ECLI:NL:RBARN:2012:BW5195

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van een samenwerkingsovereenkomst en toepassing van een tarievenmatrix tussen transportondernemingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen H.T.S. Transport C.V., handelend onder de naam Boekestijn Transport Service, en de besloten vennootschappen Currie European Transport B.V. en Currie European Transport Ltd. De eiseres, H.T.S. Transport C.V., stelde dat er een samenwerkingsovereenkomst bestond met de gedaagden en dat deze overeenkomst was gewijzigd, waarna zij deze had ontbonden. De rechtbank heeft eerst onderzocht of er inderdaad een samenwerkingsovereenkomst was en welk recht daarop van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er een doorlopende overeenkomst bestond tussen partijen vanaf 2002, maar dat er geen overeenstemming was bereikt over de toepassing van een tarievenmatrix die in een concept partnership agreement was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van eiseres, die gebaseerd waren op de stelling dat de tarievenmatrix ten onrechte niet was toegepast, niet konden worden toegewezen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden zijn begroot op € 17.561,00.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 201202 / HA ZA 10-1080
Vonnis van 11 april 2012
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
H.T.S. TRANSPORT C.V.,
mede handelend onder de naam BOEKESTIJN TRANSPORT SERVICE,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. B.D. Bos te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CURRIE EUROPEAN TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
CURRIE EUROPEAN TRANSPORT LTD,
gevestigd te DG1 3NX Heathhall Dumfries, Schotland,
gedaagden,
advocaat mr. E.M. Rotte te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiseres], Currie B.V. en Currie UK genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 maart 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 september 2011, waar in enquête gehoord zijn [eiseres]s bestuurders A.J. [eiseres] en P. [eiseres],
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 november 2011, waar in contra-enquête gehoord zijn de directeur klantendiensten van Currie UK mevrouw A. [betrokkene 1], Currie UK’s groupagedirecteur R. [betrokkene 2], T.W. [betrokkene 3], directeur van Currie UK, en F.A. [betrokkene 4], general manager van Currie B.V.,
- de conclusie na getuigenverhoor van [eiseres]
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor van Currie B.V. en Currie UK.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het vonnis van 23 maart 2011 is [eiseres] te bewijzen opgedragen dat er tussen partijen een samenwerkingsovereenkomst bestond vanaf 2002 en dat in juni of oktober 2006 tussen [eiseres] en Currie UK overeengekomen is dat de tarievenmatrix zoals bedoeld in het concept partnership agreement al van toepassing zou zijn hetzij in deze samenwerkingsovereenkomst hetzij op de overeenkomsten die in het kader van de tussen partijen bestaande raamovereenkomst werden gesloten.
Een samenwerkingsovereenkomst vanaf 2002?
2.2. Allereerst zal de rechtbank nagaan of er een samenwerkingsovereenkomst bestond tussen partijen. Dit is, zo is in het tussenvonnis onder 4.4 overwogen, vooral van belang omdat [eiseres] stelt dat deze doorlopende overeenkomst is gewijzigd en dat zij haar heeft ontbonden. Voor zover van belang verklaren de getuigen het volgende over dit onderwerp.
2.3. A.J. [eiseres]:
In 2002 zijn wij begonnen transport uit te voeren voor Currie Nijmegen (…). De relatie is steeds verder gegroeid en toen we elkaar beter kenden, kwam de vraag of wij in plaats van op basis van losse transporten ook op dagelijkse basis met hun trailers transporten konden uitvoeren. In 2003/2004 is dit stapsgewijs tot stand gekomen. In de periode 2004/2005 heeft het zijn beslag gekregen dat wij het jaar rond met meerdere voertuigen transporten uitvoerden. Dit had toen een continukarakter. In 2003 eindigde eigenlijk de situatie van ad hoc transporten in die zin dat wij meer zijn gaan inzetten. In 2004 kwam de eerste overeenkomst op papier met vaste afspraken om transporten uit te voeren.
2.4. P. [eiseres]:
In de periode 2002 en een aantal jaren daarna is de samenwerkingsovereenkomst tussen ons gegroeid. In de beginfase is er ongetwijfeld op basis van losse opdrachten gewerkt. Op een ogenblik zijn die omgezet naar een samenwerkingsovereenkomst. Dat zal gespeeld hebben in 2004 toen er sprake was van een forse toename van inzet en capaciteit. Daarmee verdween het karakter van de losse opdrachten. Duidelijk was dit te merken toen Currie in het najaar van 2005 aangaf van haar internationale transport af te willen en vroeg of wij de internationale activiteiten over wilden nemen. Er was toen sprake van kostenreductie bij de arbeid van Engelse chauffeurs en een scherpe aanbieding van [eiseres].
2.5. [betrokkene 1]:
Ik weet niet wanneer het eerste contact tussen [eiseres] en Currie tot stand kwam. Ik denk dat dat vóór 2006 geweest is. [eiseres] werkte als subcontractor voor Currie Nijmegen. Later verschoof dit naar Currie ltd. Ik denk dat dat in 2007 of 2008 is geweest. Er was sprake van een continuing agreement.
2.6. Coulthard:
Ik denk dat de samenwerking met [eiseres] begon rond 2003. We schakelden [eiseres] in als subcontractor. Het contract werd in het algemeen elk jaar opnieuw beoordeeld. De contractspartner van [eiseres] was in het begin Currie Nijmegen, maar de administratie werd overgeheveld naar Currie UK. Ik denk dat dit in 2004 of 2005 gebeurde (…). U vraagt mij wat voor rol de tarievenmatrix in het concept partnership agreement speelde. Het idee bestond dat Currie European en [eiseres] misschien in de toekomst een joint venture konden aangaan. Die overeenkomst is niet tot stand gekomen of uitgevoerd. [eiseres] bleef een algemeen subcontractor (…). Wij bepaalden elk jaar het tarief en hanteerden dit op de rekeningen die wij regelmatig volgens het self billing systeem opstelden. De matrix was misschien iets voor de toekomst (…).
2.7. [betrokkene 3]:
De samenwerking met [eiseres] als subcontractor is denk ik eind 2004 of in 2005 begonnen. Aanvankelijk werkte zij samen met Currie BV en in verband met het administratieve gemak later met Currie European UK. Ik denk dat deze verandering kwam in 2005. Bij al onze subcontractors hanteren we een jaarlijkse overeenkomst over de tarieven. Daarover werd met iedere subcontractor onderhandeld; hun tarieven stemden grotendeels met de onze overeen. Wij gingen uit van een vast verkooptarief per kilometer en de veronderstelde nodige marges (…).
Op vragen van mr. Diks verklaar ik: U vraagt mij of [eiseres] een bijzondere positie innam tussen de subcontractors voordat deze onderhandelingen (over de tarievenmatrix, de rechtbank) gevoerd werden. Ze was als grote subcontractor van belang voor de continuïteit van het bedrijf.
Tijdens deze onderhandelingen is het bestaand contract met [eiseres] in het geheel niet veranderd.
2.8. [betrokkene 4]:
De samenwerking tussen [eiseres] en Currie Nijmegen startte in 2002. Eerst werd er gewerkt op basis van losse vrachten, later is dit geïntensiveerd. Toen gingen we ook gebruikmaken van trekkende eenheden van [eiseres]. Daar hoorden bepaalde afspraken bij. De tarieven per kilometer werden besproken en vastgelegd voor een langere periode, meestal voor een jaar. Op een gegeven moment zijn de overeenkomsten tussen [eiseres] en Currie Nijmegen veranderd in overeenkomsten tussen [eiseres] en Currie UK. Dat zal eind 2005, begin 2006 geweest zijn.
2.9. De rechtbank acht [eiseres] in dit onderdeel van het bewijs geslaagd. Uit alle verklaringen blijkt dat er vanuit de drie partijen, [eiseres], Currie B.V. en Currie UK vanuit gegaan wordt dat er tussen partijen een samenwerkingsovereenkomst bestond vanaf enig moment tussen 2002 en 2005. Het exacte jaar doet er in dit verband niet toe. Er is wellicht geen concreet moment aanwijsbaar waarop de losse overeenkomsten werden vervangen door afspraken die invulling gaven aan een doorlopende overeenkomst, maar dat het is gebeurd, staat naar het oordeel van de rechtbank nu vast. Mogelijk viel de overstap naar een doorlopende overeenkomst samen met de vervanging van Currie B.V. door Currie UK aan de zijde van gedaagden. In ieder geval staat al op grond van het tussenvonnis vast dat met Currie UK onderhandeld werd over de tarievenmatrix, het onderwerp van het volgende onderdeel van de bewijsopdracht.
Toepasselijk recht
2.10. Nu duidelijkheid bestaat over de doorlopende overeenkomst kan ook worden nagegaan welk recht daarop en dus ook op de onderhandelingen over wijziging c.q. nadere invulling ervan, toepasselijk is. Niet ter discussie staat dat in de eerste periode op de losse contracten en de mogelijk bestaande samenwerkingsovereenkomst tussen [eiseres] en Currie B.V. Nederlands recht van toepassing is.
2.11. Volgens art. 4 van het EVO (Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome, 19 juni 1980), wordt een overeenkomst als deze bij gebreke van een rechtskeuze – die in dit geval niet is gedaan – beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden. Lid 2 van dit artikel bevat het vermoeden dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar de vennootschap die de kenmerkende prestatie moet verrichten – dat is in dit geval [eiseres] – op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar hoofdbestuur heeft. Hierop maakt lid 4 van art. 4 EVO echter een uitzondering voor overeenkomsten tot vervoer van goederen.
2.12. Daarbij is van belang of de doorlopende overeenkomst tussen partijen als een overeenkomst tot vervoer van goederen kwalificeert. Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. De overeenkomst is de basis voor goederenvervoer en krijgt per transport invulling onder meer naar de plaats van aflevering en het te rijden aantal kilometers. Het is niet zo dat te onderscheiden valt tussen een samenwerkingsovereenkomst en afzonderlijke, daarop gebaseerde vervoerovereenkomsten.
2.13. Art. 4 lid 4 EVO bepaalt dat het vermoeden van lid 2 niet geldt voor de overeenkomst tot vervoer van goederen. Het vermoeden van lid 4 dat geldt als het land waar de vervoerder zijn hoofdvestiging heeft ten tijde van de sluiting van de overeenkomst, tevens het land is waar inlading of lossing plaatsvindt of de hoofdvestiging van de verzender is gelegen, is hier niet aan de orde. Currie B.V. en Currie UK stellen dat het ontbreken van het vermoeden van art. 4 lid 2 EVO dwingt tot de beslissing dat het recht van het Verenigd Koninkrijk – Schotland – van toepassing is omdat belading steeds in Dumfries, de plaats waar Currie UK gevestigd is, plaatsvond. Dit is niet nader onderbouwd en overgelegde overzichten duiden op allerlei vertrekplaatsen voor transport in diverse Europese landen.
2.14. Dit laatste zou kunnen meebrengen dat toch het recht van de plaats van vestiging van de vervoerder – Nederlands recht in dit geval – van toepassing is bij gebreke van een beter aanknopingspunt. De rechtbank laat dit nu in het midden omdat de vraag die het onderwerp van het tweede onderdeel van de bewijsopdracht vormt, naar Schots en naar Nederlands recht tot dezelfde beantwoording moet leiden.
Toepasselijkheid van de tarievenmatrix
2.15. Het tweede onderdeel van de bewijsopdracht betreft, mede gelet op het voorgaande, de vraag of in juni 2006 of in oktober 2006 tussen [eiseres] en Currie UK overeengekomen is dat de tarievenmatrix zoals bedoeld in het concept partnership agreement al van toepassing zou zijn op de tussen partijen bestaande overeenkomst. Beoordeeld moet dus worden of [eiseres] en Currie UK, die in het kader van hun onderhandelingen over een mogelijk verdere samenwerking, ook over de matrix spraken, niet alleen overeenstemming over de invoering van een matrix, maar ook over de concrete inhoud van die matrix overeenstemming bereikten en bovendien – dit is doorslaggevend bij het beoordelen van het bewijs – over hun gebondenheid aan de matrix vanaf enig moment.
2.16. De getuigen verklaren hierover voor zover thans van belang, het volgende.
2.17. A.J. [eiseres]:
U vraagt mij of en zo ja wanneer overeengekomen is de tarievenmatrix te gaan gebruiken.
Na de eerste besprekingen, toen er een paar memo’s waren opgesteld en het draft agreement, is gezegd: als wij tarieven vaststellen moeten die ook gemeten kunnen worden. Beide partijen waren het erover eens dat een matrix nodig was. Toen we die voor het eerst opstelden gebruikten wij de ervaringscijfers van dat moment. Het tarief is vastgesteld en in de beleving van twee kanten verving dit de in 2004/2005 tot stand gekomen overeenkomst. Er is gezegd dat wij vanaf een bepaald moment met deze standaarden zouden werken. In 2006/2007 is ook steeds in de aard van de draft gehandeld. Dat stond nooit ter discussie. Het enige wat nog openlag, was de joint venture.
Deze toepassing van de matrix kwam aan de orde in gesprekken met in ieder geval de heren [betrokkene 4] en Coulthard. Er is vastgesteld dat op het op dat moment geldende tarief de matrix toegepast werd. In mijn beleving is dit gebeurd in het voorjaar – het was op de verjaardag van mijn nichtje – in een hotel in Den Haag. We hebben met een glas champagne op de draft getoost.
Op vragen van mr. Bos: (…). In het memo van 6 april 2006, productie 6 bij dagvaarding, wijst de tekst met het vierde bolletje op pagina 4 erop dat alle partijen vonden dat er een matrix nodig was. Productie 7 bij de dagvaarding sluit hierbij aan. In de daar bedoelde bespreking is ook besproken over de tarieven en de noodzaak van het uitwerken van de matrixen.
Er is champagne gedronken bij de bijeenkomst in Den Haag omdat we het over de draft eens waren. Uiteindelijk reden wij met 35 of 38 trucks voor Currie.
2.18. P. [eiseres]:
De staffel is in 2006 meteen toegepast. Daar zijn alle tarieven op gebaseerd. Deze zijn begin 2007 verhoogd in verband met de verwachting van een lagere productie. Die besprekingen over de herziening van de tarieven eind 2006/begin 2007 zijn gevoerd tussen mijn broer, [betrokkene 4] en Coulthard.
Ik kan mij geen moment herinneren waarop uitgesproken is dat we volgens de tarievenmatrix van het draft agreement gingen werken, maar uit de toepassing in de praktijk blijkt die overeenstemming. Er is wel een moment geweest in juni 2006 waarop tijdens een bijeenkomst in Den Haag toen het concept inclusief de matrix op tafel lag en besproken was, met champagne getoost is op de samenwerking en het bereikte resultaat. Het resultaat blijkt ook duidelijk uit het feit dat [betrokkene 3] op een ogenblik bevestigde dat er behoudens het stappenplan van de joint venture geen enkel punt uit het draft agreement meer aan ondertekening van de overeenkomst in de weg stond. Het concept was toen een paar keer heen en weer gemaild, waarbij de tarievenmatrix en het mechanisme daarvan in de laatste versies steeds geaccepteerd bleven, terwijl ze toen al ongeveer een jaar in de praktijk werden toegepast.
2.19. Mevrouw [betrokkene 1] verklaart slechts dat zij van een tarievenmatrix in een concept partnership agreement niets af weet. Zij was verantwoordelijk voor de administratie van dag tot dag en daarin kwam geen verandering in de periode die hier aan de orde is. Zij verklaart wel te weten dat er een tarievenmatrix in onderhandelingen aan de orde is geweest, maar bij die onderhandelingen was zij niet betrokken. Coulthard en [betrokkene 3] waren dat wél.
2.20. Coulthard:
U vraagt mij wat voor rol de tarievenmatrix in het concept partnership agreement speelde. Het idee bestond dat Currie European en [eiseres] misschien in de toekomst een joint venture konden aangaan. Die overeenkomst is niet tot stand gekomen of uitgevoerd. [eiseres] bleef een algemeen subcontractor. De rol van de tarievenmatrix was niet groot, ook in de onderhandelingen niet. Wij hanteerden net als bij andere subcontractors een kilometertarief (…). Wij bepaalden elk jaar het tarief en hanteerden dit op de rekeningen die wij regelmatig volgens het self billing systeem opstelden. De matrix was misschien iets voor de toekomst.
Op vragen van mr. Diks verklaar ik: Die onderhandelingen over de joint venture hebben misschien twee of drie maanden geduurd. Wij zijn in die tijd twee of drie keer bij elkaar geweest. Er werd gewoonlijk afgesproken in Nederland. De onderhandelingen zijn nooit afgerond of in de praktijk uitgevoerd. Over een paar punten is nooit overeenstemming bereikt (…). Er werd niet vaak onderhandeld over de tarieven. In beginsel gebeurde dit jaarlijks omdat wij moesten nadenken over verhogingen van de operationele kosten (…).
Op vragen van mr. Bos verklaar ik: Voor zover ik mij herinner heeft er op 7 en 8 juni 2006 een bijeenkomst plaatsgevonden in Den Haag waar in het algemeen over de mogelijkheden van een joint venture is gesproken. Er moesten nog veel punten opgehelderd en besproken worden. Wat besproken was, is na die vergadering samengevat en rond gemaild (…).
U houdt mij productie 7 van Currie voor. Dit kan een gesprekverslag zijn. De eerste zin van de tweede alinea, payments, slaat op betalingsvoorwaarden waarover wij hebben gesproken in het kader van de self billing. U houdt mij productie 6 van Currie voor en vraagt mij naar de betekenis van de derde zin op de tweede pagina van het verslag onder rates 2008. Deze zin slaat op onze overeenkomst over het kilometertarief waarop de rekeningen gebaseerd waren. ‘Being tabled’ is een UK uitdrukking die inhoudt dat een onderwerp ter discussie wordt gesteld. Kennelijk was er onenigheid over het tarief (…).
2.21. [betrokkene 3]:
In het concept partnership agreement komt een tarievenmatrix voor. Deze kwam ter sprake in een voorstel van overeenkomst dat deel uitmaakte van lopende discussies met [eiseres]. Het ging hierbij om verandering van het optreden als subcontractor naar een joint venture of een partnership agreement. De matrix was een belangrijk onderdeel van de legpuzzel maar alleen in relatie tot de discussies over de haalbaarheid van het voorstel. Over de getallen in de matrix bestond geen overeenstemming. Volgens mij was dit over en weer duidelijk en werd aan de kant van [eiseres] net zo over de matrix gedacht als aan onze kant.
Op vragen van mr. Diks verklaar ik: (…). Tijdens deze onderhandelingen is het bestaande contract met [eiseres] in het geheel niet veranderd. Er zijn geen onderdelen uit het concept al toegepast in de relatie met [eiseres]. Het was ook niet de bedoeling onderdelen afzonderlijk te gaan toepassen. Het ging om de overeenkomst of in het geheel geen overeenkomst (…).
Op vragen van mr. Bos verklaar ik: U vraagt mij of er een bespreking in Den Haag is geweest op 7 en 8 juni 2006. De datum weet ik niet exact meer, maar ik weet dat er één bespreking in Den Haag geweest is. De eerste bijeenkomst was productief in de richting van een joint venture of partnership en er volgden discussies over informatie van [eiseres] die wij nodig hadden om tot een commerciële beslissing te komen. De sfeer van het gesprek in Den Haag was plezierig zoals de sfeer bij al onze besprekingen, ook toen er op den duur minder voortgang geboekt werd. Aanvankelijk waren de besprekingen productief, maar op een ogenblik leken wij steeds over dezelfde stof te praten (…).
Het is juist dat in een aantal e-mails de tarievenmatrix is afgedrukt. Er is over gesproken in vergaderingen en telefoongesprekken. Ik herhaal dat we er inhoudelijk niets over kunnen zeggen zolang we niets over de kosten wisten.
2.22. [betrokkene 4]:
Ik weet dat er op een ogenblik een concept partnership agreement lag waarin een tarievenmatrix stond. Deze is diverse malen besproken maar er is er nooit één opgesteld waarmee beide partijen instemden (…). Wij zijn nooit akkoord gegaan met die matrix. Het management UK heeft dit [eiseres] duidelijk gemaakt in besprekingen en in stukken. Er zijn steeds tarieven overeengekomen voor bepaalde periodes, waaruit blijkt dat de matrix niet in werking was. Ik was zelf bij de onderhandelingen aanwezig, maar had niet direct invloed.
Op vragen van mr. Bos verklaar ik: (…). Naar aanleiding van productie 24 van [eiseres] merk ik op dat [betrokkene 2]’s reactie op het concept was dat het wat hem betrof op de meeste punten niet tot grote problemen zou leiden, maar dat er punten in zaten die nader onderzoek behoefden. De matrix was daarvan één van de belangrijkste. Ik weet niet of [betrokkene 2] dit zo tegen [eiseres] heeft gezegd. De bedoeling van de matrix was dat een bepaald kilometrage per week het tarief zou bepalen. Het was zo belangrijk omdat dit één van de moeilijkste punten in het concept was. Tarieven aan de hand van gemaakte kilometers zijn hierbij moeilijk te controleren terwijl de kosten en de productie niet van te voren in te schatten zijn. Bij een vaste kilometerprijs is het makkelijker om te calculeren (…).
In diverse e-mails is de tarievenmatrix afgedrukt. Ik weet niet waarom en voor zover ik weet, is dit nooit door ons gedaan. Misschien heeft Currie er één keer één opgesteld, maar in de mails is de matrix steeds afkomstig van [eiseres]. Er is niet gevraagd waarom ze werden afgedrukt, maar er waren wel vragen over gesteld en ik herinner mij stukken waarin staat dat we er niet akkoord mee konden gaan (…).
2.23. De rechtbank constateert dat de getuige A.J. [eiseres] weliswaar verklaart dat de matrix waarover onderhandeld werd, al werd toegepast, maar niet verklaart over concrete opmerkingen of gedragingen van Currie UK waaruit hij afgeleid heeft dat zij hetzij deze toepassing accepteerde, hetzij ook van mening was dat de matrix reeds werd toegepast of toegepast moest worden. Voor zover de getuige impliciet lijkt te verklaren dat Currie UK vanaf enig moment overeenkomstig de matrix handelde, passeert de rechtbank zijn verklaring omdat de stelling van [eiseres] die tot de bewijsopdracht heeft geleid, nu juist is dat Currie UK dit niet deed.
2.24. Voor de verklaring van P. [eiseres] geldt in grote lijnen hetzelfde als voor die van A.J. [eiseres]. P. [eiseres] verklaart daarbij uitdrukkelijk dat hij zich geen moment herinnert waarop uitgesproken is dat volgens de tarievenmatrix gewerkt zou worden.
2.25. De overige getuigen verklaren niet over enig moment waarop toepasselijkheid van de matrix overeengekomen zou zijn of deze van hun kant toegepast zou zijn. De laatste drie leggen er nadruk op dat over de matrix ook als onderhandelingsvoorwerp geen overeenstemming bestond.
2.26. Mede gelet op wat hierboven onder 2.15 is overwogen, acht de rechtbank [eiseres] niet in haar bewijs geslaagd. Niet is komen vast te staan dat tussen [eiseres] en Currie UK overeengekomen is dat de tarievenmatrix zoals bedoeld in het concept partnership agreement al van toepassing zou zijn tussen hen.
Grondslag van de vorderingen en slotsom
2.27. Op het verzoek van de rechtbank in het vonnis van 23 maart 2011 (onder 4.13 en 4.16) heeft [eiseres] haar vorderingen nader toegelicht. Uit de toelichting blijkt duidelijk dat haar vordering geheel gegrond is op de stelling dat de tarievenmatrix ten onrechte niet is toegepast door Currie B.V. en/of Currie UK. De afzonderlijk gevorderde bedragen van € 141.228,00, € 138.275,00 en € 46.629,00 betreffen daarbij herberekening van de gereden kilometers volgens de tarievenmatrix van de over 2007, 2008 en 2009 aan [eiseres] betaalde bedragen en de schadevergoeding ad € 97.500,00 betreft tekortschieten in de nakoming van de volgens [eiseres] bestaande samenwerkingsovereenkomst door de tarievenmatrix niet toe te passen.
2.28. Gelet op deze grondslag van haar vorderingen en de conclusie dat niet is komen vast te staan dat tussen [eiseres] en Currie UK overeengekomen is dat de tarievenmatrix zoals bedoeld in het concept partnership agreement al van toepassing zou zijn tussen hen, moeten de vorderingen van [eiseres] alle worden afgewezen.
2.29. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Currie B.V. en Currie UK worden begroot op:
- griffierecht € 4.951,00
- getuigenkosten 1.000,00
- salaris advocaat 11.610,00 (4,5 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 17.561,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Currie B.V.en Currie UK tot op heden begroot op € 17.561,00,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2012.