ECLI:NL:RBARN:2012:BW4462

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
804753 - HA VERZ 12-1064
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en vergoeding bij verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak verzoekt de werknemer, aangeduid als [verzoekende partij], de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met UMC St Radboud te ontbinden, met een verzoek om een vergoeding op basis van factor C=3. De werknemer is sinds 1 mei 1998 in dienst bij UMC St Radboud en heeft zich op 11 oktober 2011 ziek gemeld. De bedrijfsarts constateert spanningsklachten, maar geen arbeidsongeschiktheid. UMC St Radboud vraagt op 22 februari 2012 een ontslagvergunning aan. De werknemer stelt dat hij goed heeft gefunctioneerd tot begin 2011, maar dat de nieuwe koers van de organisatie hem niet zinde, wat leidde tot een verstoorde arbeidsrelatie. UMC St Radboud voert verweer en stelt dat de werknemer niet openstond voor feedback en dat de samenwerking daardoor niet meer mogelijk was.

De kantonrechter oordeelt dat de verstoorde verstandhouding tussen partijen zodanig is dat er geen basis meer is voor een goede samenwerking. De kantonrechter concludeert dat beide partijen enige verwijtbaarheid kan worden toegeschreven, maar dat de werknemer niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor de situatie. De kantonrechter kent de werknemer een vergoeding toe op basis van factor C=1, wat resulteert in een bedrag van € 52.711,68 bruto. UMC St Radboud kan de nog te betalen bovenwettelijke uitkering in mindering brengen op deze vergoeding. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 mei 2012, tenzij partijen het verzoek intrekken voor 27 april 2012.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 804753 \ HA VERZ 12-1064 \ 407
uitspraak van 20 april 2012
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. E.S. de Bock
tegen
de stichting Stichting Katholieke Universiteit
gevestigd te Nijmegen
verwerende partij
gemachtigde mr. T.H.T.T. Nguyen-van de Klift
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en UMC St Radboud genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de brieven van 15 en 21 maart 2012 van de zijde van [verzoekende partij] met producties ten behoeve van de mondelinge behandeling
- de brief van 21 maart 2012 van de zijde van UMC St Radboud met een productie ten behoeve van de mondelinge behandeling
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 22 maart 2012 mede inhoudende de pleitnotitie van de gemachtigde van [verzoekende partij]
- de brief van de zijde van UMC St Radboud van 29 maart 2012.
2. De feiten
2.1. [verzoekende partij] is geboren op [dag en maand] 1970 en nu dus 41 jaar. Hij is op 1 mei 1998 bij (de rechtsvoorgangster van) UMC St Radboud in dienst getreden en vervult thans de functie van Beleidsadviseur bij de Concernstaf, Sectie HR. [verzoekende partij] werkt 30 uur per week. Zijn salaris bedraagt € 4.309,16 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en 8,3% eindejaarsuitkering. Daarnaast ontvangt hij maandelijks een werkgeversbijdrage in de levensloopregeling van 1,05% en een persoonlijk budget van 1% voor persoonlijke ontwikkeling.
2.2. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Universitair Medische Centra van toepassing.
2.3. [verzoekende partij] heeft zich op 11 oktober 2011 ziek gemeld. Uit het rapport van de bedrijfsarts blijkt dat deze spanningsklachten heeft geconstateerd, maar dat hij die klachten niet kan duiden als arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte. Het vervolgens op verzoek van [verzoekende partij] op 28 november 2011 door het UWV uitgebrachte deskundigenoordeel vermeldt dat van ziekte of gebrek in enge zin geen sprake is. Wel is er sprake van spanningsklachten als gevolg van een verstoorde arbeidsrelatie.
2.4. [verzoekende partij] is op 30 november 2011 weer aan het werk gegaan. Op die dag is hij ook vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
2.5. UMC St Radboud heeft op 22 februari 2012 bij het UWV Werkbedrijf een ontslagvergunning aangevraagd.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. [verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met UMC St Radboud te ontbinden wegens gewichtige redenen.
3.2. [verzoekende partij] onderbouwt het verzoek, kort samengevat, als volgt. Tot en met 2010 heeft hij steeds goed gefunctioneerd en goede beoordelingen gehad. Dit blijkt onder andere uit de verslagen van de jaargesprekken. Ook toen hij in 2006 en 2007 ernstig ziek is geweest heeft hij zich loyaal getoond en zich volledig voor het werk ingezet.
Op 23 juni 2011 heeft de nieuwe HR Directeur, de heer [X], [verzoekende partij] zonder vooraankondiging medegedeeld dat hij zou moeten vertrekken. Enige reden daarvoor is hem niet genoemd. Vervolgens zijn hem steeds meer taken afgenomen, zodat hij zijn functie niet meer naar behoren kon verrichten. De bestaande kritiek is eerst met de Raad van Bestuur besproken. Pas daarna zijn hem daarover mededelingen gedaan. Hem is geen mogelijkheid tot verbetering geboden. De kritiek blijft bij vage stellingen en is niet onderbouwd. UMC St Radboud heeft een voorstel om via mediation te trachten tot een oplossing te komen van de hand gewezen. Tijdens de eerste mediationbijeenkomst bleek dat het UMC St Radboud van meet af aan uit was op een exitscenario. UMC St Radboud heeft geen andere, minder verstrekkende, maatregelen overwogen, zoals overplaatsing naar een andere afdeling of een andere functie. Zij heeft hem ook geen verbetertraject aangeboden. Op 15 november 2011 heeft UMC St Radboud hem feitelijk op non actief gesteld door hem opnieuw taken af te nemen en hem te verbieden contact te hebben met medewerkers. UMC St Radboud heeft hem vervolgens “laten bungelen”. De verstoorde verhouding is volledig te wijten aan UMC St Radboud. Zij heeft niet als een goed werkgever gehandeld. Daarom maakt [verzoekende partij] aanspraak op een vergoeding op basis van de factor C=3.
3.3. UMC St Radboud voert gemotiveerd verweer. Zij stelt dat [verzoekende partij] wel eerder is aangesproken op zijn functioneren, maar dat hij daarvoor niet open stond. Zij heeft moeten constateren dat [verzoekende partij] niet mee ging in de per 1 januari 2011 gewijzigde koers en, sterker, dat hij zich daartegen verzette. Zij heeft getracht hierover met hem in overleg te treden, maar zonder succes. Om voor beide partijen een lange en pijnlijke weg te vermijden heeft zij toen met [verzoekende partij] willen overleggen over de mogelijkheden, waaronder beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verzoekende partij] stond daar echter niet voor open. Dit alles heeft tot gevolg gehad dat de verhouding tussen partijen verstoord is geraakt. UMC St Radboud zag daardoor geen andere mogelijkheid dan een ontslagvergunning aan te vragen. Nu [verzoekende partij] zelf ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft verzocht, zal zij de aanvraag voor een ontslagvergunning intrekken. Zij verzoekt op haar beurt eveneens ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning aan [verzoekende partij] van een billijke vergoeding. Daarbij dient dan naar haar mening wel rekening te worden gehouden met de bovenwettelijke uitkering waarop [verzoekende partij] aanspraak kan maken.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter stelt vast dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670, 670a BW of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.2. In artikel 7:685 BW is bepaald dat ieder van partijen te allen tijde bevoegd is zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW opleveren alsmede veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve behoort te worden beëindigd.
4.3. Uit wat partijen in de stukken en ter zitting over en weer hebben aangevoerd blijkt dat hun onderlinge verstandhouding zodanig is verstoord dat er geen basis meer is voor een goede samenwerking. Partijen zijn het daarover ook eens. De kantonrechter zal daarom overgaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.4. De volgende vraag is dan of aan [verzoekende partij] een vergoeding moet worden toegekend en, zo ja, welke vergoeding billijk is.
4.5. Bij de beantwoording van die vraag is van belang dat onweersproken is dat [verzoekende partij] tot begin 2011 steeds naar tevredenheid van zijn leidinggevenden heeft gefunctioneerd en voldoende beoordelingen heeft gehad. Ook nu bevestigt UMC St Radboud dat [verzoekende partij] technisch gezien een goed arbeidsjurist is. Dat is echter niet voldoende. Begin 2011 heeft (de Raad van Bestuur van) UMC St Radboud besloten een nieuwe koers te varen ter verhoging van de kwaliteit van dienstverlening. De HR afdeling zou minder instrumenteel en meer waardegericht moeten gaan werken. Zij zou daarbij meer de verbinding en samenwerking met andere afdelingen moeten zoeken. Om deze nieuwe koers gestalte te geven is de heer [X] aangesteld als HR manager. Over de toedracht van wat daarop is gevolgd verschillen partijen van mening. De kantonrechter heeft uit de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen ter zitting het volgende beeld gekregen. UMC St Radboud heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met [verzoekende partij] heeft gesproken over de gevolgen van de koerswijziging voor het werk. Zij heeft tevens aan de hand van concrete situaties toegelicht op welke punten van het werk van [verzoekende partij] zij ontevreden was. Omdat [verzoekende partij] van mening bleef dat hij zijn werk goed deed, stond hij niet open voor die kritiek en was er geen ruimte voor een verandering, zoals die door de Raad van Bestuur werd beoogd. Het lijkt erop dat [verzoekende partij] de koerswijziging als bedreigend heeft ervaren en dat hij zich persoonlijk aangevallen heeft gevoeld. Klaarblijkelijk past de nieuwe koers minder goed bij zijn persoon en zijn manier van werken. [verzoekende partij] heeft zich (daarom) tegen de ingezette koers verzet. Dat heeft (mede) tot gevolg gehad dat hij alles wat gezegd en gedaan werd in een negatieve perspectief plaatste. Er was daardoor ook geen enkele ruimte om te praten over verbeterpunten of een verbetertraject. Niet het feit dat hij zijn werkzaamheden slecht deed, maar het feit dat hij weigerde naar zijn eigen functioneren te kijken en op die manier mee te werken aan het veranderingsproces valt [verzoekende partij] te verwijten. Door zijn (negatieve) benadering was ook een poging tot mediation gedoemd te mislukken.
4.6. Wat UMC St Radboud kan worden verweten is dat zij dit onvoldoende onder ogen heeft gezien en daarmee onvoldoende rekening heeft gehouden. Zij is, vanuit de constatering dat er sprake was van twee totaal verschillende opvattingen, met [verzoekende partij] in gesprek gegaan over wat zij als “beste” oplossing zag: beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Op zichzelf is dat niet onbegrijpelijk, maar zij had er, gegeven de houding en benaderingswijze van [verzoekende partij], rekening mee moeten houden dat dit voor hem extra bedreigend was. [verzoekende partij] was daardoor niet meer in staat dingen in perspectief te plaatsen. Alles wat gebeurde werd door hem als een bevestiging aangemerkt dat UMC St Radboud van hem af wilde. Naar het oordeel van de kantonrechter is er een groot misverstand ontstaan door de totaal verschillende invalshoeken en zienswijzen van de heer [X] en [verzoekende partij]. Dit kan niet aan één van hen in het bijzonder worden verweten. Wat UMC St Radboud wel kan worden verweten is dat zij, als werkgever, onvoldoende oog heeft gehad voor het proces dat zich bij [verzoekende partij] afspeelde. In zoverre had het op haar weg gelegen [verzoekende partij] op een andere, meer bij hem passende wijze, te benaderen.
4.7. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat aan [verzoekende partij] een vergoeding naar billijkheid zal worden toegekend op basis van een factor C=1. Daarbij wordt uitgegaan van een bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering van € 5.020,16 bruto. De levensloopbijdrage en de bijdrage voor persoonlijke ontwikkeling worden daarbij buiten beschouwing gelaten, omdat niet aannemelijk is dat dit vaste looncomponenten zijn die om bijzondere redenen dienen mee te tellen. Uitgaande van een factor A=10,5 komt de kantonrechter op een totaal van € 52.711,68.
4.8. UMC St Radboud heeft erop gewezen dat [verzoekende partij] gedurende 38 maanden aanspraak heeft op een bovenwettelijke uitkering waarbij ook nog een deel pensioen wordt opgebouwd. De kosten daarvan komen volledig voor haar rekening. UMC St Radboud stelt zich op het standpunt dat hiermee rekening moet worden gehouden bij de toekenning van een ontbindingsvergoeding. De kantonrechter acht dat billijk, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. Omdat op dit moment onzeker is of het totaal van de aan [verzoekende partij] te betalen bovenwettelijke uitkering de hoogte van de ontbindingsvergoeding zal overstijgen, zal UMC St Radboud deze vergoeding nu moeten betalen. Zij mag echter de nog te betalen bovenwettelijke uitkeringsbedragen door inhouding daarvan in mindering brengen op de dan reeds betaalde vergoeding en wel tot een maximum van € 52.711,68.
4.9. De kantonrechter is van plan de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2012 en daarbij aan [verzoekende partij] een vergoeding van € 52.711,68 toe te kennen. Partijen krijgen de gelegenheid het verzoek in te trekken.
4.10. Als partijen het verzoek niet intrekken, moeten zij ieder hun eigen kosten dragen. Als [verzoekende partij] het verzoek intrekt, moet hij de proceskosten dragen. Als UMC St Radboud het verzoek intrekt, moet zij de proceskosten dragen.
5. De beslissing
De kantonrechter
stelt partijen in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 27 april 2012 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, sector kanton, locatie Nijmegen, postbus 9030, 6800 EM Arnhem;
als partijen het verzoek niet intrekken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2012 en kent aan [verzoekende partij] ten laste van UMC St Radboud een vergoeding toe van € 52.711,68 bruto,
bepaalt dat op deze vergoeding te zijner tijd door UMC St Radboud in mindering mogen worden gebracht de bedragen die zij wegens de bovenwettelijke uitkering aan [verzoekende partij] verschuldigd zal zijn, door inhouding van die bedragen;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
als [verzoekende partij] het verzoek intrekt:
veroordeelt [verzoekende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van UMC St Radboud begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
als [verzoekende partij] het verzoek niet intrekt en UMC St Radboud wel:
veroordeelt UMC St Radboud in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verzoekende partij] begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. A.E.M. Overkamp en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2012.