ECLI:NL:RBARN:2012:BW4722

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/3858
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek tegen rechters van de Rechtbank Arnhem

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 15 februari 2012 een verzoek tot wraking van de behandelende rechter afgewezen. Het verzoeker, die eerder verschillende wrakingsverzoeken had ingediend, stelde dat de wrakingskamer niet onafhankelijk en onpartijdig was, omdat de leden van de wrakingskamer ook rechters zijn van de rechtbank Arnhem. De rechtbank oordeelde dat het systeem van de wet en relevante jurisprudentie het toestaat dat rechters van dezelfde rechtbank als de gewraakte rechters deelnemen aan de wrakingskamer. Dit is vastgelegd in het wrakingsprotocol van de rechtbank.

De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. In dit geval waren er geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De rechtbank concludeerde dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte, en dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en de griffier was ook aanwezig. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De rechtbank heeft de verzoeker en de rechters aangeduid als partijen in deze procedure, waarbij de rechters niet in de wraking berustten. De zaak illustreert de strikte voorwaarden waaronder een wrakingsverzoek kan worden ingediend en de noodzaak voor verzoekers om concrete feiten aan te dragen ter ondersteuning van hun claims.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
procedurenummer: 11/3858
Beschikking van 15 februari 2012
Inzake het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
tot wraking van
[rechters],
in de zaak van [verzoeker] tegen [rechter], rechter
Partijen worden hierna ook aangeduid als de verzoeker respectievelijk de rechters.
1. Procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van het verzoek tot wraking gedaan ter zitting op 22 december 2011;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 22 december 2011, waarin de gronden tot wraking zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 31 januari 2012;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 7 februari 2012, waarbij verzoeker in persoon is verschenen.
Ter zitting van 7 februari 2012 heeft verzoeker een schriftelijk stuk, gedateerd 12 januari 2012, ingediend. In dit stuk worden de leden van de wrakingskamer verzocht zich te verschonen, kort gezegd omdat het beslissen op een wrakingsverzoek van een rechter door rechters van dezelfde rechtbank dan wel door rechters die in een andere zaak van verzoeker of zijn gemachtigde, J. Hop, beslissingen hebben genomen waarin verzoeker of zijn gemachtigde in het ongelijk is gesteld, als objectieve partijdigheid dient te worden aangemerkt. Weigering van dit verzoek dient volgens verzoeker te worden aangemerkt als een wraking van de (tweede) wrakingskamer.
De voorzitter heeft de zitting geschorst teneinde zich over dit verzoek te beraden.
Na hervatting van de zitting heeft de voorzitter van de wrakingskamer verzoeker meegedeeld dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de in paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Arnhem (hierna aangeduid met: het wrakingsprotocol) vermelde eisen en daarom buiten behandeling wordt gelaten.
Het standpunt van verzoeker impliceert immers dat geen enkele rechter van de rechtbank Arnhem het wrakingsverzoek mag beoordelen. Hiermee wordt in feite een heel gerecht ongeschikt geacht. Dit is in strijd met paragraaf 4.3 van het wrakingsprotocol. Ook impliceert het standpunt van verzoeker dat tevens iedere rechter die in een andere zaak van verzoeker of zijn gemachtigde een beslissing heeft genomen waarin verzoeker of zijn gemachtigde in het ongelijk is gesteld ongeschikt is om over een wrakingsverzoek te oordelen. Ook dit is in strijd met paragraaf 4.3 van het wrakingsprotocol.
Daarop heeft verzoeker terstond de zittingzaal verlaten, zodat aan een mondelinge behandeling van het thans in geding zijnde wrakingsverzoek niet is toegekomen.
2. De feiten
2.1. Het wrakingsverzoek is gericht tegen de rechters [rechters], die samen de wrakingskamer vormen in de zaak met nummer 11/3858 van verzoeker tegen [rechter].
2.2 Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het verzoek tot wraking en het schriftelijke wrakingsverzoek aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de wrakingskamer per definitie niet onafhankelijk en onpartijdig is, nu de leden in hun hoedanigheid van rechter in de rechtbank Arnhem het verzoek tot wraking behandelen van [rechter], eveneens rechter in de rechtbank Arnhem.
2.3 De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten.
3. De beoordeling
3.1 Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2 Wat betreft de onder 2.2 geformuleerde grond, kan het wrakingsverzoek niet slagen, nu het in het systeem van de wet en relevante jurisprudentie ingebed is en in overeenstemming daarmee geregeld in het wrakingsprotocol, dat rechters behorende tot dezelfde rechtbank als die van de gewraakte rechters deelnemen aan een wrakingskamer. Dat zij onderdeel zijn van één en dezelfde rechtbank doet niet af aan het uitgangspunt dat rechters professioneel, onpartijdig en onafhankelijk beslissen, ook over aangedragen wrakingszaken.
3.3 Anders dan verzoeker heeft betoogd, kan de onderhavige zaak niet op één lijn worden gesteld met de zaak tussen Cruijff en Ajax die door de rechtbank Amsterdam is verwezen naar de rechtbank Haarlem.
In die zaak was een van de partijen verbonden aan een organisatiebureau, waarmee de rechtbank Amsterdam een zakelijke relatie had. Een dergelijke zakelijke relatie tussen de rechtbank en één van de partijen is in de onderhavige zaak niet aan de orde.
3.4 Andere gronden voor de wraking van [rechters] zijn niet aangevoerd. Ook ambtshalve is de rechtbank niet gebleken van één of meer omstandigheden, die een concrete aanwijzing zouden kunnen opleveren voor het oordeel dat een of meer leden van de vorige wrakingskamer, dan wel die hele kamer, jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, waardoor niet langer kan worden uitgegaan van het vermoeden dat zij onpartijdig zijn.
3.5 De slotsom is dan ook dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
3.6 Verzoeker heeft reeds verschillende wrakingsverzoeken in de onderhavige procedure gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat leidt tot de conclusie dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. G. Noordraven en mr. J.C.E. Ackermans-Wijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier, en uitgesproken op 15 februari 2012.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.