ECLI:NL:RBARN:2012:BW0515

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
222199
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake Raamovereenkomst afvalstoffenmanagement tussen Vaassen Flexible Packaging B.V. en DAR Milieu B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen Vaassen Flexible Packaging B.V. (VFP) en DAR Milieu B.V. (DAR). VFP heeft DAR ingeschakeld voor het afvalstoffenmanagement op basis van een Raamovereenkomst, waarbij VFP vorderingen heeft ingesteld tegen DAR voor een bedrag van € 66.687,58, subsidiair € 69.746,17, vermeerderd met rente en kosten. DAR heeft in het incident verzocht om onbevoegdverklaring van de rechtbank, stellende dat de vordering van VFP voortvloeit uit een huurovereenkomst die onder de bevoegdheid van de kantonrechter valt, conform artikel 93 onder c Rv.

De rechtbank heeft de argumenten van DAR niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de Raamovereenkomst en de deelovereenkomsten niet als huurovereenkomsten kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de vordering van VFP niet voortkomt uit een huurrelatie, maar uit de niet-nakoming van de afspraken in de Raamovereenkomst door DAR. De rechtbank heeft vastgesteld dat DAR enkel het afvalmanagement verzorgde en dat de huurkosten die DAR aan VFP doorberekende, voortkwamen uit een rechtsbetrekking met derden, niet met VFP zelf.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de incidentele vordering van DAR afgewezen en bepaald dat zij bevoegd is om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. DAR is veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op € 452,00. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 222199 / HA ZA 11-1424
Vonnis in incident van 14 maart 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAASSEN FLEXIBLE PACKAGING B.V.,
gevestigd te Vaassen, gemeente Epe,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G. Bosch te Amersfoort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAR MILIEU B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen.
Partijen zullen hierna VFP en DAR genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1. VFP vordert in de hoofdzaak betaling van DAR van een bedrag van primair
€ 66.687,58, dan wel, indien en voor zover het beroep van VFP op verrekening rechtens niet mocht slagen, subsidiair € 69.746,17, vermeerderd met wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten inclusief nakosten.
2.2. VFP legt - kort samengevat - het volgende aan haar vordering ten grondslag. Partijen hebben op 22 januari 2007 een ‘Raamovereenkomst afvalstoffenmanagement’ gesloten. Op grond van deze Raamovereenkomst heeft VFP het afvalstoffenmanagement uitbesteed aan DAR. Per afvalstroom zijn afzonderlijke deelafspraken gemaakt, die onder meer betrekking hebben op de tarieven die voor de betreffende afvalstroom worden gehanteerd. In dit verband is tussen partijen ook overeengekomen dat de prijzen die DAR aan VFP zou betalen voor het afgevoerde oud ijzer en oud papier/karton (hulzen), zouden overeenkomen met de maandelijkse opgave van de Metaal Recycling Federatie (MRF), respectievelijk de maandelijks gepubliceerde Marktberichten Oud Papier (MOP). DAR heeft echter naar eigen inzicht lagere prijzen gerekend voor het oud ijzer en oud papier/karton (hulzen). Daarmee is DAR toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. DAR is tot op heden in gebreke gebleven het te weinig betaalde bedrag aan VFP te voldoen.
2.3. Als productie 9 heeft VFP de hiervoor bedoelde Raamovereenkomst in het geding gebracht. In deze Raamovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
Overwegende dat:
VFP zich wenst te concentreren op haar kernactiviteit als toeleverancier van verpakkingsmaterialen voor de tabaks- en voedingsmiddelenindustrie. Dar als één van haar kernactiviteiten afvalstoffenmanagement voor bedrijven uitvoert. Beide partijen hiertoe een strategische onderlinge samenwerking starten, waarbij VFP haar afvalstoffenmanagement out-sourced bij Dar.
De partijen stellen zich hierbij ten doel:
(…)
• Out-sourcing van het VFP afvalstoffenmanagement bij Dar op basis van volledige wederzijdse transparantie van de hiermee gemoeide kosten en afspraken met derden.
(…)
• Te komen tot een kosten minimalisering en opbrengst maximalisering in het kader van het afvalstoffenmanagement voor VFP.
Verklaren te zijn overeengekomen:
Artikel 1 Definities
Afvalstoffenmanagement: Het integraal besturen van alle activiteiten met betrekking tot de binnen de inrichting van VFP vrijgekomen afvalstoffen. Hieronder wordt naast afvalinzameling onder andere ook verstaan, terreinreiniging, ongediertebestrijding, gladheidbestrijding, vetputtenreiniging, onderhoud van de inloopkolken, ect.
Kortom het gaat om activiteiten met een repeterend karakter.
Artikel 3 Uitvoering
3.2 Dar stelt per opdracht voortkomend uit deze Raamovereenkomst een opdrachtformulering per
afvalstroom vast.
Artikel 4 Prijzen en prijsaanpassing
4.1 Op de directe kosten: personeel, verwerking, transport en huur die allen op basis van kostprijs
van Dar aan VFP worden doorberekend, berekent Dar een vast percentage overhead kosten. Dit
totale bedrag, de integrale kostprijs, wordt per afvalstroom periodiek door Dar aan VFP in
rekening gebracht.
Artikel 7 Transparantie en evaluatie
7.1 Dar overlegt voor alle afvalstromen het contract met de verwerker van deze afvalstroom aan
VFP. Tevens is VFP gerechtigd om op ieder gewenst moment een audit bij Dar uit te voeren.
3. De vordering in het incident
3.1. DAR vordert voor alle weren dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. DAR stelt dat de Raamovereenkomst in artikel 4.1 onder meer een afspraak bevat voor kosten aangaande huur, welke kosten VFP aan DAR is verschuldigd en voor welke kosten DAR gerechtigd is geweest VFP te factureren. De huurverplichting van VFP heeft betrekking op diverse roerende zaken, zoals containers ed., die DAR ten behoeve van de afvalverwerking aan VFP ter beschikking heeft gesteld. De daarmee gemoeide kosten zijn verdisconteerd in de kosten die DAR bij VFP in rekening heeft gebracht. Gelet hierop is er volgens DAR sprake van een onderwerp dat op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter moet worden behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Op grond van artikel 94 lid 2 en 3 Rv dienen in zo’n geval de andere vorderingen in een zaak alle door de kantonrechter te worden behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Daarvan is volgens DAR in dit geval sprake. De zaak dient op de voet van artikel 71 lid 2 Rv te worden verwezen naar de kantonrechter.
3.2. VFP voert gemotiveerd verweer. De rechtbank zal hierna voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen ingaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1. Ingevolge artikel 93 onder c Rv worden zaken betreffende een huurovereenkomst ongeacht het beloop of de waarde van de vordering behandeld door de kantonrechter. Ten einde te bepalen of de kantonrechter bevoegd is om van de vordering van VFP kennis te nemen, dient derhalve te worden onderzocht of de overeenkomst waaruit de vordering in de hoofdzaak van VFP voortvloeit, kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van huur en verhuur. Daarbij is nog van belang dat wanneer deze overeenkomst een gemengd karakter heeft, voor de toepassing van artikel 93 Rv bepalend is welk element duidelijk overheerst (HR 28 juni 1985, NJ 1986, 38).
4.2. Voorop wordt gesteld dat VFP het afvalstoffenmanagement heeft uitbesteed (“ge-outsourced”) aan DAR. Hiervoor bevat de Raamovereenkomst het juridisch kader. Uit artikel 3.2 van de Raamovereenkomst volgt dat vervolgens per afvalstroom een afzonderlijke deelovereenkomst wordt gesloten. De vordering in de hoofdzaak van VFP vloeit voort uit de niet-nakoming door DAR van twee van deze deelovereenkomsten, namelijk een overeenkomst die betrekking heeft op het afvoeren van oud ijzer en een overeenkomst die betrekking heeft op het afvoeren van oud papier/karton (hulzen). Volgens VFP heeft DAR een aantal jaren een te lage vergoeding aan VFP betaald voor dat oud ijzer en oud papier.
4.3. DAR stelt dat artikel 4 van de Raamovereenkomst betrekking heeft op de door DAR aan VFP in rekening te brengen prijzen die zien op onder meer diverse directe kosten. Eén van deze kosten betreft ‘kosten aangaande huur’. Volgens DAR is daarmee sprake van een onderwerp dat op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter moet worden behandeld.
4.4. De rechtbank volgt dit standpunt van DAR niet. Gesteld noch gebleken is dat de Raamovereenkomst en de hier aan de orde zijnde deelovereenkomsten als zodanig kunnen worden gekwalificeerd als overeenkomsten van huur en verhuur. DAR heeft bovendien geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat het element huur/verhuur het overheersende element is in bedoelde overeenkomsten. Voor zover er al sprake is van een element huur is dit van een beperkte omvang en in ieder geval niet overheersend. Huur is immers slechts één van de directe kosten (naast personeel, verwerking en transport) die DAR aan VFP doorberekend, waarover bovendien door DAR nog een vast percentage overheadkosten wordt berekend.
4.5. Daarnaast geldt het volgende. DAR stelt dat zij zich ten behoeve van VFP heeft beziggehouden met het inzamelen van afval en de daaraan gerelateerde activiteiten. De huurverplichting van VFP heeft volgens DAR betrekking op diverse roerende zaken die DAR ten behoeve van de afvalverwerking aan VFP ter beschikking heeft gesteld. Volgens VFP was de taak van DAR echter niet meer dan de coördinatie van de afvalverwerking, het afvalmanagement. Voor de feitelijke afvalverwerking schakelde zij derden in. Deze derden maakten voor de afvoer gebruik van hun eigen zaken, waaronder vrachtwagens en containers.
4.6. Anders dan de stelling van DAR vindt deze stelling van VFP steun in de overgelegde stukken. De rechtbank verwijst allereerst naar de Raamovereenkomst. Daaruit blijkt dat partijen zich onder meer ten doel hebben gesteld dat het afvalstoffenmanagement bij DAR plaatsvindt op basis van volledige wederzijdse transparantie van de hiermee gemoeide kosten en afspraken met derden. Voorts is in artikel 4.1 bepaald dat de directe kosten (personeel, verwerking, transport en huur) op basis van kostprijs door DAR worden doorberekend aan VFP. Over deze kosten berekent DAR een percentage overhead kosten. Het totaalbedrag (de ‘integrale kostprijs’) wordt vervolgens door DAR aan VFP in rekening gebracht. Daarnaast bepaalt artikel 7 van de Raamovereenkomst dat DAR voor alle afvalstromen aan VFP overlegt het contract met de verwerker van deze afvalstroom. Ten slotte wijst de rechtbank op productie 8 bij dagvaarding. Dit betreft een e-mailbericht met bijlage van 5 december 2006, waarin de heer H. [betrokkene] van DAR aan VFP een voorstel doet voor de afvalstromen die nog niet via DAR lopen. De bijlage bevat een overzicht van diverse afnemers die de verschillende afvalstromen voor hun rekening zouden kunnen nemen.
4.7. Op grond van het voorgaande moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat DAR inderdaad slechts het afvalmanagement voor VFP verzorgde en dat zij voor de daadwerkelijke verwerking daarvan derden inschakelde. Dit betekent ook dat de in artikel 4.1 van de Raamovereenkomst genoemde directe kosten voor (onder meer) huur voortkomen uit een rechtsbetrekking die bestaat/heeft bestaan tussen DAR en een derde partij (afvalverwerker) en niet uit de rechtsbetrekking die bestaat/heeft bestaan tussen DAR en VFP. DAR berekende de huurkosten weliswaar door aan VFP, maar een dergelijke afspraak kan niet worden gekwalificeerd als een tussen partijen gesloten huurovereenkomst. VFP huurde feitelijk geen roerende zaken van DAR. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, maakt het enkele feit dat er tussen DAR en derden/afvalverwerkers (wellicht) een of meer overeenkomsten van huur bestaan/hebben bestaan, nog niet dat de tegen DAR gerichte vordering in de hoofdzaak van VFP een onderwerp betreft dat overeenkomstig artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter dient te worden behandeld.
4.8. Een en ander leidt tot de slotsom dat de incidentele vordering van DAR moet worden afgewezen. De civiele rechter van de rechtbank Arnhem is bevoegd van de vordering in de hoofdzaak van VFP kennis te nemen.
4.9. DAR zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten worden aan de zijde van VFP begroot op € 452,00.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
5.1. Aangezien DAR nog niet heeft geconcludeerd van antwoord, zal de zaak naar de rol worden verwezen om DAR daartoe de gelegenheid te geven.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1. wijst het gevorderde af,
6.2. veroordeelt DAR in de kosten van het incident, aan de zijde van VFP tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
6.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 25 april 2012 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2012.
Coll.: MvG