Parketnummer : 05/700107-11
Data zittingen : 12 januari 2012 en 13 april 2012
Datum uitspraak : 27 april 2012
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 augustus 2010, te Ede, gemeente Ede, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Verlengde Arnhemseweg,ter hoogte van de/het kruising/kruispunt de Verlengde Arnhemseweg met de Groot Ginkselseweg, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
-terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
- terwijl het verkeer voor verdachte zich ophoopte en/of drukker werd en/of stilstond en/of langzamer ging rijden, en/of
-terwijl verdachte op die Verlengde Arnhemseweg, een of meerdere voor hem rijdende en/of stilstaande bestuurder van een motorrijtuig(en) (personenauto's), had waargenomen,
op die Verlengse Arnhemseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar en/of voor dat voertuig maximale toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, in elk geval in onvoldoende mate op het voor hem liggende weggedeelte en/of op een voor hem rijdend en/of stilstaand ander voertuig heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn snelheid, gezien de omstandigheden ter plaatse, niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast, en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd Reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg de Verlengde Arnhemseweg, kon overzien en waarover deze vrij was, tengevolge waarvan verdachte is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een van de door hem waargenomen personenauto (Ford Focus), bestuurd door [slachtoffer1], tengevolge waarvan die personenauto naar voren werd gedrukt de weghelft op bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of vervolgens in botsing kwam met een op die weghelft en hem tegemoet rijdende
personenauto, bestuurd door [slachtoffer2], en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en) ([slachtoffer1] en/of [slachtoffer3]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 augustus 2010 te Ede als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de Verlengse Arnhemseweg, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt de Verlengde Arnhemseweg met de Groot Ginkselseweg,
-terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
- terwijl het verkeer voor verdachte zich ophoopte en/of drukker werd en/of
stilstond en/of langzamer ging rijden, en/of
-terwijl verdachte op die Verlengde Arnhemseweg, een of meerdere voor hem rijdende en/of stilstaande bestuurder van een motorrijtuig(en) (personenauto's), had waargenomen,
op die Verlengse Arnhemseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90
kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar en/of voor dat voertuig maximale toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, in elk geval in onvoldoende mate op het voor hem liggende weggedeelte en/of op een voor hem rijdend en/of stilstaand ander voertuig heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn snelheid, gezien de omstandigheden ter plaatse, niet, althans
in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast, en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd Reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg de Verlengde Arnhemseweg, kon overzien en waarover deze vrij was, tengevolge waarvan verdachte is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een van de door hem waargenomen personenauto (Ford Focus), bestuurd door [slachtoffer1], tengevolge waarvan die personenauto naar voren werd gedrukt de weghelft op bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of vervolgens in botsing kwam met een op die weghelft en hem tegemoet rijdende personenauto, bestuurd door [slachtoffer2], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 13 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. A.A. Reah, heeft gerekwireerd. Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 augustus 20010 reed verdachte te Ede als bestuurder van een trekker met oplegger (tankwagen) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Verlengde Arnhemseweg. Het zicht ter plaatse was niet belemmerd of beperkt en werd niet gehinderd. Verdachte heeft gezien dat er twee auto’s voor hem reden. Toen verdachte ter hoogte van de kruising van de verlengde Arnhemseweg met de Groot Ginkelseweg reed, wilden de twee auto’s linksaf. Zij gingen langzamer rijden en kwamen tot stilstand. Op enig moment was verdachte afgeleid en keek hij in de richting van de links gelegen weg en een aldaar gelegen parkeerplaats. Vervolgens is verdachte in botsing gekomen met de personenauto (Ford Focus), bestuurd door [slachtoffer1]. Hierdoor werd deze personenauto naar voren geduwd en kwam deze op de linker weghelft terecht. Daar kwam de Ford Focus in aanrijding met een auto die kwam uit de tegengestelde richting en die werd bestuurd door [slachtoffer2]. De heer [slachtoffer1] heeft meerdere gebroken ribben beiderzijds en een geringe klaplong rechts opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een grove verkeersfout waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De officier van justitie heeft gesteld dat onvoldoende bewijs is dat [slachtoffer3] (de vrouw van de heer [slachtoffer1]) zodanig letsel is toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft gesteld dat hij 60 km/u reed en dat hij heeft geremd toen hij zag dat de voorste auto’s voor hem links af wilde slaan. Hij schatte in dat de auto voor hem rechtdoor wilde gaan. Toen hij zag dat dit niet het geval was, kon hij niet meer voldoende remmen en is het ongeval ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke feitelijke gedragingen die ten laste zijn gelegd, kunnen worden bewezen en of de bewezen geachte feitelijke gedragingen schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 opleveren. Daarbij komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte kort voor het ongeval met een snelheid van 90 km/u heeft gereden. Dit blijkt uit de snelheidsregistratie van de tachograaf van de door verdachte bestuurde vrachtauto. Verdachte heeft de twee voor hem rijdende auto’s gezien en zag dat de voorste links af wilde slaan. De stelling van verdachte dat hij hierop heeft geanticipeerd door het gas los te laten, dan wel te remmen, vindt geen bevestiging in de tachograafgegevens. Hieruit blijkt immers dat de snelheid van de trekker met oplegger in ongeveer 7 seconden terugloopt van 90 km/h tot 1 km/h. Nadat de voorste auto linksaf was geslagen, was verdachte afgeleid en keek hij naar de weg links van hem in plaats van naar het verkeer voor hem. Voor hem stond de Ford Focus stil op de weg om linksaf te slaan. Doordat verdachte dit te laat heeft opgemerkt, kon hij met de alsnog ingezette remming een botsing niet meer voorkomen.
Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op verkeerssituaties en dat deze zich vergewist van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer dat hij daarbij ontmoet. Voor verdachte gold ten tijde van het ongeval een extra zorgplicht. Hij bestuurde een vrachtauto die, naar verdachte zelf heeft verklaard, zwaar beladen was en niet zomaar stilstaat. Hij moest dan ook rekening houden met verkeersgedrag van ander verkeer ver voor hem. Dit heeft verdachte onvoldoende gedaan. In plaats van extra alert te zijn op afremmend en vervolgens stilstaand verkeer voor hem, ging hij uit van een ongegronde vooronderstelling ten aanzien van het gedrag van de bestuurder vóór hem, was hij afgeleid en keek hij van dit verkeer weg.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan het ongeval en wel, in tegenstelling tot de officier van justitie, in aanmerkelijke mate.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank niet van oordeel dat er bij [slachtoffer1] sprake was van zwaar lichamelijk letsel maar wel dat door het ongeval, gelet op bovengenoemd letsel, er bij [slachtoffer1] sprake was van een situatie waarin hij tijdelijk verhinderd is geweest in de uitoefening van de normale bezigheden. Gelijk aan de officier acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden voor het oordeel dat [slachtoffer3] zwaar lichamelijk letsel dan wel tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is toegebracht.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2010, te Ede, gemeente Ede, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger) over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Verlengde Arnhemseweg, ter hoogte van de/het kruising/kruispunt de Verlengde Arnhemseweg met de Groot Ginkelseweg, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
-terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
- terwijl het verkeer voor verdachte zich ophoopte en/of drukker werd en/of stilstond en/of langzamer ging rijden, en/of
-terwijl verdachte op die Verlengde Arnhemseweg, een of meerdere voor hem rijdende en/of stilstaande bestuurders van een motorrijtuig(en) (personenauto's) had waargenomen,
op die Verlengse Arnhemseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar en/of voor dat voertuig maximale toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, elk geval in onvoldoende mate op het voor hem liggende weggedeelte en/of op een voor hem rijdend en/of stilstaand ander voertuig heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn snelheid, gezien de omstandigheden ter plaatse, niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast, en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd Reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg, de Verlengde Arnhemseweg, kon overzien en waarover deze vrij was, tengevolge waarvan verdachte is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met de door hem waargenomen personenauto (Ford Focus), bestuurd door [slachtoffer1], tengevolge waarvan die personenauto naar voren werd gedrukt de weghelft op bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of vervolgens in botsing kwam met een op die weghelft en hem tegemoet rijdende
personenauto, bestuurd door [slachtoffer2],
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en) ([slachtoffer1] en/of [slachtoffer3]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis. Tevens dient verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te worden ontzegd voor de duur van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft aangegeven dat een ontzegging van de rijbevoegdheid tot gevolg zal hebben dat hij zijn werkzaamheden als chauffeur niet meer zou kunnen verrichten. .
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 9 november 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt doordat hij niet goed op het verkeer voor hem heeft gelet. Hij ging er ten onrechte vanuit dat de voor hem rijdende auto rechtdoor zou rijden. Toen hij echter weer naar die auto keek, zag hij dat hij een verkeerde inschatting had gemaakt. Hij kon toen zijn zwaar beladen vrachtauto niet meer op tijd tot stilstand brengen.
De rechtbank overweegt dat in zijn algemeenheid van professionele (vrachtwagen)chauffeurs, zoals verdachte, mag worden verwacht dat zij zich doorlopend bewust zijn van de gevaren die gepaard gaan met het rijden met vrachtauto’s. De veiligheid van het hen omringende verkeer dient daarbij boven alles te gaan. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich liet afleiden en daardoor niet op het verkeer voor hem lette en dat hij er zonder reden vanuit ging dat de auto voor hem wel rechtdoor zou rijden. Daardoor is forse materiële schade ontstaan en is [slachtoffer1] gewond geraakt.
Aangezien de rechtbank tot een iets andere bewezenverklaring komt, dan de officier van justitie voorstond, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan geëist. Bovendien zal de rechtbank rekening houden met de gevolgen voor verdachte van een onvoorwaardelijke rij-ontzegging. Om die reden zal worden volstaan met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 91van het Wetboek van Straf¬recht en op de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door mr. L.M. Moerings (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. R.M. Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 april 2012.