoffer] (per trein en/of auto) naar bovengenoemde plaatsen heeft weggevoerd en/of vervoerd,
en/of
-voornoemde [slachtoffer] (blijvend en/of langdurig) onttrokken gehouden, door (continue) controle te houden over voornoemde [slachtoffer] en/of door (na)bij voornoemde [slachtoffer] te verblijven en/of door te voorkomen dat zij zelfstandig en/of ongecontroleerd buiten vertoefde, en/of
-het geld van voornoemde [slachtoffer] beheerd en/of ingenomen, en/of
-voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] beschikking zou hebben over haar tas met daarin haar legitimatiebewijs, door deze tas buiten bereik van voornoemde [slachtoffer] te brengen en/of te houden;
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2010
tot en met 9 maart 2010 te Velp en/of Arnhem en/of elders in Nederland,
met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995) die de leeftijd
van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren, had bereikt, buiten
echt, een of meerdere ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (mede)
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer],
immers heeft hij zijn penis in de mond en/of de vagina van voornoemde [slachtoffer]
gebracht/gedaan;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 27 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte ver-schenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het vierde verhoor van aangeefster
De raadsman heeft aangevoerd dat het vierde studioverhoor van aangee[slachtoffer] [slachtoffer] van 20 maart 2012 moet worden uitgesloten van de bewijsvoering. Dit verhoor heeft plaatsgevonden onder leiding van één van de leden van de strafkamer als rechter-commissaris, zonder dat de daarvoor ex artikel 316 Sv vereiste toestemming van de verdediging was verkregen. De officier van justitie heeft zich verzet tegen deze gevolgtrekking.
Ter zitting van 7 februari 2012 heeft de rechtbank ambtshalve beslist dat aangeefster, die ten tijde van de tenlastegelegde feiten veertien jaar was en is gediagnosticeerd als zwakbegaafd met een IQ van 67, zou worden gehoord in een daarvoor speciaal ingerichte studio door daarvoor opgeleide verhoorders/verbalisanten, onder regie van één van de leden van de strafkamer als gedelegeerd rechter-commissaris. Verzuimd is daarbij instemming van partijen te vragen als voorzien in artikel 316 lid 2 Sv. Dit verhoor heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van onder meer de raadsman in de onderhavige strafzaak. Zowel de raadslieden en de officier van justitie als de rechter-commissaris bevonden zich in een afzonderlijke ruimte en hebben het verhoor kunnen volgen via een beeldscherm. Tijdens de laatste zitting waar de zaak inhoudelijk is behandeld, heeft de raadsman desgevraagd geweigerd alsnog toestemming te verlenen voor het optreden van een lid van de strafkamer als gedelegeerd rechter-commissaris; de officier van justitie heeft wel ingestemd.
Naar het oordeel van de rechtbank dient dit verzuim niet te leiden tot bewijsuitsluiting. Daartoe wordt het volgende overwogen. Het bepaalde in artikel 316 lid 2 Sv vormt een uitzondering op de regel van artikel 268 lid 2 Sv, inhoudende dat de rechter-commissaris die enig onderzoek in de zaak heeft verricht, op straffe van nietigheid niet deel neemt aan het onderzoek ter terechtzitting.
"Art. 268 Sv strekt ertoe te voorkomen dat een rechter-commissaris, ten aanzien van wie de vrees zou kunnen ontstaan dat hij op grond van zijn in de zaak reeds verrichte onderzoek niet meer geheel onbevangen staat tegenover de tot de verdachte gerichte beschuldiging, meewerkt aan het onderzoek ter terechtzitting omtrent de gegrondheid van die beschuldiging en aan de op grondslag van dat onderzoek te geven uitspraak. In dit op straffe van nietigheid gegeven voor-schrift wordt geen onderscheid gemaakt naar gelang de aard en de omvang van de onderzoeks-werkzaamheden die de desbetreffende rechter als rechter-commissaris heeft verricht", aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 23 september 1997, NJ 1998, 188. In deze zaak ging het om een rechter-commissaris die een bevel bewaring had verleend en daarnaast een gerechtelijk vooron-derzoek had geopend. Deze onderzoekshandelingen brachten mee dat hij vervolgens niet had mogen optreden als zittingsrechter. Datzelfde geldt voor de rechter-commissaris die de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling heeft beoordeeld (HR 11 januari 2000, NJ 2000, 196) en de rechter-commissaris die een machtiging voor een telefoontap heeft verleend (HR 13 januari 1998, NJ 1998, 390). Deze onderzoekshandelingen kunnen een gerechtvaardigd vermoeden opleveren dat de betrokken rechter-commissaris als zittingsrechter niet meer onbevangen en onbevooroordeeld staat tegenover vragen omtrent schuld of onschuld van de verdachte. Boven-dien kunnen deze beslissingen op hun rechtmatigheid en proportionaliteit worden getoetst door de zittingsrechter. Een dergelijke toetsing wordt illusoir indien de rechter-commissaris deel zou uitmaken van de meervoudige kamer die de zaak ter zitting behandelt.
Bij wet van 3 april 2003, Stb. 143, in werking getreden op 1 juli 2003, is de mogelijkheid van de gedelegeerde rechter-commissaris in het leven geroepen. De mogelijkheid dat één van de zit-tingsrechters een getuige of deskundige hoort buiten de zitting om, is geïntroduceerd in het be-lang van een goede en efficiënte strafrechtspleging (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 477, nr. 3, blz. 3). Daarbij is een compromis bereikt tussen enerzijds het streven getuigenverhoren op effi-ciënte wijze te laten plaatsvinden en recht te kunnen doen aan gerechtvaardigde belangen om een getuige niet ter openbare zitting te horen (zoals in de onderhavige zaak) en anderzijds het onmiddellijkheidsbeginsel, waarbij ten minste één van de leden van de meervoudige kamer de getuige heeft gezien en gehoord, hetgeen des te meer klemt indien de betrouwbaarheid van de getuige ter discussie is gesteld (ibidem, blz. 6-7). Uit het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Frey (EHRM 24 februari 1993, NJ 1993, 649) kan worden afgeleid dat uit het enkele horen van een getuige voorafgaande aan de zitting door een rechter die vervolgens deelneemt aan de inhoudelijke behandeling, niet een vermoeden van (de schijn van) vooringenomenheid kan worden afgeleid.
De hiervoor beschreven ratio van de uitsluiting van de rechter-commissaris die enige onder-zoekshandeling heeft verricht als zittingsrechter, speelt naar het oordeel van de rechtbank niet in de situatie van artikel 316 lid 2 Sv waarin een lid van de meervoudige kamer optreedt als rechter-commissaris. Deze mogelijkheid is immers beperkt tot het horen van getuigen of deskundigen. Verder mag de gedelegeerde rechter-commissaris geen onderzoekshandelingen verrichten, juist om een ontoelaatbare vermenging van functies en taken te vermijden. Het enkele horen van een getuige impliceert niet dat de betrokken -gedelegeerde- rechter-commissaris op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de vragen van het rechterlijk beslissingsschema van de artikelen 348 en 350 Sv.
De gedelegeerde rechter-commissaris was aanwezig bij het verhoor, evenals de raadsman en de officier van justitie. De raadsman heeft de mogelijkheid gehad vragen te doen stellen aan de getuige, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Voorafgaande aan het getuigenverhoor op 20 maart 2012 heeft de raadsman geen bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de gedele-geerde rechter-commissaris, ook na het verhoor heeft hij geen blijk gegeven alsnog bezwaar te hebben. Eerst ter zitting van 27 april 2012 heeft, naar zeggen van de raadsman, "voortschrijdend inzicht" hem ertoe gebracht desgevraagd toestemming expliciet te weigeren. De raadsman heeft daarbij echter geen enkel argument aangevoerd voor deze proceshouding. Evenmin is duidelijk gemaakt in welk opzicht de verdediging zou zijn geschaad door het optreden van de gedele-geerde rechter-commissaris. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan ook geen sprake. Er is geen aanwijsbaar verschil tussen enerzijds de situatie dat de aangeefster ter zitting zou zijn gehoord en anderzijds de situatie dat zij in een studioverhoor in aanwezigheid van één van de zit-tingsrechters is gehoord. Het verweer wordt daarom gepasseerd; het vierde studioverhoor van aangeefster is bruikbaar voor bewijs.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
Onder het kopje ‘de feiten’ heeft de rechtbank alle bewijsmiddelen opgenomen die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten in zijn geheel. Niet alle verdachten zijn echter gedurende de gehele ten laste gelegde periode (in gelijke mate) bij de feiten betrokken geweest. De recht-bank zal de betrokkenheid van verdachte tot uitdrukking brengen door in de bewezenverklaring van het tenlastegelegde alleen die feiten bewezen te verklaren indien vastgesteld kan worden dat verdachte daarin enig strafrechtelijk relevant aandeel of daaraan enige bijdrage heeft gehad.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte1], afgelegd in diens eigen strafzaak als verdachte op 11 november 2011, is gevoegd in het dossier van alle medeverdachten. De processen-verbaal van de RC-verhoren maken ook deel uit van het dossier in alle strafzaken.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De minderjarige [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) (geboren [geboortedatum] 1995) zat sinds 16 september 2009 bij de Willem Schrikker Groep onder toezicht met [naam1] als haar gezinsvoogd. [slachtoffer] verbleef bij de JP van de Bentstichting in Apel-doorn.
Op 1 februari 2010 is [slachtoffer] weggelopen uit voornoemde instelling in Apeldoorn en is zij naar Rotterdam gegaan.
Via de internetsite Partypeeps kwam [slachtoffer] in contact met [medeverdachte2] (hierna te noemen: [medeverdachte2]) en ergens in de periode tussen 1 en 15 februari 2010 hebben [medeverdachte2] en zij elkaar in Rotterdam ontmoet en hebben zij tijdens de eerste ontmoeting seks met elkaar gehad. [medeverdachte2] is toen met zijn penis in [slachtoffer]s mond en [slachtoffer]s vagina binnengedrongen.
[slachtoffer] bleef bij [medeverdachte2] slapen en toen zij de volgende dag weg wilde gaan zei [medeverdachte2] tegen haar: "Ik heb niet veel geld, maar ik heb een vriendin die geld wil maken. Ga mee! Wil je dat?", "Morgen moet je bij het station staan, dan komt mijn neefje daar naar toe van Arnhem. Dan ga je samen met hem mee naar Arnhem toe" en "Wil je voor mij werken?" . [slachtoffer] wilde een slaapplek en stemde hiermee in. [medeverdachte2] heeft toen contact gezocht met zijn neef [medeverdachte1] (hierna te noemen: [medeverdachte1]) uit Arnhem, en heeft hem voorgelegd dat hij een meisje had ontmoet dat wel als prostituée wilde werken, want vrienden van [medeverdachte1] zouden wel weten hoe je dat moet organiseren. [medeverdachte1] kwam vervolgens naar Rotterdam en op 15 februari 2010 zijn ze met z’n drieën ([medeverdachte2], [medeverdachte1] en [slachtoffer]) met de trein naar Arnhem gegaan.
In de tussentijd had [medeverdachte1] met [naam2] (hierna na te noemen: [naam]) gesproken en hem verteld dat hij een meisje kende dat zich wilde prostitueren. [naam] zei daarop tegen [medeverdachte1] dat hij wel wist hoe hij klanten moest regelen.
Op 12 februari 2010, werd met gebruikmaking van het IP-adres van [naam3] en een door [naam] gebruikt e-mailadres een advertentie geplaatst waarin seks met [slachtoffer] werd aangeboden in ruil voor geld. In die advertentie werd het telefoonnummer van [medeverdachte1] (nummer) als contactnummer opgenomen. [medeverdachte1] had hem dat nummer verstrekt.
Nadat [slachtoffer] op 15 februari 2012 in Arnhem was aangekomen, is zij naar de [adres] te Velp gebracht. Daar woonde [verdachte] (hierna te noemen: [verdachte]). Daar heeft zij verbleven tot 20 februari 2010.
In de woning van [verdachte] ontving [slachtoffer] klanten. De klanten betaalden geld aan [medeverdachte1] of [medeverdachte2]. [slachtoffer] had dan seks met deze klanten. Klanten zeiden tegen [medeverdachte1] wat ze wilden en [medeverdachte1] gaf vervolgens instructies aan [slachtoffer]. De seks bestond onder andere uit het met de penis binnendringen in de mond van [slachtoffer] en het binnendringen met de penis in de vagina van [slachtoffer]. Klanten spraken van tevoren met [medeverdachte1] af of de seks met of zonder condoom plaatsvond. Seks zonder condoom was duurder dan met condoom.
[slachtoffer] was in de veronderstelling dat zij het geld dat aan [medeverdachte1] werd betaald door klanten nog zou krijgen. [medeverdachte2] had namelijk tegen haar gezegd: "Je krijgt een eigen huis en alles wat je wilt" en "We gaan sparen en daarna veel dingen voor jou kopen, dure dingen" [medeverdachte1] heeft voorts tegen [slachtoffer] gezegd dat zij dit werk een aantal weken moest doen en een fijn leven zou krijgen. Ook had [medeverdachte1] gezegd: “Ik ga voor je lingerie kopen" Toen [slachtoffer] [medeverdachte1] naar het geld vroeg zei hij tegen haar dat ze het geld niet kreeg, omdat ze het anders op zou maken. Hij zou het geld voor haar sparen, maar zij heeft nooit iets ontvangen. [medeverdachte2] heeft van het verdiende geld € 150,- meegenomen toen hij terugging naar Rotterdam.
[slachtoffer] mocht het huis van [verdachte] niet alleen verlaten en moest binnen blijven. Als ze toch naar buiten ging, dan mocht ze niet alleen.
Toen [slachtoffer] een keer weigerde om seks te hebben met een klant schreeuwde [medeverdachte1] tegen haar: “Je moet het wel doen, want het is geld. Moet je geen eten, moet je geen drinken?” [slachtoffer] besloot hierna toch seks te hebben met de betreffende klant.
Gedurende de periode dat [slachtoffer] aan de [adres] in Velp verbleef zorgden [medeverdachte2] en [medeverdachte1] ervoor dat [slachtoffer] veelvuldig werd voorzien van wiet. [slachtoffer] kon hierdoor makke-lijker seks hebben met klanten.
Op 20 februari 2010 werd [slachtoffer] door [medeverdachte1] naar [medeverdachte3] gebracht, alwaar ze een nacht is verbleven en (zonder condoom) seks met hem heeft gehad.
Op 21 februari 2010 is [slachtoffer] onder begeleiding van [medeverdachte1] in de auto van [naam4] (hierna te noemen: [naam4]) vervoerd naar Wageningen. Zij heeft daar seks gehad met een klant. De telefoons van [slachtoffer], [naam4] en [medeverdachte1] straalden die dag in het begin van de avond zendmasten in Wageningen aan. In de avond van 21 februari 2010 is [slachtoffer] naar de [adres] te Arnhem teruggebracht. Daar is zij een week verbleven in de kamer van [naam5].
Ook in deze periode (21, 24 en 25 februari 2010) zijn meerdere advertenties geplaatst op inter-net waarin seks met [slachtoffer] werd aangeboden voor geld; in enkele van die advertenties werd het telefoonnummer van [medeverdachte1] vermeld als contactnummer.
In de week dat [slachtoffer] op de [adres] te Arnhem verbleef is zij samen met [medeverdachte1], [naam6] (hierna te noemen: [naam6]), [naam7] (hierna te noemen: [naam7]) en [naam8] (hierna te noemen: [naam8]) naar discotheek Extase in Nijmegen geweest. Daarna zijn ze met zijn vijven naar een woning in Arnhem gegaan, alwaar [naam7] seks heeft gehad met [naam8] en [slachtoffer] met [naam6]. [slachtoffer] heeft eerst de penis van [naam6] in haar mond genomen en is daarna bovenop de penis van [naam6] gaan zitten. [slachtoffer] heeft hierbij tegelijkertijd de penis van [medeverdachte1] kort in haar mond genomen. [slachtoffer] had die avond alcohol gedronken, terwijl ze normaliter nooit dronk. [medeverdachte1] had tegen haar gezegd “drink gewoon, het is normaal”.
Op 27 februari is [slachtoffer] in de auto van [naam4] en vergezeld door [naam4], [naam] en [medeverdachte4] overgebracht naar de [adres] in Zevenaar. Daar verbleef [slachtoffer] op de kamer van [naam9]. Ook hier heeft [slachtoffer] ten minste één klant ontvangen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend:
• vanaf het begin te hebben geweten dat aangeefster mannen in zijn huis ontving voor seks tegen betaling en klanten te hebben gezien in huis,
• aangeefster te hebben mishandeld,
• de deur van de woning waar aangeefster verbleef op slot te hebben gedaan en
• te hebben geweten dat aangeefster minderjarig was en was weggelopen (feit 2).
Voor zover hij ten overstaan van de politie anders heeft verklaard was dat, aldus verdachte, omdat hij onder druk werd gezet tijdens de verhoren en in paniek dingen heeft verklaard die niet kloppen.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 3:
• ten aanzien van feit 1: verdachte kan enerzijds niet worden beschouwd als medepleger daar hij te weinig actieve handelingen heeft verricht. Anderzijds kan het oogmerk van uitbuiting door verdachte niet bewezen worden.
• ten aanzien van feit 3: verdachte heeft aanvankelijk weliswaar een bekennende verklaring afgelegd, maar deze verklaring bevat te weinig details. Voorts is de vierde studio-verklaring van aangeefster – het enige verhoor waarin ze heeft verklaard seks te hebben gehad met verdachte – onbetrouwbaar en dient derhalve te worden uitgesloten van het bewijs. Hierbij heeft de verdediging nog het voorwaardelijke verzoek gedaan om – mocht de rechtbank het vierde verhoor van [slachtoffer] wel als bewijs willen gebruiken – dit verhoor voor te leggen aan de deskundige Peters voor een oordeel omtrent de betrouwbaarheid van deze verklaring gezien in het licht van zijn eerdere bevindingen en de per-soon van aangeefster.
De beoordeling door de rechtbank
De bruikbaarheid van de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie
Verdachte is ten overstaan van de politie meerdere malen verhoord. De verhoren zijn auditief geregistreerd. Deze opnames zijn aan het dossier toegevoegd en door de rechtbank beluisterd. Voor zover verdachte heeft betoogd (overigens voor het eerst ter zitting in februari 2012) door de politie onder druk te zijn gezet en als gevolg daarvan onjuistheden te hebben verklaard, verwerpt de rechtbank dat verweer. Uit de opnames blijkt niet dat verdachte onder druk is gezet door de politie. De verhorende verbalisanten nemen de tijd voor het verhoor, de toon waarop door de verbalisanten wordt gesproken is rustig, verdachte krijgt de tijd om over de antwoorden op de gestelde vragen na te denken en ook verdachte lijkt zijn verklaringen niet onder een grote spanning te hebben afgelegd. Gelet hierop heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de door verdachte tijdens deze verhoren afgelegde verklaringen en zal zij deze dan ook gebruiken voor het bewijs.
De inhoud van de door verdachte afgelegde verklaringen bij de politie
Betrokkenheid/wetenschap verdachte bij/van prostitutie [slachtoffer] (feit 1)
Verdachte heeft ten overstaan van de politie – samengevat weergegeven – verklaard dat [medeverdachte1] en [medeverdachte2] belden dat ze eraan kwamen met een meisje. [medeverdachte1] had al eerder gezegd dat hij een meisje voor zich ging laten werken. Op een gegeven moment stonden [medeverdachte2], [medeverdachte1] en het meisje voor de deur. [medeverdachte1] stelde het meisje voor en zei dat ze [slachtoffer] heette. [medeverdachte1] zei dat [slachtoffer] bij hem (verdachte) zou blijven en bij hem zou werken. De tweede dag dat [slachtoffer] bij hem was ontving ze de eerste klant. [medeverdachte1] of [medeverdachte2] werd gebeld door een man. Later stond verdachte in de keuken en ging de bel, waarop er een ‘vieze oude man’ boven kwam. [medeverdachte1], [medeverdachte2] en [slachtoffer] gingen naar zijn (verdachtes) kamer. Verdachte mocht van [medeverdachte1] pas weer in de kamer komen als de klant weg was. Op vragen van de verhorende verbalisant wat voor klanten het waren antwoordt verdachte ‘Ja, vieze oude mannen. Van alles’ en ‘soms in pakken of een spijkerbroek met een blouse’ en ‘Ik heb alleen Nederlanders gezien. Het waren alleen maar blanke mensen’. Verdachte heeft verder verklaard dat [medeverdachte1] en [medeverdachte2] de pooier waren van [slachtoffer]. De mannen die kwamen betaalden voor de seks. Ze moesten 150 of 200 euro betalen. Verdachte moest dan weg of op de gang wachten. [slachtoffer] had ongeveer 5 klanten op een dag. De klanten werd geregeld door [medeverdachte1] door middel van advertenties op het internet. Dat had [medeverdachte1] hem verteld.
Als door de verhorende verbalisanten aan verdachte een foto wordt getoond van [slachtoffer] die is aangetroffen op de computer van verdachte antwoordt verdachte dat dat de advertentie is die hij heeft gezien. De persoon op de foto is [slachtoffer]. Die foto had [medeverdachte1] hem laten zien op zijn (verdachtes) eigen computer. [medeverdachte1] had foto gemaakt met zijn (verdachtes) telefoon. Verdachte was daar bij en heeft het gezien.
Seks verdachte met [slachtoffer] (feit 1 en 3)
Op vragen van de verhorende verbalisant of verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] antwoordt verdachte ‘ja, één keer’.
Wetenschap verdachte minderjarigheid [slachtoffer] (feit 2)
Verdachte heeft verklaard dat hij aan [slachtoffer] heeft gevraagd hoe oud ze was toen ze zich aan hem voorstelde, waarop [slachtoffer] had gezegd dat ze 17 jaar was.
De verklaringen van [slachtoffer] en medeverdachten en overige bewijsmiddelen in het dossier
Betrokkenheid/wetenschap verdachte bij/van prostitutie [slachtoffer] (feit 1)
[slachtoffer] heeft verklaard dat in de periode dat ze aan de [adres] in Velp verbleef verdachte er vaak was. Ze belde niet veel, alleen naar [medeverdachte1], als verdachte tegen haar schreeuwde. Dat vond ze heel eng. Volgens [slachtoffer] kreeg verdachte ook geld van [medeverdachte1] voor de kamer, 50 of 60 euro.
[medeverdachte2] heeft verklaard dat ze vanaf Arnhem Centraal naar de woning van verdachte zijn gegaan. Daar zouden de klanten komen. [medeverdachte1], verdachte en hij zouden zorgen dat alles normaal verliep. [medeverdachte2] heeft voorts verklaard dat hij en [medeverdachte1] verdachte wel eens geld hadden gegeven van de inkomsten van [slachtoffer].
[medeverdachte1] heeft verklaard dat hij met verdachte had geregeld dat [slachtoffer] op zijn (verdachtes) kamer kon blijven. Daarvoor kreeg verdachte een vergoeding van circa 50 euro per week.
Het telefoonnummer van verdachte ([nummer]) stond vermeld in de telefoon van [slachtoffer]. Op zaterdag 13 februari 2010 – twee dagen vóór het vertrek van [slachtoffer] naar Arnhem – is sms- en telefonisch contact geweest tussen dit telefoonnummer en het telefoonnummer van [slachtoffer] ([nummer]).
Op de computer van verdachte (Dell) zijn foto’s van [slachtoffer] aangetroffen die zijn gebruikt voor de seksadvertenties.
Door verdachte gebruikt geweld/dwang tegen [slachtoffer] (feit 1)
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte wilde dat ze hem zou pijpen. [medeverdachte1] zei dat, zodat hij verdachte niet hoefde te betalen voor de kamer. [slachtoffer] wilde dat niet, omdat hij haar niet gevraagd had en haar geen geld had gegeven. Toen [medeverdachte1] weg was heeft verdachte haar geslagen, geschopt en aan de haren getrokken. Daarna is verdachte weggegaan en heeft de deur op slot gedaan, zodat ze niet weg kon.
[medeverdachte2] heeft verklaard twee keer bij verdachte aan de [adres] te zijn geweest, daar zaten drie dagen tussen. De tweede keer kreeg hij ruzie met [medeverdachte1] en verdachte, omdat zij [slachtoffer] geslagen hadden.
[medeverdachte1] heeft verklaard dat toen [slachtoffer] geslagen zou zijn door verdachte, [slachtoffer] met [medeverdachte2] belde, die hierop naar Arnhem kwam. [medeverdachte1] en [medeverdachte2] hebben het er toen over gehad met verdachte.
Seks verdachte met [slachtoffer] (feit 1 en 3)
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze met verdachte ook seks moest hebben, maar dat ze dat niet wilde. Verdachte heeft haar toen geslagen. Verdachte zei dat het moest en toen heeft ze het toch gedaan. Ze hebben toen normale seks gehad; verdachte bovenop haar en met zijn penis in haar.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bovenstaande in combinatie met hetgeen onder ‘de feiten’ reeds is vastgesteld wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van de verweren van de verdediging ten aanzien van feit 1 dat er bij verdachte geen sprake zou zijn van medeplegen en oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft op verzoek van [medeverdachte1] en [medeverdachte2] zijn kamer beschikbaar gesteld voor het prostitueren van [slachtoffer]. Hiervoor kreeg hij van hen een vergoeding van circa 50 euro per week. Verdachte wist van te voren al dat [medeverdachte1] een meisje voor hem wilde laten werken en [medeverdachte1] en [medeverdachte2] hebben verdachte, op het moment dat ze met [slachtoffer] bij hem voor de deur stonden, ook verteld dat [slachtoffer] bij hem zou blijven en bij hem zou werken. Verdachte heeft weliswaar verklaard aanvankelijk niet te hebben geweten wat dit ‘werken’ inhield, maar hij heeft tevens verklaard dat [slachtoffer] al op de tweede dag van haar verblijf bij verdachte haar eerste klant ontving en seks had met deze klant op de kamer van verdachte, terwijl verdachte zelf in de woning aanwezig was. Desondanks heeft verdachte het verblijf van [slachtoffer] in zijn woning niet beëindigd. Verdachte wist ook dat de klanten betaalden voor de seks, dat hiervoor advertenties op internet werden geplaatst en dat [slachtoffer] ongeveer 5 klanten per dag ontving. Er zijn foto’s voor de advertenties gemaakt met de telefoon van verdachte. Ook zijn op de computer van verdachte advertentiefoto’s aangetroffen. Verdachte heeft zelf ook seks gehad met [slachtoffer], door zijn penis in de vagina van [slachtoffer] te brengen, en heeft, toen zij dit aanvankelijk niet wilde, geweld tegen haar gebruikt en de deur op slot gedaan, zodat ze niet weg kon.
De rechtbank is van oordeel dat dit alles voldoende is om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Dat verdachte "nauwelijks actieve handelingen heeft gepleegd", zoals door de raadsman naar voren gebracht, staat, indien al juist, daaraan niet in de weg. Hij heeft zijn kamer ter beschikking gesteld waarin de prostitutie plaats vond, hij heeft zijn telefoon en computer ter beschikking gesteld waarmee de foto's voor de advertenties zijn gemaakt, en hij heeft een oogje in het zeil gehouden wanneer de andere betrokkenen en niet waren, zodat [slachtoffer] niet zou weglopen. Bovendien heeft hij financieel geprofiteerd van de uitbuiting. Het verweer dat er geen sprake zou zijn van medeplegen wordt derhalve verworpen.
Dat het oogmerk was gericht op uitbuiting van [slachtoffer] volgt alleen al uit het feit dat verdachten [slachtoffer] voor zich hebben laten werken en de inkomsten hebben geïnd, verdachte een vergoeding heeft ontvangen voor het beschikbaar stellen van zijn woning en [slachtoffer] zelf nooit geld heeft ontvangen. Het feit dat verdachte verstandelijk beperkt is en mogelijk de consequenties van zijn handelen niet in volle omvang heeft kunnen overzien doet hier naar het oordeel van de recht-bank niet aan af en kan hooguit een rol spelen bij de bepaling van de strafmaat. Ook het verweer op dit punt wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging ten aanzien van feit 3 dat de door [slachtoffer] in het vierde verhoor afgelegde verklaring dient te worden uitgesloten van het bewijs vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan overweegt de rechtbank dat zij hier geen redenen toe ziet. [slachtoffer] heeft weliswaar niet in een eerder verhoor verklaard over het feit dat ze seks zou hebben gehad met verdachte, maar dit doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Temeer nu haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van verdachte zelf dat hij een keer seks met haar zou hebben gehad. Daarbij komt dat de verklaring van [slachtoffer] ook op andere punten wordt ondersteund door de diverse bewijsmiddelen in het dossier, hetgeen de rechtbank sterkt in haar oordeel dat de verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het vierde verhoor van [slachtoffer] derhalve gebezigd tot het bewijs en zal deze ook niet voorleggen aan de deskundige Peters, nu zij hier – gelet op vorenstaande - geen noodzaak toe ziet. Het is im-mers aan de rechtbank om te oordelen over de bruikbaarheid voor de bewijsvoering en niet aan de deskundige. De rechtbank verwerpt derhalve ook dit verweer.
Dat de verklaring van verdachte dat hij seks met [slachtoffer] zou hebben gehad onvoldoende specifiek zou zijn wordt eveneens door de rechtbank verworpen, nu deze verklaring in voldoende mate wordt ondersteund door de door [slachtoffer] afgelegde verklaring op dit punt.
Naar het oordeel van de rechtbank houdt de bemoeienis van verdachte met de uitbuiting van [slachtoffer] op wanneer [slachtoffer] van de [adres] verhuist naar de [adres] op 21 februari 2010. Voor de daarop volgende periode zijn er geen bewijsmiddelen voorhanden dat verdachte een zodanig contact heeft gehad met [slachtoffer] of met medeverdachten over de uitbuiting van [slachtoffer] die vervolgens plaats vindt dat er nog sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft be-gaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in de periode van 1 februari 2010 tot en met 9 maart 2010 te Rot-terdam en Velp en Arnhem en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
(telkens) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995 en ten tijde van de pleegperiode 14 jaar oud),
terwijl voornoemde [slachtoffer] de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt,
heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting,
terwijl voornoemde [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van haar enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist dat voornoemde [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die
handelingen, terwijl voornoemde [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van voornoemde [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl voornoemde [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
verdachte en diens mededaders (één of meermalen)
terwijl voornoemde [slachtoffer] geen vaste woon- en/of verblijfplaats had,
(te Rotterdam en/of elders in Nederland)
-via internet (meermalen) contact met voornoemde [slachtoffer] gezocht en/of opgenomen, en
afspraken met voornoemde [slachtoffer] gemaakt om haar te ontmoeten, en
-voornoemde [slachtoffer] onderdak verschaft, en
-voornoemde [slachtoffer] alcoholische drank en softdrugs gegeven en/of laten nemen, en
-(daarbij) seks met voornoemde [slachtoffer] gehad, en
-tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: “Ik heb niet veel geld. Maar ik heb een vriendin die geld wil maken. Ga mee! Wil je dat?”, en
“Morgen moet je bij het station staan, dan komt mijn neefje daar naar toe van Arnhem. Dan ga je samen met hem mee naar Arnhem toe” en
“Wil je voor mij werken?”, en/of
-seksadvertenties van voornoemde [slachtoffer] op internet gemaakt en/of geplaatst, en
(te Arnhem en Velp en/of elders in Nederland)
-voornoemde [slachtoffer] met de trein en
-voornoemde [slachtoffer] gehuisvest, en
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij voor hoer moest spelen, en op welke wijze zij dit moest doen, en
-voornoemde [slachtoffer] beloofd: “ Ik ga voor je lingerie kopen” en tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij dit werk een aantal weken moest doen en (vervolgens) een fijn leven zou krijgen, en gezegd: “Je krijgt een eigen huis en alles wat je wilt” en gezegd: “We gaan sparen en daarna veel dingen voor jou kopen, dure dingen”, en
-tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij in (een) woning(en) moest blijven en niet weg mocht gaan, en niet alleen naar buiten mocht gaan, en de deur op slot gedaan op de locatie waar voornoemde [slachtoffer] verbleef, en
-seksadvertenties van voornoemde [slachtoffer] op internet gemaakt en/of geplaatst, en
-klanten geregeld en met die klanten (betaal)afspraken gemaakt, en
-voornoemde [slachtoffer] seks laten hebben met hem, verdachte, en zijn verdachtes, mededader, en
-voornoemde [slachtoffer] seks laten hebben met klanten, en
-voornoemde [slachtoffer] onbeschermd seks laten hebben, en
-voornoemde [slachtoffer] seks laten hebben onder invloed van alcohol en/of drugs en/of een
combinatie van alcohol en drugs, en
-voornoemde [slachtoffer] mishandeld, en geschopt en geslagen en aan de haren getrokken en
-boos geworden als voornoemde [slachtoffer] geen zin had om te werken, en tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: “Je moet het wel doen, want het is geld. Moet je geen eten, moet je geen drin-ken?” en
- het door voornoemde [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en (grotendeels) aangewend voor hun eigen gebruik, en
door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer] een
(afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn
mededaders heeft kunnen bieden;
hij in de periode van 1 februari 2010 tot en met 9 maart 2010 te Rotterdam en Velp
opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer] geboren [geboortedatum] 1995 heeft onttrokken aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die
minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte
- voornoemde [slachtoffer] onderdak verschaft in een woning en
-voornoemde [slachtoffer] (blijvend onttrokken gehouden, door (continue) controle te houden over voornoemde [slachtoffer] en/of door (na)bij voornoemde [slachtoffer] te verblijven en/of door te
voorkomen dat zij zelfstandig en/of ongecontroleerd buiten vertoefde;
hij in de periode van 1 februari 2010 tot en met 9 maart 2010 te Velp
met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995) die de leeftijd
van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren, had bereikt, buiten
echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer],
immers heeft hij zijn penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] gebracht/gedaan;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde perso-nen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt ge-pleegd de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbe-voegd over hem uitoefent.
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnen-dringen van het lichaam.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitslui-ten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1, 2 en 3 tenlastege-legde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het Reclasseringsadvies d.d. 31 oktober 2011, en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de oplegging van de straf rekening te houden met de beperkte verstandelijke vermogens van verdachte, hetgeen er volgens de verdediging toe zou moeten leiden dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd gelijk aan het voorar-rest, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is be-gaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 23 februari 2012;
• een Reclasseringsadvies, gedateerd 31 oktober 2011;
• een psychiatrisch onderzoek pro justitia, opgemaakt door J.M.J.F. Offermans, psy-chiater, gedateerd 10 november 2011; en
• een psychologisch onderzoek pro justitia, opgemaakt door drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog, gedateerd 24 september 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen in de prostitutie brengen en gedurende enkele weken houden van een minderjarig en zwakbegaafd meisje, aan het ontrekken van dit meisje aan het wettig over haar gestelde gezag en aan het plegen van seksuele handelingen met [slachtoffer] die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte heeft hierbij ook geweld gebruikt tegen het meisje. De rechtbank is van oordeel dat dit zeer ernstige feiten betreffen. Bij het begaan van de bewezen verklaarde feiten heeft verdachte geen enkel respect getoond voor het meisje. Door een minderjarig meisje aan te zetten tot prostitutie heeft verdachte geen, althans onvoldoende ontzag getoond voor haar zelfbeschikkingsrecht en heeft daarbij haar lichamelijke integriteit ernstig geschaad. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Uit de omtrent verdachte opgemaakte psychiatrische en psychologische rapportages komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van cannabismisbruik en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakzinnigheid. Verdachte functioneert op een niveau dat ongeveer overeen komt met de capaciteiten van een kind tussen de zeven en twaalf jaar. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Verdachte wordt niet voldoende in staat geacht een situatie zoals met [slachtoffer] ten volle te overzien en is voorts vanuit zijn afhankelijkheid (te) bang om ‘nee’ te verkopen als hem om een gunst gevraagd wordt. Verdachte is beïnvloedbaar en laat zich gemakkelijk onder druk zetten. Hij heeft een sterke behoefte om erbij te horen, kan zich als overdekking van onderliggende insufficiëntiegevoelens groter voordoen dan hij is en laat gemakkelijk over zijn grenzen heen gaan. De deskundigen adviseren derhalve om verdachte als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen, welk advies de rechtbank overneemt.
Gelet op vorenstaande adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden, waar-onder een meldingsgebod, een behandelverplichting bij Kairos en begeleiding door Siza. Gezien zijn verstandelijke beperking zal verdachte volgens de reclassering afhankelijk blijven van hulp op het gebied van wonen, werk en financiën. Gelet op zijn kwetsbaarheid als het gaat om beïnvloeding door derden zal er tevens toezicht nodig zijn op zijn vrienden- en kennissenkring. Vanwege zijn beperking is verdachte niet in staat om zelf structuur aan te brengen in zijn leven. Dit moet hem van buitenaf worden aangereikt.
Dit alles in ogenschouw nemende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevange-nisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 24 maanden, waarvan 15 maanden voor-waardelijk met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het Reclasseringsadvies van 31 oktober 2011, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede de maximaal op te leggen werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Gelet op de persoon van verdachte acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 9 maanden, passend noch wenselijk. Om toch de ernst van de fei-ten te benadrukken acht de rechtbank de oplegging van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede de maximale werkstraf op zijn plaats.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger [naam10], vordert een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering te complex van aard is gezien de omstandigheden van verdachte, zijn relatief geringe rol en de complexiteit van het strafgeding met meerdere verdach-ten.
De beoordeling door de rechtbank
Voldoende aannemelijk is dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen, ook al zijn andere daders daarbij betrokken. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente over dit bedrag toewijzen met ingang van 9 maart 2010, zijnde het einde van de tenlastegelegde en bewezen verklaarde periode.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 245, 273f en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 15 (vijftien) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover die niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroor-deelde zich melden bij Reclassering Nederland op het adres: Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB Arnhem. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaal-de perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dit gedurende deze perioden nodig acht;
2. zich moet laten behandelen bij Kairos in Arnhem;
3. zich moet houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn: veroordeelde zal zich laten begeleiden door Siza zoals hij ook door deze instantie werd begeleid voorafgaande aan zijn arrestatie in deze zaak met dit verschil dat deze begeleiding nu een verplicht karakter draagt.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdwintig) dagen.
Heft op de – inmiddels geschorste – voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover zijn mede-daders betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn ge-kweten - tegen kwijting aan [slachtoffer] te betalen € 5.000,- (zegge vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuit-voerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 5.000,-, subsidiair 60 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen € 5.000,-, (zegge vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2010, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet ver-vallen.
mrs. D.R. Sonneveldt (voorzitter), F.J.H. Hovens en R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 mei 2012.
mr. M.B. Wichman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.