ECLI:NL:RBARN:2012:BW2986

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700049-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel misbruik van minderjarige meisjes

Op 19 april 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van seksueel misbruik van drie minderjarige meisjes. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk seksueel binnendringen van het lichaam van de meisjes, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd zijn penis in hun mond te brengen tijdens een snoep-proef-spelletje. De rechtbank heeft de zaak op 5 april 2012 behandeld, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.R.M. Noppen. De drie meisjes, die als benadeelde partijen waren opgetreden, hadden verklaard dat zij met de verdachte een spelletje hadden gespeeld waarbij zij geblinddoekt snoep in hun mond kregen. Eén van de meisjes, [slachtoffer1], beweerde dat zij had gezien dat de verdachte zijn piemel in haar mond stopte, maar deze verklaring werd niet bevestigd door de andere meisjes. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De verklaringen van de meisjes waren niet consistent en er was geen aanvullend bewijs dat de beschuldigingen bevestigde. De rechtbank concludeerde dat de specifieke verklaring van [slachtoffer1] niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vorderingen betrekking hadden.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/700049-12
Datum zitting : 05 april 2012
Datum uitspraak : 19 april 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
raadsman : mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 23 december 2011 te Arnhem, (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, penis brengen in haar mond, heeft gepleegd met [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
2. hij op of omstreeks 14 december 2011 te Arnhem, (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, penis brengen in haar mond, heeft gepleegd met [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
3. hij op of omstreeks 23 december 2011, in elk geval in de maand december 2011, te Arnhem, (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten zijn, verdachtes, penis brengen in haar mond, heeft gepleegd met [slachtoffer3] (zijnde verdachtes dochter), geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 05 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer1] en [slachtoffer2].
De officier van justitie heeft gerequireerd. Hij heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste is gelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] hebben verklaard dat zij een snoep-proef-spelletje bij [slachtoffer3] thuis hebben gespeeld. Hierbij werden de meisjes geblinddoekt, legde verdachte snoep in hun mond en moesten de meisjes raden welk soort snoep zij in hun mond hadden. Als zij het goed raadden mochten zij het snoepje opeten, als het antwoord fout was moesten zij het snoepje weer uit de mond nemen.
[slachtoffer1] heeft verklaard dat zij tijdens dit spelletje onder haar blinddoek heeft doorgekeken en dat zij heeft gezien dat verdachte zijn piemel in haar mond stopte. Dit zou minimaal 10 keer gebeurd zijn. Ook heeft zij verklaard gezien te hebben dat verdachte dat bij [slachtoffer3] deed.
Verdachte erkent het snoep-proef-spelletje met genoemde meisjes te hebben gespeeld. Dit vormt echter nog geen bevestiging van het eigenlijke verwijt dat verdachte wordt gemaakt en dat door verdachte wordt betwist. Het bewijs kan immers niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van [slachtoffer1].
Naast de verklaringen van [slachtoffer1] bevat het dossier uitlatingen van haar pleegmoeder [pleegmoeder slachto[pleegmoeder slachtoffer1]. Deze uitlatingen zijn een weergave van hetgeen [slachtoffer1] aan haar heeft verteld en zijn dus afkomstig uit één en dezelfde bron: [slachtoffer1]. Steun voor de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer1] kan hieraan dan ook niet worden ontleend. De omstandigheid dat [slachtoffer1] na het snoep-proef-spelletje plotseling naar huis wilde, levert onvoldoende steunbewijs op. Immers, [pleegmoeder slachtoffer1] heeft verklaard dat het normaal was dat [slachtoffer1] naar huis wilde omdat ze haar of haar hond miste.
[slachtoffer3] heeft verklaard over de snoep-proef-spelletjes. Zij heeft echter, ondanks zeer uitvoerige vraagstellingen tijdens het studioverhoor, niets verklaard dat zou kunnen bijdragen aan het bewijs dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan.
[slachtoffer2] heeft niet verklaard de penis van verdachte in haar mond te hebben gehad, dan wel dit te hebben gezien. Zij heeft verklaard dat zij tijdens het snoep-proef-spel huid heeft geproefd. [slachtoffer2] dacht dat het een duim was. Verdachte zei toen dat het om een schuimpje ging. Een schuimpje in de vorm van een wortel. Toen zij haar blinddoek af deed zag zij een schuimpje in de vorm van een wortel in de snoepbak liggen. Dit schuimpje was toen een beetje nat. De hieromtrent door verdachte gegeven verklaring, namelijk dat [slachtoffer2] zijn duim geproefd kan hebben bij het in de mond stoppen van een snoepje of het aflikken van de vingers daarna, is, in het licht van de verklaringen van [slachtoffer2], niet onaannemelijk.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de specifieke verklaring van [slachtoffer1] onvoldoende wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van al hetgeen hem onder parketnummer 05/70049-12 ten laste is gelegd.
4. De beoordeling van de civiele vorde¬ring(en), alsmede de gevor¬derde op¬legging van de schadevergoedings¬maat¬regel
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde. Gevorderd wordt een bedrag van € 900,-.
De benadeelde partij [slachtoffer2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde. Gevorderd wordt een bedrag van € 750,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van [slachtoffer1] onbevoegd is ingediend, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De vordering van [slachtoffer2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, omdat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit waarop de vorderingen betrekking hebben.
5. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. R.M. Maanicus (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2012.