ECLI:NL:RBARN:2012:BW4622

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700099-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Tilburgenaar voor poging tot diefstal, bedreigingen en poging zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 20 april 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 31-jarige man uit Tilburg, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal met braak, bedreiging en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 januari 2012 in Bergharen, gemeente Wijchen, heeft geprobeerd in te breken in een bouwunit. Hij heeft zich toegang verschaft door een raam open te breken en heeft daarbij goederen willen stelen die toebehoorden aan een ander. Tijdens deze poging heeft hij ook een bedreiging geuit richting een getuige met een koevoet, wat als een ernstige bedreiging werd beschouwd. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk met zijn auto op een ander is ingereden, wat resulteerde in een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van re-integratie in de gevangenis benadrukt, door de verdachte de kans te geven om opleidingen te volgen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/700099-12
Datum zitting : 6 april 2012
Datum uitspraak : 20 april 2012
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 21
Zutphen.
Raadsvrouw: mr. H. Wolfs, advocaat te Nijmegen.
Officier van justitie: L.M. Vogel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Bergharen, gemeente Wijchen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning/ bouwunit weg te nemen
geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich
daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen en/of daarbij
voormeld(e) goed(eren) onder verdachtes bereik te brengen door middel van
braak, verbreking en/of inklimming,
een raam en/of kozijn (aan de achterzijde) van die woning / bouwunit heeft
geforceerd / opengebroken en/of (vervolgens) in die woning / bouwunit een of
meer kast(en) en/of een of meer ruimte(s) heeft geopend en/of doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 2, pag. 45)
2.
hij
op of omstreeks 15 januari 2012
te Bergharen, gemeente Wijchen,
[slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een
koevoet, althans een (ijzeren) staaf (bovenhands) op die [slachtoffer2]
af te rennen / lopen, althans die [slachtoffer2] (bovenhands en/of op
korte afstand) een koevoet, althans een (ijzeren) staaf te tonen;
(incident 4, pag. 81)
3.
hij
op of omstreeks 15 januari 2012 te Bergharen, gemeente Wijchen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer3] van het leven te beroven, opzettelijk met zijn, verdachtes, auto (met
hoge snelheid) op die [slachtoffer3] is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Bergharen, gemeente Wijchen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer3]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met zijn,
verdachtes, auto (met hoge snelheid) op die [slachtoffer3] is
ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij
op of omstreeks 15 januari 2012
te Bergharen, gemeente Wijchen,
[slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met zijn,
verdachtes auto (met hoge snelheid)op die [slachtoffer3] in te rijden,
althans in de richting van die [slachtoffer3] te rijden;
(incident 3, pag. 65)
4.
hij
op of omstreeks 15 januari 2012 te Bergharen, gemeente Wijchen,
[slachtoffer4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een
koevoet/breekijzer, althans een (ijzeren) staaf (bovenhands) op die Van der
Wielen af te rennen / lopen, althans die [slachtoffer4] (bovenhands en/of op
korte afstand) een koevoet/breekijzer, althans een (ijzeren) staaf te tonen;
(incident 1, pag. 39)
5.
hij
op of omstreeks 14 november 2011
te Ledeacker, gemeente Sint Anthonis,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning heeft
weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden en/of twee horloge(s) en/of een
computer (notebook) en/of een fotocamera en/of Euro 1.600,--, althans een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(incident 5, pag. 110)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 6 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. Wolfs, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot twee jaren gevangenisstraf, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Verdachte is weliswaar met een koevoet in zijn hand naar aangeefster [slachtoffer2] gerend, maar heeft daarbij niet de opzet gehad om haar te bedreigen met een misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling. Dit blijkt onder meer uit het feit dat verdachte de koevoet tijdens het rennen niet omhoog heeft gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaring van aangeefster [slachtoffer2], de getuigenverklaringen van [slachtoffer1], en de verklaring van verdachte zelf, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met een koevoet in de hand op aangeefster is afgerend. De opzet op bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, kan uit de aard van deze handeling worden afgeleid. Dat aangeefster verklaard dat verdachte de “ijzeren staaf” boven zijn hoofd hield, en de getuige meldt dat verdachte de “staaf” in zijn hand hield, doet daar niet aan af. Daarom wordt het verweer verworpen en acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde bewezen.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair
Verdachte heeft steeds ontkend dat hij het opzet had [slachtoffer3] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij heeft verklaard dat hij enkel wilde vluchten en van de plaats delict af wilde geraken. Verdachte zou in de berm zijn geraakt omdat hij wilde vluchten en daarbij moest uitwijken voor een “paard en wagen” die hem de weg belemmerde.
Daarbij heef de verdediging voorts betoogd, dat de verklaringen van aangever en getuigen niet eensluidend zijn en dient verdachte derhalve te worden vrijgesproken.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk op [slachtoffer3] is ingereden en zo ja, of zijn opzet dan op de dood van of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [slachtoffer3] was gericht.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte is ontdekt bij het plegen van een woninginbraak. Hierop heeft verdachte proberen te vluchten. Op een gegeven moment is verdachte in zijn auto gestapt en is hij weggereden. Verdachte is daarbij door de berm in de richting van aangever gereden. Aangever heeft verklaard dat hij ongeveer 25 meter van de auto was verwijderd. Verdachte zou volgens aangever een stuurbeweging hebben gemaakt om in de berm op hem af te komen rijden. De lezing van aangever wordt bevestigd door de verklaringen van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [naam].
Nu de verklaringen van aangever en getuigen op essentiële punten met elkaar overeenkomen, hecht de rechtbank aan deze verklaringen meer waarde dan aan de ontkende verklaring van verdachte. Daarom is het verweer van de raadsvrouw niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk op aangever is ingereden.
De vraag is vervolgens of verdachte hiermee het (voorwaar¬delijk) opzet had om [slachtoffer3] van het leven te beroven dan wel aan hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De getuigen [slachtoffer3], [slachtoffer1] en [slachtoffer2] meldden dat verdachte vol gas gaf. De getuige [naam] schatte de snelheid van de auto op twintig kilometer per uur. [slachtoffer3] verklaarde dat de auto ongeveer dertig kilometer per uur reed. Gelet op de snelheid van de door verdachte bestuurde auto, kan niet worden gezegd dat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans was op het ontstaan van dodelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair tenlastegelegde.
De kans dat een volwassen persoon door een aanrijding met een auto, met een snelheid als in de onderhavige situatie, zwaar lichamelijk letsel oploopt, is naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels wel aanmerkelijk te achten. Nu verdachte opzettelijk met een auto op aangever is ingereden, waardoor een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk ontstond, is de rechtbank van oordeel dat sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarom acht de rechtbank het onder 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het sporenonderzoek en het DNA-onderzoek is naar voren gekomen dat er bloed is gevonden op de plaats delict. Een van de bloedsporen, aangetroffen op de mat bij de voordeur, matcht met het DNA-profiel van verdachte. Echter op grond van voornoemd sporenonderzoek, kan worden geconcludeerd dat zeer waarschijnlijk sprake is van meerdere daders. Er zijn immers dadersporen aangetroffen (bloed op een glasscherf en de vitrage achter het inklimraam), waarvan het DNA-profiel niet over een kwam met het profiel van verdachte.
Aan verdachte is het plegen van de diefstal met braak tenlastegelegd en niet diefstal in vereniging. Nu het zeer waarschijnlijk is dat sprake is van meerdere daders en het van verdachte aangetroffen bloedspoor slechts duidt op zijn aanwezigheid in de woning, kan de rechtbank niet eenduidig vaststellen of verdachte daadwerkelijk een rol heeft gespeeld bij het tenlastegelegde handelen. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor het onder feit 5 tenlastegelegde.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het 1 ,2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 15 januari 2012 te Bergharen, gemeente Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bouwunit weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], en zich daarbij de toegang tot die plaats des misdrijfs te verschaffen door middel van braak, en inklimming, een raam (aan de achterzijde) van die bouwunit heeft opengebroken en (vervolgens) in die bouwunit een of meer kast(en) en een of meer ruimte(s) heeft geopend en/of doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 15 januari 2012 te Bergharen, gemeente Wijchen, [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk dreigend met een koevoet, bovenhands op die [slachtoffer2] af te rennen;
3 subsidiair.
hij op 15 januari 2012 te Bergharen, gemeente Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met zijn, verdachtes, auto op die [slachtoffer3] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 15 januari 2012 te Bergharen, gemeente Wijchen, [slachtoffer4] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een koevoet bovenhands op die Van der
Wielen af te rennen.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 2 en 4:
Bedreiging met een misdrijf tegen het levengericht
Ten aanzien van feit 3
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 4:
Bedreiging met zware mishandeling
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Door en namens verdachte is betoogd dat hij ten aanzien van feit 4 heeft gehandeld uit putatief noodweer.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer op putatief noodweer niet slaagt. Verdachte is door aangever, een agent in burger, gevolgd. Beiden reden in een auto. Op een gegeven moment is verdachte gestopt, is hij uitgestapt en is hij naar aangever toe gerend. Hierbij heeft verdachte een breekijzer uit zijn auto meegenomen en hield hij dit breekijzer omhoog toen hij op aangever afrende. Aangever zat de gehele tijd in zijn auto.
Uit het vorenstaande en de overige stukken van het dossier is het de rechtbank geenszins aannemelijk geworden dat verdachte gerechtvaardigd heeft mogen dwalen omtrent een noodweersituatie. Weliswaar werd verdachte achtervolgd en wist hij niet dat degene die hem achtervolgde een politieagent was, maar dat betekent niet dat verdachte op grond van het voorgaande in de veronderstelling kon verkeren dat sprake was van een wederrechtelijke aanranding op hem of een dreigend gevaar daarvoor. De rechtbank verwerpt het verweer.
Verder is ook niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 7 maart 2012;
• een reclasseringsadvies, opgemaakt door L.R. Grooten d.d. 16 maart 2012, betreffende verdachte.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat een inschatting van het risico niet mogelijk is.
Verdachte heeft aangegeven dat hij geen probleemgebieden heeft anders dan financiën en het niet kunnen lezen en schrijven. Geadviseerd wordt verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal forse geweldsdelicten en een vermogensdelict. Dit zijn ernstige feiten. De rechtbank rekent verdachte in sterke mate aan dat hij getracht heeft in te breken en hij bij ontdekking in zijn vlucht mensen heeft bedreigd en iemand bijna heeft aangereden. Het is dan ook niet aan verdachtes handelen te danken dat geen van de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarbij komt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor andere en soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij zijn dochter niet alleen heeft meegenomen terwijl hij ging inbreken, maar - kennelijk - ook op de uitkijk heeft laten staan. Zij toeterde immers toen er mensen aankwamen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf. Waarbij de rechtbank opmerkt dat verdachte binnen de gevangenisstraf verder kan met de opleiding om te leren lezen en schrijven. Ook een training voor arbeidsvaardigheden behoort daarbij tot de mogelijkheden.
Nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het onder 3 primair en 5 tenlastegelegde, acht zij een lagere straf dan geëist door de officier van justitie passend en geboden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 63, 285, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 3 primair en 5 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door;
mr. J.J.H. van Laethem, voorzitter,
mr. C.M.E. Lagarde, rechter,
mr. W.L.J.M. Duijst, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2012.