ECLI:NL:RBARN:2012:BW5469

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/657253-12 [P]
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarig meisje in Rechtbank Arnhem

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992, heeft de Rechtbank Arnhem op 8 mei 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft ontucht met een minderjarig meisje, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 6-jarig meisje op of omstreeks 11 april 2011 te Wijchen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 april 2012, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging aanvoerde dat de Salduz-regel was geschonden, wat zou betekenen dat de verklaringen van de verdachte niet als bewijs gebruikt konden worden. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat er geen sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer, zoals bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte van de moeder van het slachtoffer, de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsstukken. De verdachte werd schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, wat resulteerde in een werkstraf van 80 uren, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die op zwakbegaafd niveau functioneert en ADHD heeft. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder het volgen van een behandeling bij een forensisch psychiatrische kliniek en het melden bij de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM zitting houdende te UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/657253-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw mr. S. van Oers te advocaat te Nijmegen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 april 2012, waarbij de officier van justitie, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met een 6-jarig meisje.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij onder meer op de aangifte van de moeder van het meisje, het proces-verbaal van het studioverhoor en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de Salduz-regel is geschonden, waardoor de verklaringen van verdachte die bij de politie zijn afgelegd, niet voor het bewijs mogen worden gebruikt.
De raadsvrouw stelt daartoe dat als categorie A-zaken onder meer moeten worden aangemerkt: ‘ ..Verdachten die naar het oordeel van de opsporingsambtenaar zijn aan te merken als een persoon met een kennelijk verstandelijke beperking of cognitieve functiestoornis, voor zover deze zaken betrekking hebben op misdrijven: - dat een zedenmisdrijf behelst met een strafbedreiging van acht jaar of meer of waarbij sprake is van seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie”. Er is naar haar oordeel sprake van een afhankelijkheidsrelatie vanwege het leeftijdsverschil tussen haar cliënt en het slachtoffer. Aan haar cliënt had dus niet de keus moeten worden gelaten om een advocaat te raadplegen maar hij had er een toegewezen moeten krijgen.
De verdediging laat het aan het oordeel van de rechtbank of er voldoende bewijsmiddelen resteren om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het door de raadsvrouw opgeworpen Salduz-verweer overweegt de rechtbank dat de kern van haar betoog is gelegen in de beoordeling of in dit geval sprake is van een seksueel misdrijf binnen een afhankelijkheidsrelatie. Indien dit het geval is, is er –gelet op de verstandelijke beperking van verdachte- sprake van een zogenaamde categorie A-zaak en behoort volgens de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor van het College van procureurs-generaal, een advocaat bij het verhoor aanwezig te zijn. Derhalve dient de vraag te worden beantwoord of er in het onderhavige geval sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en het minderjarige meisje.
De rechtbank zoekt bij de beantwoording van deze vraag aansluiting bij artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De daarin verwoorde afhankelijkheidsrelaties verwijzen naar een bestaande affectieve en/of functionele verhouding met de minderjarige. In deze zaak is geen sprake van een bestaande affectieve en/of functionele relatie tussen verdachte en de minderjarige. Het door de raadsvrouw opgeworpen leeftijdsverschil tussen verdachte en de minderjarige is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie als bedoeld in artikel 249, eerste lid, Wetboek van Strafrecht. Derhalve is er geen sprake van een zogenaamde “categorie A-zaak”. Het verweer wordt dan ook verworpen. Dit heeft tot gevolg dat de verklaringen van verdachte die bij de politie zijn afgelegd, mogen worden gebruikt voor het bewijs. Op grond van deze verklaring, de bekennende verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd, de aangifte van [aangever] , het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het studioverhoor van het slachtoffer en de getuigenverklaring van [getuige] acht de rechtbank het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op of omstreeks 11 april 2011 te Wijchen, met [slachtoffer] (geboren op [2004]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- wrijven over de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer], en
- tonen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel, aan die [slachtoffer], en
- (daarbij) vragen of die [slachtoffer] zijn, verdachtes, geslachtsdeel, wil aanraken;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Wel is uit het rapport van mw. drs. J.G. Fennema, GZ-Psycholoog d.d. 23 november 2011 gebleken van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Verdachte functioneert op beneden gemiddeld tot zwakbegaafd niveau en er is sprake van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Deze omstandigheden en de chronische stressvolle situatie waarin verdachte zich bevond waren van invloed ten tijde van het tenlastegelegde. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en zal hiermee rekening houden bij na te melden strafoplegging.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de tijd van vier maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en dat hij de gestarte behandeling bij Kairos afmaakt. Zij ziet, mede gelet op de inhoud van de rapportages, geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals is geconstateerd in de rapportage van het NIFP.
Zij heeft de rechtbank voorts verzocht om op basis van artikel 77c Wetboek van Strafrecht gebruik te maken van de wettelijke bepalingen die gelden voor minderjarigen omdat de persoon van verdachte daartoe noopt. Hij was ten tijde van het delict 18 jaar oud. Uit de rapportage blijkt dat hij zwakbegaafd is. Daarnaast is er sprake van een ontwikkelingsstoornis en een kinderlijke, onrijpe persoonlijkheid. Hij is vrijwillig in therapie gegaan en zal met toepassing van het jeugdstrafrecht minder lang geconfronteerd worden met een strafrechtelijke veroordeling die zijn toekomst in de weg kan zitten. Ter onderbouwing heeft de raadsvrouw verwezen naar een recente uitspraak van de rechtbank Arnhem (2 april 2012, LJN BW0626).
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat zij, rekening houdend met de (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend vindt. Zij is van oordeel dat met een geheel voorwaardelijke taakstraf moet worden volstaan. Zij heeft voorts verzocht af te zien van oplegging van een meldingsgebod bij de reclassering. Met het ondergaan van een behandeling bij Kairos en het volgen van individuele therapie dreigt verdachte te worden overvraagd, terwijl de toegevoegde waarde klein wordt geacht omdat het recidiverisico laag wordt ingeschat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte, zoals omschreven in na te noemen omtrent verdachte opgemaakte reclasserings- en psychologische rapportage, onvoldoende aanknopingspunten om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verwijzing van de raadsvrouw naar een recente uitspraak van de rechtbank Arnhem treft geen doel, aangezien het in die kwestie ging om een persoon die blijkens genoemde uitspraak aanmerkelijk meer beperkt is in zijn verstandelijke vermogens en functioneren dan verdachte.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige. Hij heeft ter zitting verklaard dat het in een opwelling gebeurde. Ook heeft hij verklaard veel spijt te hebben. Verdachte heeft inmiddels hulp gezocht bij Kairos, een forensisch psychiatrische polikliniek. Vanuit deze instelling is een behandelaanbod gedaan van groepstraining en psychiatrisch consult, met aandacht voor de gesignaleerde problemen op het gebied van gedrag, emoties en (soft)drugsgebruik. Het ingezette traject lijkt passend. In het voorlichtingsrapport d.d. 4 november 2011 worden de persoonlijke omstandigheden van verdachte geschetst. Hij komt over als een zwakbegaafde, overbelaste jongeman die veel spanningen ervaart. Hij bezit weinig adequate copingvaardigheden. Hij heeft moeite met het verwoorden en begrijpen van emoties en het omgaan daarmee. Praktisch gezien heeft hij zijn leven goed op orde. Hij woont bij zijn ouders en heeft een goede band met hen. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting bij Kairos of soortgelijke instelling.
Voormeld psychologisch rapport adviseert voortzetting van de behandeling in een juridisch kader ter voorkoming van recidive. Nodig is een behandeling gericht op het krijgen van inzicht in de factoren die aanleiding hebben gegeven tot het tenlastegelegde. Hierbij gaat het zowel om intrapsychische als relationele aspecten en valkuilen, waaronder ook het middelengebruik. Het is van belang dat hij geholpen wordt beter met zijn spanningen om te gaan door het aanleren van meer adequate copingstrategieën. Naast het aanleren van sociale vaardigheden is ook een emotieregulatietraining van belang. Tevens zal aandacht moeten zijn voor het verder ontwikkelen van verdachte’s (seksuele) identiteit. Overigens is niet gebleken van pedoseksuele voorkeuren.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke werkstraf van 80 uur passend en geboden, met oplegging van de voorwaarden zoals door de Reclassering is geadviseerd. De rechtbank zal niet afzien van het meldingsgebod zoals door de raadsvrouw is verzocht, nu de frequentie daarvan in onderling overleg kan worden bepaald, waarmee overbelasting van verdachte kan worden voorkomen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
- stelt als algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte voldoet aan de identificatieplicht daar waar hem daar om wordt verzocht;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook als dit inhoudt het zich houden aan het behandelaanbod van de forensisch psychiatrische kliniek Kairos te Nijmegen of soortgelijke instelling zolang dit door de behandelaars in overleg met Reclassering Nederland noodzakelijk wordt geacht.
2. dat verdachte zich gedurende de gehele proeftijd van 2 jaar meldt bij de reclassering, zo vaak de reclassering dit wenselijk acht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. J. Ebbens en
mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 mei 2012.
Mr. I.M. Vanwersch is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.