zaaknummer / rolnummer: 214995 / HA ZA 11-640
[eiser in conventie],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. B.P.J. Tillemans te Heerlen,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. C.M. Koopman te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 december 2011
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 22 februari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen, destijds echtelieden, zijn in 1992 de onderneming [de maatschap] in de vorm van een maatschap gaan drijven (hierna: [de maatschap]). Zij hield zich bezig met het fokken en verzorgen van paarden.
2.2. Partijen zijn op 19 februari 2001 gescheiden. Ter gelegenheid van die scheiding is een echtscheidingsconvenant opgemaakt. Dit houdt onder meer, in art. 5, in dat van andere dan in de eerdere artikelen van het convenant vermelde gemeenschappelijke tegoeden c.q. schulden partijen niets bekend is, en, in art. 6, dat partijen terzake van de verdeling van een mogelijke gemeenschap na ondertekening van het convenant niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar over en weer volledige finale kwijting verlenen.
2.3. Op 20 februari 2001 zijn blijkens een akte van die datum de paarden die gemeenschappelijk eigendom van [eiser] en [gedaagde] waren en bij [de maatschap] in gebruik waren, voor zijn deel door [eiser] aan [gedaagde] overgedragen.
2.4. De samenwerking in de maatschap en de werkzaamheden van de maatschap waren al voor deze overdracht beëindigd.
2.5. [gedaagde] was directeur en groot-aandeelhouder van Patahl Graphics B.V. (hierna: Patahl). Ter gelegenheid van de echtscheiding heeft zij haar aandelen in Patahl overgedragen aan [eiser] voor ? 1,00.
2.6. Tussen Patahl en [de maatschap] bestond een rekening-courantverhouding. Volgens de jaarstukken 2000 had Patahl per ultimo 1999 een vordering van € 311.897,66 (fl. 687.332,00) in rekening-courant op [de maatschap].
2.7. Deze schuld is volgens de jaarstukken per ultimo 2002 afgenomen tot € 21.964,00.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 155.948,83 met rente en kosten. Hij stelt dat hij de onder 2.6 bedoelde schuld van [de maatschap] aan Patahl grotendeels uit eigen middelen voldaan heeft en dat [gedaagde] hem het gevorderde bedrag schuldig is als de helft van de voormalige schuld van [de maatschap] aan Patahl.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
in reconventie
3.3. [gedaagde] vordert onder de voorwaarde dat de rechtbank in conventie van oordeel is dat de gemeenschap van de ontbonden maatschap [de maatschap] dan wel de rekening-courantschuld van [de maatschap] aan Patahl niet verdeeld is – samengevat – vaststelling van de verdeling van de gemeenschap van de ontbonden maatschap [de maatschap] door toedeling van alle activa en passiva aan [eiser] en veroordeling van [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 155.948,33, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.4. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [gedaagde] voert allereerst het verweer dat de vordering verjaard is. [eiser] beroept zich onder meer op de aansprakelijkheid voor schulden van [de maatschap] en daarmee op de vereffening van de beperkte gemeenschap die het maatschapsvermogen vormde. De vordering is dus onder meer gegrond op de stelling dat deze gemeenschap nog bestaat. Reeds om die reden verwerpt de rechtbank dit verweer.
4.2. [eiser] stelt dat hij de schuld van [de maatschap] aan Patahl uit eigen middelen heeft afgelost. Dit blijkt niet uit de stukken. De onder 2.6 en 2.7 beschreven situatie betreft slechts de boekhoudkundige weergave van de positie van Patahl die een vordering in rekening-courant op [de maatschap] had. Dat [eiser] zelf in privé deze gedeeltelijk afgelost zou hebben blijkt daar in elk geval niet uit.
4.3. Overgelegd zijn voorts de stukken van een tussen partijen, bij deze rechtbank, onder rolnummer 09-1526 gevoerde procedure. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij in de uitlating van [eiser] ter comparitie van 19 januari 2010 in die zaak, inhoudend “(…) heb ik in verband met de overdracht van Patahl Graphics B.V. ten behoeve van mijn ex-vrouw een behoorlijke vordering van die vennootschap op onze maatschap weggepoetst waardoor een fiscale claim op haar kwam te vervallen” een aanwijzing ziet dat de onder 2.6 en 2.7 weergegeven situatie uitsluitend een boekhoudkundige constructie betreft. In de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie in de zaak met rolnummer 09-1526 geeft [eiser] aan dat de schuld van [de maatschap] aan Patahl moest worden weggewerkt en dat daarom de aandelen Patahl voor ? 1,00 aan hem zijn overgedragen. Ook hier is geen sprake van een betaling ter voldoening van een schuld van [de maatschap].
4.4. De conclusie van [eiser] op diezelfde comparitie, dat je uit de omstandigheden moet afleiden dat het om een lening ging, wordt evenmin door de jaarstukken gerechtvaardigd als zijn conclusie dat hij in privé een deel van de schuld van [de maatschap] heeft voldaan.
4.5. [eiser]s advocaat heeft ter comparitie bevestigd dat de stelling dat [eiser] de schuld van [de maatschap] aan Patahl uit eigen middelen heeft afgelost, alleen berust op bedoelde jaarstukken. Bewijs van de juistheid van de stelling is niet aangeboden.
4.6. Nu niet is komen vast te staan dat [eiser] de schuld van [de maatschap] aan Patahl grotendeels voldaan heeft, ontvalt de grondslag aan [eiser]s vordering. Die moet dus worden afgewezen.
4.7. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.414,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 4.256,00
de voorwaardelijke reconventie
4.8. Nu de rechtbank in conventie niet heeft geoordeeld dat de gemeenschap van de ontbonden maatschap [de maatschap] dan wel de rekening-courantschuld van [de maatschap] aan Patahl niet verdeeld is, ontbreekt de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld. De rechtbank komt dan ook niet aan behandeling van die vordering toe. Hierna zal uitsluitend een uitspraak in conventie volgen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.256,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2012.