ECLI:NL:RBARN:2012:BW5618

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227382
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop en levering perceel grond aan gemeente

In deze zaak vorderde de gemeente West Maas en Waal medewerking van gedaagden aan de verkoop en levering van een perceel grond. De gemeente had op 11 februari 2004 een exploitatieovereenkomst gesloten met gedaagden, waarbij gedaagden zich verplichtte om een perceel grond te verkopen aan de gemeente. De gemeente stelde dat de voorwaarden voor de eigendomsoverdracht waren vervuld, aangezien het bestemmingsplan op 17 november 2011 onherroepelijk was geworden en de gemeente op 16 januari 2012 eigenaar was geworden van een aangrenzend perceel. Gedaagden weigerde echter mee te werken aan de verkoop, wat leidde tot deze rechtszaak.

De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagden gehouden was om mee te werken aan de verkoop van het perceel, zoals vastgelegd in de exploitatieovereenkomst en de aanvullende overeenkomst. De rechter stelde vast dat de gemeente groot belang had bij de uitvoering van de uitbreidingsplannen en dat de vertraging van de levering van het perceel schade veroorzaakte. De vorderingen van de gemeente werden toegewezen, en gedaagden werd veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan het opstellen en ondertekenen van de koopovereenkomst. Tevens werd bepaald dat het vonnis in de plaats zou treden van de medewerking indien gedaagden zijn medewerking weigerde.

De rechter benadrukte dat de verplichtingen van gedaagden om het perceel te verkopen en de verplichtingen van de gemeente om het aangrenzende perceel aan te bieden, niet onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Gedaagden had geen recht op opschorting van zijn verplichtingen, omdat de gemeente niet tekortschiet in haar aanbiedingsplicht. De rechter wees ook op de kosten die de gemeente maakte door de vertraging en het belang van de uitbreiding voor de gemeente.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 227382 / KG ZA 12-141
Vonnis in kort geding van 18 april 2012
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL,
zetelend te Beneden-Leeuwen,
eiseres,
advocaat mr. M. ten Cate te Nijmegen,
tegen
[gedaagden]
gedaagden,
advocaat mr. P.J.M. van den Heuvel te Eindhoven.
Partijen zullen hierna de gemeente en [gedaagden] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagden].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De gemeente heeft op 11 februari 2004 met [gedaagden] een Overeenkomst inzake het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van bouwterreinen (hierna: de exploitatieovereenkomst) gesloten met betrekking tot het plan “[naam terrein]”. [gedaagden] is eigenaar van een deel van de in het exploitatiegebeid gelegen gronden.
2.2. In de exploitatieovereenkomst is, voor zover in deze procedure relevant, bepaald:
Artikel 3
De exploitant draagt over aan de gemeente, vrij van zakelijke en persoonlijke rechten en vrij van opstallen, funderingen, kabels, leidingen e.d. de grond, kadastraal bekend [gemeente] sectie G nummers 1576 (ged.) en 1577 (ged.), ter grootte van resp. 85m2 en 84 m2, ten behoeve van openbare voorzieningen voor een bedrag van resp. f 4.675,-- en f 12.180,-- totaal zijnde f 16.855,-- (zegge: zestienduizendachthonderdenvijfenvijftig gulden), zoals op bijgevoegde tekeningen is aangegeven. De kosten, verbonden aan het transport, zijn voor rekening van koper.
Artikel 4
De eigendomsoverdracht vindt plaats binnen een maand nadat het krediet voor de uitvoering door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld en het betreffende bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. (…)
Artikel 9
Bij weigering, nalatigheid of bij niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming van enige bepaling van deze overeenkomst, is de weigerachtige, nalatige of in gebreke blijvende partij een direct opeisbare boete verschuldigd van f 5.000,00 ineens en f 500,00 per dag met een maximum van f 50.000,00, dat de weigering, nalatigheid of ingebrekestelling voortduurt, onverminderd het recht van partijen nakoming van de hoofdverbintenis en vergoeding van de eventueel geleden schade te eisen.
Artikel 10
Exploitant verbindt zich om, ten behoeve van de doortrekking van de parallelweg naar het uitbreidingsgebied van het bedrijventerrein, te zijner tijd, een perceel grond van ca. 940 m2, zoals op bijgaande tekening is aangegeven, gelegen op het perceel kadastraal bekend gemeente West Maas en waal, sectie G, nummer 1577, aan de gemeente te verkopen tegen de dan geldende prijs voor industriegrond.
Artikel 11
De gemeente verbindt zich om, als de geplande uitbreiding van het bedrijventerrein is gerealiseerd, een perceel van ca. 4.000 m2, gelegen achter en grenzend aan het huidige perceel van exploitant aan exploitant aan te bieden. Voor een gedeelte van dit aan te bieden perceel met een oppervlakte van ca. 169 m2 zal een prijs van f 16.885,-- exclusief omzetbelasting gelden. De resterende oppervlakte wordt aangeboden voor de alsdan geldende prijs voor industriegrond. Exploitant zal over een mogelijke aankoop beslissen nadat de aanbieding aan hem is gedaan.
2.3. In de ‘Aanvulling op de “Overeenkomst inzake het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van bouwterreinen” d.d. 11 februari 2004, gesloten tussen de [gemeente] en [gedaagden], verder te noemen: de exploitatieovereenkomst’ van 10 februari 2005 (hierna: de aanvullende overeenkomst) is, voor zover in deze procedure relevant, bepaald:
Artikel 1
Splitsing exploitatieovereenkomst in twee fasen
De gemeente en de exploitant komen overeen dat er een volledige splitsing in twee fasen zal plaatsvinden voor wat betreft verkoop en levering, te weten:
a. de eerste fase betreft de verkoop en levering van de percelen grond zoals genoemd in
artikel 3 van de exploitatieovereenkomst;
b. de tweede fase betreft de verkoop en levering van de percelen grond zoals genoemd in de
artikelen 10 en 11 van de exploitatieovereenkomst.
Artikel 2
Aanvulling op de exploitatieovereenkomst m.b.t. de artikelen 10 en 11
De in artikel 10 opgenomen verkoop en levering van het daarin genoemde perceel grond, nader bepaald op circa tien are en vijftig centiare (10a. en 50 ca.), zal pas plaatsvinden nadat de gemeente het perceel grond van circa veertig are (40a.), zoals genoemd in artikel 11, in eigendom heeft verkregen. Op basis van een door de gemeente te vervaardigen planning zal exploitant tijdig op de hoogte worden gebracht van de periode waarin de in artikel 10 opgenomen verkoop en levering plaatsvinden. De daadwerkelijke overdracht zal eerst geschieden nadat uitvoering van de planning naar redelijkheid en billijkheid objectief als reëel kan worden beschouwd.
2.4. Op 27 juni 2005 is de notariële akte van levering gepasseerd waarbij de in artikel 3 van de exploitatieovereenkomst genoemde gronden door [gedaagden] aan de gemeente zijn overgedragen. In de akte is onder meer bepaald:
Bijzondere bepalingen
(…)
6. De verkoper verbindt zich om op een door partijen nader te bepalen tijdstip, ten behoeve van de doortrekking van de parallelweg naar het uitbreidingsgebied van het bedrijventerrein, een perceel grond van ongeveer tien are en vijftig centiare (10 a. 50 ca.), zoals op een aan deze akte aangehechte tekening is aangegeven, gelegen op het perceel kadastraal bekend [gemeente] sectie G, nummer 1577, aan de gemeente te verkopen tegen de dan geldende prijs voor industriegrond.
7. De gemeente verbindt zich om, als dan de geplande uitbreiding van het bedrijventerrein is gerealiseerd, een perceel van ongeveer veertig are (40 a.) gelegen achter en grenzend aan het huidige perceel van verkoper aan verkoper aan te bieden. Voor een gedeelte van dit aan te bieden perceel met een oppervlakte van ongeveer een are negenenzestig centiare ( 1 a. 69 ca.) zal een prijs van zeven duizend zeshonderdachtenveertig euro en zevenenveertig eurocent (€ 7.648,47) exclusief omzetbelasting gelden. De resterende oppervlakte wordt aangeboden voor de alsdan geldende prijs voor industriegrond. Verkoper zal over een mogelijke aankoop beslissen nadat de aanbieding aan hem is gedaan.
Bij brief van acht mei tweeduizend drie van de gemeente aan verkoper, waarvan een kopie is aangehecht, is nog aanvullend overeengekomen dat over een afstand van maximaal vijfendertig meter een aantal duikers geplaatst zullen worden om zo de toegang naar dit perceel te waarborgen, tenzij de watergang verplaatst wordt zodat eveneens de toegang tot het perceel is gewaarborgd. De plaatsing van de duikers zal plaatsvinden nadat het betreffende perceel is geleverd aan verkoper. (…)
Aanvullende bepalingen
Op tien februari tweeduizend vijf zijn verkoper (hierna ook te noemen: “exploitant”) en koper aanvullende bepalingen overeengekomen, waarvan een kopie is aangehecht en zoals hieronder vermeld:
1. Splitsing exploitatieovereenkomst in twee fasen
De gemeente en de exploitant komen overeen dat er een volledige splitsing in twee fasen zal plaatsvinden voor wat betreft verkoop en levering, te weten:
a. de eerste fase betreft de verkoop en levering van de percelen grond zoals genoemd in
artikel 3 van de exploitatieovereenkomst;
b. de tweede fase betreft de verkoop en levering van de percelen grond zoals genoemd in de
artikelen 10 en 11 van de exploitatieovereenkomst.
2. Aanvulling op de exploitatieovereenkomst met betrekking tot de artikelen 10 en 11
De in artikel 10 opgenomen verkoop en levering van het daarin genoemde perceel grond,
nader bepaald op circa tien are en vijftig centiare (10a. en 50 ca.), zal pas plaatsvinden nadat
de gemeente het perceel grond van circa veertig are (40a.), zoals genoemd in artikel 11, in
eigendom heeft verkregen. Op basis van een door de gemeente te vervaardigen planning zal
exploitant tijdig op de hoogte worden gebracht van de periode waarin de in artikel 10
opgenomen verkoop en levering plaatsvinden. De daadwerkelijke overdracht zal eerst
geschieden nadat uitvoering van de planning naar redelijkheid en billijkheid objectief als
reëel kan worden beschouwd.(…)
Nadere overeenkomst
Partijen komen bij deze akte overeen, in aanvulling op onderliggende Overeenkomst inzake het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van bouwterreinen de dato elf februari tweeduizend vier, dat in artikel 4 van die overeenkomst navolgende zin komt te vervallen:
“De eigendomsoverdracht vindt plaats binnen een maand nadat het krediet voor de uitvoering door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld en het betreffende bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.”
Ontbindende voorwaarden uit onderliggende overeenkomsten
Alle ontbindende voorwaarden die zijn overeengekomen in de exploitatieovereenkomst of in nadere overeenkomsten die op de koop betrekking hebben, zijn thans uitgewerkt. Verkoper noch koper kan zich terzake van deze koop en levering nog op een ontbindende voorwaarde beroepen.
2.5. Bij brief van 9 maart 2011 heeft de gemeente [gedaagden] onder meer meegedeeld:
(…) Zoals vermeld is de gemeente in onderhandeling met enkele grondeigenaren aan [het terrein]. De naast uw perceel gelegen grond van ca. 40 are zal binnen afzienbare termijn in eigendom worden verworven. Voorts is tijdens het gesprek aangegeven dat een aanvang van de uitbreidingswerkzaamheden aanstaande is. Alvorens deze werkzaamheden worden gestart wensen wij de grond voor de doortrekking van de parallelweg aan te kopen.
Resumé
Hierbij verzoeken wij u om conform de eerder gesloten overeenkomsten medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van het genoemde perceel grond. Daartoe zullen wij u op korte termijn een concept koopovereenkomst toezenden. (…)
2.6. Bij brief van 19 april 2011 heeft de advocaat van [gedaagden] de gemeente onder meer meegedeeld:
(…) Cliënt is zich ervan bewust dat hij zich zes jaar terug heeft verplicht mede te werken aan ook de tweede fase van de bouwexploitatieovereenkomst. Afgesproken is destijds, en zulks is bij notariële akte van levering d.d. 27 juni 2005 nog eens bevestigd, dat cliënt 1.050 m2 van zijn perceel aan de gemeente zal verkopen nadat de gemeente een naastliggend perceel weilandgrond van circa 4.000 m2 in eigendom heeft verkregen.
Daarbij stelde cliënt de eis dat die overdracht van 1.050 m2 eerst zal geschieden nadat uitvoering van die planning (van de aankoop van voornoemd perceel van 4.000 m2) naar redelijkheid en billijkheid objectief als reëel kan worden beschouwd.
Cliënt vraagt zich daarom thans af of van deze laatste situatie sprake is nu de gemeente nog slechts in onderhandeling is met de grondeigenaren aan [het terrein]. Kan de gemeente op dit moment met recht stellen dat zij die 4.000 m2 inderdaad binnen afzienbare tijd in eigendom verwerft?
Cliënt waagt zulks te betwijfelen en verzoek u daarom om informatie waaruit het tegendeel blijkt.
Cliënt verhult daarbij niet dat hij zes jaar na de gemaakte afspraken niet staat te popelen om een strook grond van 1.050 m2 van zijn perceel aan de gemeente te verkopen. De economische omstandigheden zijn inmiddels fors gewijzigd. Cliënt heeft zich de laatste jaren bovendien meer en meer toegelegd op dieselservice en minder op garageactiviteiten, waardoor de omvang van zijn huidige perceel meer dan voldoet.
Bovendien is cliënt niet meer in de financiële positie, althans niet op korte termijn, om de aanzienlijke investeringen die uitvoering van Fase 2 vergen, alsook de extra kosten die daarmee gepaard gaan, te financieren. (…)
2.7. Bij brief van 16 september 2011 heeft de gemeente [gedaagden] onder meer meegedeeld:
Op 18 juli 2011 hebben wij een overeenkomst met de familie [betrokkene] gesloten waarbij de grond welke naast uw perceel is gelegen aan de gemeente in eigendom wordt overgedragen. Het bestemmingsplan “[b[bestemmingsplan]” zal naar alle waarschijnlijkheid in september worden vastgesteld waarna een aanvang met de werkzaamheden wordt gemaakt. Alvorens deze werkzaamheden worden gestart wensen wij de grond voor de doortrekking van de parallelweg aan te kopen. In de bijgevoegde tekening (bijlage 1) hebben wij aangegeven welk gedeelte van uw perceel benodigd is voor de doortrekking. De te verkopen grond heeft een oppervlakte van 1.084 m2.
Op basis van de met u gesloten overeenkomst d.d. 11 februari 2004 heeft u ex artikel 11 de mogelijkheid om een gedeelte van het naastgelegen perceel aan te kopen. Wij bieden u de mogelijkheid om in totaal 1.070 m2 aan te kopen (zie bijlage 1). Daardoor bent u - naar onze mening - in staat uw bedrijfsvoering qua oppervlakte van uw bedrijfsperceel op normale wijze voort te zetten. Zulks blijkt ook uit de berekeningen en tekening die wij hebben gemaakt ten aanzien van de routing van uw perceel c.q. bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2).
Voorstel
Op basis van het vorenstaande doen wij u het volgende voorstel:
• Wij kopen 1.084 m2 grond van u aan voor de doortrekking van de parallelweg. Daartegenover krijgt u 1.070 m2 grond van ons geleverd. Voor de 14 m2 verschil ontvangt u van ons een bedrag van € 1.400,-- (14 m2 x € 100,--) (…)
2.8. Het bestemmingsplan “[b[bestemmingsplan]” is op 17 november 2011 onherroepelijk geworden.
2.9. Bij brief van 22 november 2011 heeft de advocaat van [gedaagden] de gemeente onder meer meegedeeld:
Verkoop grond (fase 2): welwillende houding mag geen geld kosten
(…) Uw gemeente wenst ten behoeve van de revitalisatie van het bedrijventerrein een strook grond van mijn cliënt te kopen en te verkrijgen (aan de oostkant = [adres]) en mijn cliënt kan een stuk grond aan de zuidkant van zijn perceel van uw gemeente kopen en verkrijgen (mits de gemeente deze grond van de familie [betrokkene] geleverd krijgt = afhankelijk van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan).
Cliënt heeft welwillende medewerking toegezegd. Hij is daarbij vanzelfsprekend uitgegaan van - in het slechtste geval - een budgetneutrale ruil.
Cliënt zit en zat immers niet te wachten op een wijziging. Het dossier leert dat ook ten aanzien van dit laatste aspect (budgetneutrale uitruil) uiterst slordig geacteerd is en/of cliënt niet juist is geïnformeerd en/of onvoldoende heeft overzien wat in de praktijk het door de gemeente voorgestane uitruilen betekent.
Zo lijkt in de voorliggende schriftelijke afspraken onvoldoende voorzien in de kosten van bestrating en het creëren van een nieuwe ontsluiting (o.a. asfalteren nieuwe grond, omheining/hekwerk, bestrating, nieuwe garagedeuren, alsook verplaatsing rijbak paarden). De in oude correspondentie van uw hand genoemde ‘bijdrage hekwerk’ zal immers wel niet zien op het hekwerk aan de zijde van het weiland en een post ‘garagedeuren’ en/of nieuwe ontsluiting ben ik niet tegengekomen. (…)
Cliënt heb ik gewezen op de mogelijkheden om in rechte voorliggend samenstel van afspraken, de voorliggende overeenkomst, aan te tasten vanwege o.a. het tijdsverloop, onvoorziene omstandigheden en gebreken in de overeenkomst. Daarbij is met name de mogelijkheid aangestipt om in plaats van vernietiging van de overeenkomst (o.a. vanwege dwaling) de gevolgen van de overeenkomst te wijzigen ter opheffing van het nadeel dat cliënt zou lijden bij instandhouding van de overeenkomst zoals die nu lijkt voor te liggen (6:230 io 6:248 io 6:258 BW).
Ik heb van cliënt uitdrukkelijk opdracht gekregen om ter voorkoming van bovengenoemde gerechtelijke interventie met u in gesprek te komen omtrent een definitieve minnelijke oplossing, waarbij als uitgangspunt geldt de redelijke eis van budgetneutrale afwikkeling. Cliënt zal zonder nadere investeringen in de nieuwe situatie gelijke faciliteiten, functionaliteit, als in de huidige situatie dienen te kunnen genieten. Concreet betekent zulks o.a. asfalteren nieuwe grond, omheining/hekwerk, bestrating, nieuwe garagedeuren, alsook verplaatsing rijbak paarden. (…)
2.10. Bij brief van 6 januari 2012 aan de advocaat van [gedaagden] heeft de gemeente onder meer meegedeeld:
(…) Wij hebben nogmaals benadrukt dat er een duidelijke overeenkomst ligt, welke is bekrachtigd middels akte van levering d.d. 27 juni 2005, en op basis waarvan de gemeente een recht tot overdracht van de betreffende grond heeft verkregen.
Uw Cliënt, de heer [gedaagden], heeft tijdens het gesprek in duidelijke bewoordingen aangegeven dat hij niet akkoord gaat met het voorstel van de gemeente tot koop- en verkoop d.d. 12 oktober 2011 en hij (vooralsnog) geen medewerking aan de overeengekomen overdracht zal verlenen.
Om tot een oplossing te komen is afgesproken dat u in overleg met uw cliënt op korte termijn een (tegen)voorstel bij de gemeente indient. Middels dit voorstel wensen wij tevens te vernemen of, en zo ja in welke mate, uw cliënt gebruik wenst te maken van zijn recht tot koop op het aangrenzende perceel van in totaal 40 are.
Zoals wij tijdens het gesprek reeds kenbaar hebben gemaakt is het voor ons noodzakelijk ondertussen verder te gaan met de (uitbreidings)werkzaamheden. Een bericht / voorstel uwerzijds zien wij daarom graag spoedig doch uiterlijk 20 januari 2012 tegemoet. (…)
2.11. Op 16 januari 2012 heeft de levering van het perceel van de familie [betrokkene] (het naburige perceel) aan de gemeente plaatsgevonden.
2.12. Bij brief van 17 januari 2012 heeft de gemeente [gedaagden] gesommeerd mee te werken aan de levering van het in artikel 10 van de exploitatieovereenkomst genoemde perceel grond (hierna: het perceel) en heeft de gemeente aanspraak gemaakt op de contractuele boete van artikel 9 van de exploitatieovereenkomst.
2.13. [gedaagden] heeft aan de sommatie geen gehoor gegeven. De advocaat van [gedaagden] heeft de gemeente bij e-mail van 19 januari 2012 laten weten in de week van 30 januari 21012 met een nadere reactie te komen.
2.14. De advocaat van [gedaagden] heeft bij e-mail van 31 januari 2012 de gemeente laten weten dat [gedaagden] nog niet over een overzicht beschikte van de kostenposten van de “grondruil” en dat hij daarom niet aan de levering wenste mee te werken.
2.15. De gemeente heeft [gedaagden] nog een laatste uitstel verleend tot 16 februari 2012 om met een voorstel te komen. [gedaagden] heeft daaraan geen gehoor gegeven.
3. Het geschil
3.1. De gemeente vordert
1. [gedaagden] gezamenlijk te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan het opstellen en ondertekenen van de koopovereenkomst waarbij [gedaagden] aan de gemeente het perceel grond (een gedeelte van het perceel kadastraal bekend [gemeente], sectie G, huidig nummer 2069, van ongeveer 10a en 50ca, zoals weergegeven op de tekening bij brief van 16 september 2011) verkoopt en de gemeente van [gedaagden] het perceel grond koopt tegen een prijs van € 110,00 per m², en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking tot het opstellen en ondertekenen van voornoemde koopovereenkomst indien [gedaagden] zijn medewerking weigert, althans, voor zover de voorzieningenrechter niet bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking tot het opstellen en ondertekenen van de koopovereenkomst, indien [gedaagden] zijn medewerking weigert, [gedaagden] hoofdelijk, aldus dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 50.000,00 voor elke dag of dagdeel dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 2.000.000,00;
2. [gedaagden] gezamenlijk voorts te veroordelen om binnen 14 dagen na ondertekening van de koopovereenkomst, doch in ieder geval binnen 6 weken na betekening van dit vonnis mee te werken aan de notariële overdracht van het perceel grond (een gedeelte van het perceel kadastraal bekend [gemeente], sectie G, huidig nummer 2069, van ongeveer 10 a en 50ca, zoals weergegeven op de tekening bij de brief van 16 september 2011) aan de gemeente en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking tot levering van het perceel grond bij de notaris, indien [gedaagden] zijn medewerking weigert, althans voor zover de voorzieningenrechter niet bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking tot levering bij de notaris indien [gedaagden] zijn medewerking weigert, [gedaagden] hoofdelijk, aldus dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 50.000,00 voor elke dag of dagdeel dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 2.000.000,00;
3. een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, die recht doet aan de belangen van de gemeente;
4. [gedaagden] hoofdelijk, aldus dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. De gemeente legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden] is gehouden op grond van artikel 10 van de exploitatieovereenkomst van 11 februari 2004, artikel 2 van de aanvullende overeenkomst van 10 februari 2005 en de akte van levering van 27 juni 2005 mee te werken aan de verkoop en levering van het perceel. [gedaagden] schiet tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomsten door, ondanks diverse sommaties, niet mee te werken aan de levering van het perceel aan de gemeente. Het bestemmingsplan “[bestemmingsplan]” is op 17 november 2011 onherroepelijk geworden en op 16 januari 2012 is de gemeente eigenaar geworden van het naburige perceel. Aan het uitvoeren van de uitbreidingsplannen staat derhalve niets meer in de weg. Het is volgens de gemeente klip en klaar dat de uitvoering van de planning naar redelijkheid en billijkheid objectief als reëel kan worden beschouwd en dat betekent dat aan beide in de overeenkomsten genoemde voorwaarden is voldaan. De gemeente stelt groot belang te hebben bij de uitvoering van de uitbreidingsplannen op korte termijn. Daarvoor is de verwerving van het perceel noodzakelijk. De gemeente stelt schade te lijden door de vertraging van de levering van het perceel. De gemeente dient maandelijks een bedrag van
€ 6.000,- te betalen aan rente over de koopsom van de aangekochte gronden. Deze kosten lopen verder op naar mate de uitgifte van de gronden langer duurt. Het bouwrijp maken van de gronden moet volgens planning medio dit jaar worden gestart. De voorbereidingswerkzaamheden zijn reeds in gang gezet. Wanneer de levering van het perceel wordt vertraagd kunnen de werkzaamheden voor de doortrekking van de parallelweg niet gelijktijdig worden meegenomen bij het bouwrijp maken van de gronden. Ontsluiting zal dan via een alternatieve route moeten plaatsvinden, met alle kosten van dien. Bovendien, zo stelt de gemeente, vereist het algemeen belang dat de uitbreiding [bestemmingsplan] op korte termijn ter hand wordt genomen. Er zijn al gegadigden voor de bouwkavels. Daarom stelt de gemeente spoedeisend belang te hebben bij de gevorderde nakoming door [gedaagden].
3.3. [gedaagden] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang, hoewel door [gedaagden] betwist, volgt in voldoende mate uit de aard van de vordering en de stellingen en standpunten van de gemeente.
4.2. [gedaagden] heeft ter onderbouwing van zijn verweer aangevoerd dat het in het onderhavige geschil niet louter gaat om zijn verplichting tot medewerking aan de verkoop en levering van het perceel, dat het niet gaat om nakoming van een enkele overeenkomst maar dat zijn medewerking onderdeel uitmaakt van een onlosmakelijk samenstel van afspraken. Vanaf 2002, het moment waarop de onderhandelingen met de gemeente zijn begonnen, heeft hem, naar zijn zeggen, een budgetneutrale uitruil van de gronden voor ogen gestaan. Onderdeel daarvan was volgens van Zonsbeek dat hij zijn bedrijf op de bestaande locatie moest kunnen voortzetten. Een bestraat en omheind aaneengesloten deel van zijn huidige perceel van circa 1.085 m² uitruilen voor een door een sloot afgescheiden kaal stuk weiland van circa 1.070 m² is volgens [gedaagden] niet aan te merken als een budgettair neutrale uitruil in het kader van het gestelde samenstel van afspraken.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt dat de verplichting tot verkoop en levering van het perceel door [gedaagden] aan de gemeente is vastgelegd in artikel 10 van de exploitatieovereenkomst, artikel 2 van de aanvullende overeenkomst en in de Bijzondere bepalingen en Aanvullende bepalingen in de notariële akte van levering van 27 juni 2005. Op grond van artikel 157 Rv levert een authentieke akte, zoals de onderhavige akte van levering, tegen een ieder dwingend bewijs op van hetgeen de ambtenaar – in dit geval de notaris – binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard. Als uitgangspunt geldt dus dat hetgeen in de leveringsakte van 27 juni 2005 (hierna: de akte) is opgenomen een juiste weergave is van wat partijen hebben beoogd overeen te komen. Uit artikel 151 lid 2 Rv volgt dat dwingend bewijs vatbaar is voor tegenbewijs. In kort geding is evenwel geen ruimte voor het geven van een bewijsopdracht.
4.4. In de akte sub 6 en 7 (weergegeven onder 2.4.) is - samengevat - vastgelegd dat [gedaagden] zich verbindt om op een door partijen nader te bepalen tijdstip, ten behoeve van de doortrekking van de parallelweg naar het uitbreidingsgebied van het bedrijventerrein, een perceel grond van ongeveer 10 are en 50 centiare aan de gemeente te verkopen tegen de dan geldende prijs voor industriegrond en dat de gemeente zich verbindt om, als de geplande uitbreiding van het bedrijventerrein is gerealiseerd, een perceel van ongeveer 40 are, gelegen achter en grenzend aan het huidige perceel van [gedaagden] aan hem aan te bieden. Voor een gedeelte van dit perceel met een oppervlakte van ongeveer 1.69 are zal een prijs gelden van € 7.648,47 exclusief omzetbelasting. De resterende oppervlakte wordt aangeboden voor de dan geldende prijs voor industriegrond. [gedaagden] zal over een mogelijke aankoop beslissen nadat de aanbieding aan hem is gedaan. Voorts is vastgelegd dat partijen bij brief van 8 mei 2003 aanvullend zijn overeengekomen dat over een afstand van maximaal 35 meter een aantal duikers geplaatst zal worden om de toegang naar het perceel te waarborgen, tenzij de watergang verplaatst wordt zodat eveneens de toegang tot het perceel is gewaarborgd en dat de plaatsing van de duikers zal plaatsvinden nadat het betreffende perceel is geleverd aan [gedaagden]. In de Aanvullende bepalingen sub 2 is bepaald dat de verkoop en levering van het perceel door [gedaagden] zal plaatsvinden nadat de gemeente het perceel grond van circa 40 are, zoals genoemd in artikel 11 van de exploitatieovereenkomst, in eigendom heeft verkregen. De door partijen in de akte vastgelegde verbintenissen over en weer, leveren, zoals onder 4.3. is overwogen, te dien aanzien dwingend bewijs op.
4.5. De in de akte vastgelegde verbintenissen zijn op zichzelf duidelijk en zijn wezenlijk van elkaar te onderscheiden. Enerzijds heeft [gedaagden] zich onvoorwaardelijk verbonden om het perceel waarover het in het onderhavige geschil gaat, te verkopen en te leveren aan de gemeente tegen de op dat moment geldende prijs voor industriegrond. De stelling van de gemeente dat de huidige prijs voor industriegrond € 110,- per m² bedraagt, is door [gedaagden] niet weersproken. Anderzijds heeft de gemeente zich verbonden het naastliggende perceel van circa 40 are aan [gedaagden] aan te bieden, deels tegen een vooraf overeengekomen prijs en deels tegen de dan geldende prijs voor industriegrond en nadat zij het perceel in eigendom heeft verkregen. De verbintenis van de gemeente bestaat dus uit niet meer dan het doen van een aanbieding aan [gedaagden], waarna hij zal beslissen over een mogelijke aankoop. Uitgangspunt is dat hetgeen in de akte is opgenomen een juiste weergave is van wat partijen hebben beoogd overeen te komen. Opgenomen is enerzijds de verplichting voor [gedaagden] om het perceel te verkopen en anderzijds de verplichting voor de gemeente om [gedaagden] het aangrenzende perceel aan te bieden, wat [gedaagden] dus wel een recht maar geen plicht geeft om te kopen. Dat betekent dat volgens deze niet voor meerdere uitleg vatbare bepalingen geen sprake is van een budgetneutrale ruil, zoals door [gedaagden] is aangevoerd, en dat de verkoop van de circa 10 are en 50 centiare van het perceel 2069 niet onlosmakelijk is verbonden met de aankoop van (een gedeelte van) het naastgelegen perceel. Dit laat echter onverlet dat de gemeente wel gebonden is om (een gedeelte van) het naastgelegen perceel aan te bieden en dat [gedaagden] zijn verbintenis om een gedeelte van zijn bedrijfsterrein te verkopen zou kunnen opschorten, indien de gemeente tekortschiet in die aanbiedingsplicht.
4.6. Uit de in de akte opgenomen bepalingen volgt dat zowel de verplichting voor [gedaagden] om het perceel te verkopen als de verplichting voor de gemeente om het aangrenzende perceel aan [gedaagden] aan te bieden zijn gebonden aan een aantal opschortende voorwaarden. Zo is in de Aanvullende bepalingen sub 2 bepaald dat verkoop en levering van het perceel door [gedaagden] pas plaats zal vinden nadat de gemeente het aangrenzende perceel van circa 40 ha. in eigendom heeft verworven. Aan deze opschortende voorwaarde is voldaan. Immers, als niet weersproken staat vast dat het betreffende perceel op 18 juli 2011 door de gemeente is gekocht en de levering op 16 januari 2012 heeft plaatsgevonden. Voorts is vastgelegd dat de daadwerkelijke overdracht van het perceel door [gedaagden] pas zal geschieden nadat uitvoering van de planning naar redelijkheid en billijkheid objectief als reëel kan worden beschouwd. Ook aan deze voorwaarde is voldaan. [gedaagden] heeft niet weersproken dat de gemeente eigenaar is van het aangrenzende perceel, het bestemmingsplan [bestemmingsplan] op 17 november 2011 onherroepelijk is geworden en dat de gemeente afspraken heeft gemaakt omtrent het bouwrijp maken van de gronden (medio 2012), zodat aan de uitvoeringsplannen niets meer in de weg staat.
4.7. Ten aanzien van de verplichting voor de gemeente is in artikel 7 van de akte bepaald dat de gemeente het aangrenzende perceel zal aanbieden als de uitbreiding van het bedrijventerrein is gerealiseerd. De gemeente heeft onweersproken gesteld dat het bestemmingsplan [bestemmingsplan] op 17 november 2011 onherroepelijk is geworden.
4.8. Daarnaast zijn partijen (bij brief van 8 mei 2003) aanvullend onder meer overeengekomen dat over een afstand van maximaal 35 meter een aantal duikers geplaatst zal worden om de toegang tot het perceel van [gedaagden] te waarborgen. Daartoe heeft [gedaagden] aangevoerd dat de garantie dat het Waterschap 35 meter duiker zou goedkeuren illusoir blijkt en maximaal 18 of 2x12 haalbaar lijkt, hetgeen te weinig is. Volgens [gedaagden] dient de gemeente te beseffen dat het duikerprobleem voor hem onoverkomelijk is. [gedaagden] heeft gesteld nog steeds bereid te zijn mee te werken aan het leveren van zijn perceel aan de gemeente, maar dan dient eerst vast te staan dat hij met zijn vrachtwagens via voldoende strekkende meters duiker de overkant van de A-watergang kan bereiken. Ter zitting heeft de gemeente gegarandeerd dat er zodanig duikers zullen worden geplaatst dat het bedrijf van [gedaagden] en het door hem te verwerven terrein, gelegen op het aangrenzende perceel, voor vrachtwagens goed te bereiken zal zijn. Voorts heeft zij verklaard dat over de plaatsing van de duikers nog niet definitief is beslist omdat dat afhankelijk is van welke keuze [gedaagden] zal maken. De verplichting van de gemeente ten aanzien van de te plaatsen duikers komt echter pas aan de orde op het moment dat [gedaagden] zijn optierecht tot het kopen van (een deel van) het aangrenzende perceel uitoefent. Daarvan is nog geen sprake. Immers, tot op heden heeft [gedaagden] nog niet onmiskenbaar aangegeven dat hij van zijn optierecht gebruik zal maken. Onder deze omstandigheden kan, voorshands geoordeeld, niet worden aangenomen dat de gemeente tekortschiet in haar aanbiedingsplicht en ter zake in verzuim is zodat [gedaagden] geen opschortingsrecht toekomt en verplicht is om mee te werken aan de verkoop van het overeengekomen gedeelte van zijn perceel.
4.9. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de overige bezwaren van [gedaagden] en in het bijzonder aan zijn suggestie dat de overeenkomst in een bodemprocedure wel eens zou kunnen worden aangetast vanwege een wilsgebrek. Feit is dat de overeenkomst (nog) niet door hem is vernietigd wegens dwaling of onvoorziene omstandigheden en inhoudelijk heeft [gedaagden] ook volstrekt onvoldoende gesteld voor een vernietiging of wijziging op die grond. In het bijzonder komt voor zijn eigen rekening en risico dat hij zijn bedrijfsvoering heeft gewijzigd in de wetenschap dat hij naar alle waarschijnlijkheid in de nabije toekomst een strook grond aan de gemeente zal moeten verkopen. Voorts wijst de voorzieningenrechter erop dat in de notariële akte is opgenomen dat alle ontbindende voorwaarden die zijn overeengekomen in de exploitatieovereenkomst of in nadere overeenkomsten die op de koop betrekking hebben, zijn uitgewerkt en dat verkoper noch koper zich ter zake van deze koop en levering nog op een ontbindende voorwaarde kan beroepen.
4.10. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van de gemeente hierna zullen worden toegewezen. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk, zodat indien en voor zover de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- dagvaarding € 98,97
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.489,97
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagden] gezamenlijk om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan het opstellen en ondertekenen van de koopovereenkomst waarbij [gedaagden] aan de gemeente het perceel grond (een gedeelte van het perceel kadastraal bekend [gemeente], sectie G, huidig nummer 2069, van ongeveer 10a en 50 ca, zoals weergegeven op de tekening bij de brief van 16 september 2011) verkoopt en de gemeente van [gedaagden] het perceel grond koopt tegen een prijs van € 110,00 per m²;
5.2. bepaalt dat indien [gedaagden] niet voldoen aan het hiervoor onder 5.1. bepaalde, dit vonnis in de plaats zal treden van hun medewerking aan het opstellen en ondertekenen van de koopovereenkomst,
5.3. veroordeelt [gedaagden] gezamenlijk om binnen 14 dagen na ondertekening van de koopovereenkomst, doch in ieder geval binnen 6 weken na betekening van dit vonnis, mee te werken aan de overdracht van voornoemd perceel aan de gemeente bij de in de koopakte genoemde notaris,
5.4. bepaalt dat indien [gedaagden] niet voldoen aan het hiervoor onder 5.3. bepaalde, dit vonnis in de plaats zal treden van hun medewerking tot levering van voornoemd perceel bij de in de koopakte genoemde notaris,
5.5. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.489,97,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2012.
Coll: ESMD