ECLI:NL:RBARN:2012:BW4619

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700652-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige inwoner van Oosterbeek, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 7 april 2011 in Arnhem. De verdachte reed als bestuurder van een personenauto over de Vossenstraat, een eenrichtingsweg, en heeft daarbij een fietser, [slachtoffer], aangereden. De officier van justitie had een deels voorwaardelijke werkstraf van 120 dagen en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onoplettend en onvoorzichtig had gedragen, wat leidde tot het ongeval waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken heupkom.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een te hoge snelheid en zonder voldoende aandacht voor het verkeer heeft gereden, terwijl hij een andere auto inhaalde en daarbij over de fietsstrook reed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een werkstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, en heeft geoordeeld dat de verdachte zijn verkeersgedrag moet veranderen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de situatie benadrukten en de verdachte aanspoorden tot verbetering van zijn rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/700652-11
Datum zitting : 18 april 2012
Datum uitspraak : 2 mei 2012
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. A.G. de Jong, advocaat te Oosterbeek.
Officier van justitie : mr. C. Wijsman.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 april 2011, te Arnhem, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nieuwe
Oeverstraat en/of de Vossenstraat,
roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of
onachtzaam, heeft gereden hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd door een voor hem, verdachte, (langzaam) rijdend en/of stilstaand
ander motorrijtuig (personenauto), en/of
terwijl op die Nieuwe Oeverstraat en/of de Vossenstraat in de rijrichting van
verdachte een bord van het model C3 "eenrichtingsweg" van de bijlage 1 van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met het onderbord (OB04)
"uitgezonderd voor fietsers en bromfietsers" was geplaatst,
komend uit de richting van de Nieuwe Oeverstraat en gaande in de richting van
de Vossenstaat heeft gereden, en/of
(daarbij) met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, althans met
een, gezien de omstandigheden en/of de (verkeers)situatie ter plaatse, (veel)
te hoge snelheid voor en/of in een (scherpe) bocht naar rechts een voor hem
(langzaam) rijdend en/of stilstaand ander motorrijtuig (personenauto) is gaan
inhalen en/of heeft ingehaald, en/of
(daarbij) is gaan rijden en/of heeft gereden over een, bezien vanuit de
rijrichting van verdachte, aan de linkerzijde van die Vossenstraat gelegen
fietspad, en/of
(daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting
zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van genoemd
Reglement, en/of
(vervolgens) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen
gedeelte van die Vossenstraat en/of dat fietspad en/of het overige verkeer
heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(vervolgens) (frontaal) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen
met (de bestuurder van) een hem over die Vossenstraat en/of dat fietspad
tegemoetkomend ander rijtuig (fiets)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 07 april 2011 te Arnhem in elk geval in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Nieuwe Oeverstraat en/of de Vossenstraat,
terwijl het zicht ter plaatse werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd door een voor hem, verdachte, (langzaam) rijdend en/of stilstaand
ander motorrijtuig (personenauto), en/of
terwijl op die Nieuwe Oeverstraat en/of de Vossenstraat in de rijrichting van
verdachte een bord van het model C3 "eenrichtingsweg" van de bijlage 1 van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met het onderbord (OB04)
"uitgezonderd voor fietsers en bromfietsers" was geplaatst,
komend uit de richting van de Nieuwe Oeverstraat en gaande in de richting van
de Vossenstaat heeft gereden, en/of
(daarbij) met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, althans met
een, gezien de omstandigheden en/of de (verkeers)situatie ter plaatse, (veel)
te hoge snelheid voor en/of in een (scherpe) bocht naar rechts een voor hem
(langzaam) rijdend en/of stilstaand ander motorrijtuig (personenauto) is gaan
inhalen en/of heeft ingehaald, en/of
(daarbij) is gaan rijden en/of heeft gereden over een, bezien vanuit de
rijrichting van verdachte, aan de linkerzijde van die Vossenstraat gelegen
fietspad, en/of
(daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting
zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van genoemd
Reglement, en/of
(vervolgens) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen
gedeelte van die Vossenstraat en/of dat fietspad en/of het overige verkeer
heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(vervolgens) (frontaal) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen
met (de bestuurder van) een hem over die Vossenstraat en/of dat fietspad
tegemoetkomend ander rijtuig (fiets)
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 18 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Evenmin is mr. A.G. de Jong, advocaat te Oosterbeek ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie heeft gerequireerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De Vossenstraat in Arnhem is een eenrichtingsweg, aangeduid met een bord van het model C3, met het onderbord OB04: uitgezonderd fietsers en bromfietsers. De Vossenstraat bestaat uit één rijstrook voor auto’s met, gezien vanaf de Kortestraat, aan de linkerzijde een rijstrook voor fietsers.
Verdachte is op 7 april 2011 in Arnhem met zijn personenauto, komende vanaf de Kortestraat, de bocht van de Nieuwe Oeverstraat en de Vossenstraat ingereden. . Verdachte heeft in die bocht, een voor hem rijdende auto links ingehaald en is daarbij over de fietsstrook gaan rijden. Bij dit inhalen, reed verdachte met hoge snelheid en maakten de banden van zijn auto een piepend geluid Verdachte, bekend met de situatie ter plaatse, verwachtte bij dit inhalen geen tegenliggers. [slachtoffer] reed op dat moment op zijn fiets over de fietsstrook van de Vossenstraat in de richting van de Kortestraat. Verdachte zag plotseling een fietser, [slachtoffer], die hem tegemoet kwam rijden. Hij kon zijn auto niet tijdig tot stilstand brengen en is op die Vossenstraat frontaal in botsing gekomen met die fietser. [slachtoffer] heeft hierdoor een gebroken linker heupkom opgelopen. .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de vorenstaande vaststaande feiten kan worden geconcludeerd dat verdachte:
• in een bocht een auto is gaan inhalen;
• over een fietsstrook is gaan rijden, terwijl hij – gelet op het onderbord OB04- tegemoetkomende fietsers kon verwachten;
• Niet (voldoende) op tegemoetkomende fietsers heeft gelet;
• met een, gezien de situatie ter plaatse, te hoge snelheid heeft gereden; immers verdachte heeft zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen toen hij de fietser zag;
Gelet op deze feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld, waardoor een aan zijn schuld is te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk lestel heeft bekomen.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 07 april 2011, te Arnhem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vossenstraat, zeer, onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam, heeft gereden hierin bestaande dat verdachte,
terwijl op de Vossenstraat in de rijrichting van verdachte een bord van het model C3 "eenrichtingsweg" van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met het onderbord (OB04) "uitgezonderd voor fietsers en bromfietsers" was geplaatst,
komend uit de richting van de Nieuwe Oeverstraat en gaande in de richting van
de Vossenstaat heeft gereden, en
daarbij met een, gezien de omstandigheden en/of de (verkeers)situatie ter plaatse,
te hoge snelheid voor en in een bocht naar rechts een voor hem (langzaam) rijdend ander motorrijtuig (personenauto) is gaan inhalen, en
daarbij is gaan rijden en heeft gereden over een, bezien vanuit de rijrichting van verdachte, aan de linkerzijde van die Vossenstraat gelegen fietspad, en
daarbij niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van genoemd
Reglement, en
Vervolgens niet, op het voor hem gelegen gedeelte van dat fietspad heeft gelet en
Vervolgens (frontaal) is gebotst tegen, (de bestuurder van) een hem over die Vossenstraat en/of dat fietspad tegemoetkomend fiets
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, werd toegebracht;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk dienen te worden opgelegd. Bij beide voorwaardelijke straffen dient een proeftijd van twee jaren te worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd13 april 2012;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft op 7 april 2011 in Arnhem, in een bocht, met zijn auto, met een te hoge snelheid, een andere auto ingehaald. Hij is daarbij op een fietsstrook gaan rijden en heeft een tegemoetkomende fietser aangereden. Deze fietser heeft daardoor, onder meer een gebroken heupkom opgelopen.
Met zijn rijgedrag heeft verdachte zich zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam gedragen, tengevolge waarvan een ongeval is ontstaan. De gevolgen zijn ernstig te noemen, gezien het zwaar lichamelijke letsel dat aan het slachtoffer is toegebracht.
Verdachte heeft door aldus te handelen hoogst onverantwoord verkeersgedrag vertoond. De rechtbank rekent verdachte in sterke mate aan dat hij door zijn handelen het leven van een ander negatief heeft beïnvloed. De gevolgen voor het slachtoffer en diens familie zijn groot geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten grote fysieke maar ook psychische gevolgen hebben voor de slachtoffers. Daarbij komt dat verdachte een beginnend bestuurder was, waarvan extra voorzichtigheid mag worden verwacht.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in zijn strafeis. Gezien de ernst van het feit en de grote gevolgen voor het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het enkel opleggen van de gevorderde straf, zodat naast een onvoorwaardelijke werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal worden opgelegd. Met name de toevoeging van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft ten doel verdachte in te scherpen dat hij zijn verkeersgedrag en –houding dient te wijzigen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
• een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf twee (2) maanden niet zullen worden ten uitvoer gelegd, ten¬zij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
En tot
• het verrichten van een werkstraf gedurende honderd en twintig (120) uren.
Bepaalt dat, deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat, de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op zestig (60) dagen.
En tot:
• een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van twaalf (12) maanden.
Aldus gewezen door mr. H.G. Eskes, als voorzitter, mr L.C.P. Goossens en mr. M. van der Linde, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2012.