zaaknummer / rolnummer: 218244 / HA ZA 11-1109
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARTONMOVER B.V,
gevestigd te Zevenaar,
eiseres,
advocaat mr. J. de Graaf te Nijmegen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MESIN PROJECTS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. A. Robustella te Ede.
Partijen zullen hierna Cartonmover en Mesin genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 oktober 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 24 januari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Cartonmover heeft een machine (hierna ook te noemen de cartonmover) uitgedacht die dozen kan lossen uit zeecontainers door middel van een ingenieus zuigsysteem (hierna te noemen de zuigkop). Voor de verdere uitwerking heeft zij contact gezocht met Mesin. Voordat Cartonmover Mesin inschakelde was de zuigkop reeds in een vergevorderd stadium door Cartonmover ontwikkeld.
2.2. Mesin heeft vervolgens de zuigkop enkele weken onder zich gehad om die zuigkop te kunnen testen.
2.3. Tussen partijen is overleg gevoerd over de tekst van een op schrift te stellen overeenkomst. In een door Mesin opgesteld concept van de schriftelijke overeenkomst van 13 september 2009 is een aantal uitgangspunten neergelegd, waaronder de volgende:
De werking van de zuigkop heeft zich bewezen volgens het door Cartonmover BV ontwikkelde prototype; die Mesin ter beschikking is gesteld. Mesin zal dit ontwerp overnemen, Mesin gaat ervan uit dat dit ontwerp voldoet aan de opgestelde specificaties en zal geen wijzigingen doorvoeren in het ontwerp.
2.4. Bij e-mailbericht van 30 september 2009, gericht aan de heer E. Sülter van Mesin, reageert de heer T. Groters, directeur Cartonmover, als volgt op het hiervoor genoemde uitgangspunt, zoals door Mesin is geformuleerd:
Nu staat er ineens een niet overeengekomen zin die niet voorkwam in je vorige bevestiging en ook niet besproken is.
Deze zin over prototype , en goedwerkende kop etc. wekt argwaan, en als Rabelink dit ziet gaan ze flippen. We hebben goede afspraken gemaakt met elkaar.
Met pijn in het hart hebben Jan en ik afscheid genomen van de kop, en hij is nu van jou om ermee te doen wat jij goed vindt. (…)
Mogelijk lees en interpreteer ik dat zinnetjes verkeerd, het gaat om de goede intenties waarmee we dit project succesvol ingaan.
2.5. Vervolgens hebben partijen op 16 oktober 2009 een op schrift gestelde overeenkomst (hierna te noemen de overeenkomst) gesloten met onder meer de volgende inhoud:
Mesin verzorgt ontwikkeling & engineering, inkoop, aanmaak, montage en levering van vijf (5) Cartonmovers. Het project is omwille van beheersbaarheid opgesplitst in 4 fasen. (…)
4. Planning en doorlooptijd 1e Cartonmover (detail planning volgt in komende weken)
Fase 1: Ontwikkeling & Engineering 5 weken
Fase 2: Realisatie, incl montage 7 weken
Fase 3: Test & debug + inbedrijfstelling 4 weken
Totaal 16 weken ± 1 week
Levertijd volgende 4 Cartonmovers in overleg te bepalen.
6. Prijs
. Ontwikkeling & realisatie eerste compleet en goed werkende Cartonmover Vaste prijs € 70.000,00
Genoemde prijs is exclusief BTW
Prijs volgende 4 machines; specificaties na levering 1e machine
. Realisatie 4x Cartonmover (€ 53.000,00 p/st) Vaste prijs € 212.000,00
Genoemde prijs is exclusief BTW
Genoemde vaste prijzen zijn gebaseerd op de als bijlage 1 aan deze opdrachtbevestiging gehechte technische specificatie. De eventuele door Cartonmover B.V. gewenste aanpassingen in deze technische specificatie van de te produceren Cartonmover(s) kunnen een prijsaanpassing tot gevolg hebben indien en voor zover deze prijsaanpassing vooraf met Cartonmover B.V. is besproken en door Cartonmover B.V. is goedgekeurd.
Partijen zijn voorts het volgende overeengekomen. Mesin verbindt zich jegens Cartonmover B.V. om voor de prijs van € 70.000 ex BTW de eerste Cartonmover en voor de prijs van € 53.000 per stuk de volgende vier Cartonmovers te leveren, alle machines goed werkend volgens de overeengekomen specificaties. Partijen beseffen dat bij de realisatie van de productie van de eerste machine er altijd onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen. Ten aanzien van een goede werking van de zuigkop wenst Mesin slechts gedeeltelijk risico op zich te nemen. Indien en voor zover bij de productie van de zuigkop onvoorziene omstandigheden voordoen die als gevolg hebben dat de werkelijke kosten van de productie ten opzichte van de geplande kosten hoger zijn, zal Cartonmover B.V. deze extra kosten voor haar rekening nemen tot maximaal een bedrag van € 13.000 ex BTW. Mesin is verplicht Cartonmover BV onmiddellijk op de hoogte te stellen als onvoorziene omstandigheden als hier bedoeld zich voordoen, bij gebreke waarvan Mesin haar recht op een extra vergoeding verspeelt.
7. Condities
Levertijd : Op 13 februari 2010 is de 1e Cartonmover gereed voorafname/levering af fabriek bij Mesin in Duiven. De in de vorige zin bepaalde datum van de voorafname/ levering af fabriek zal, behoudens bij overmacht en/of onvoorziene omstandigheden, maximaal met zes weken mogen worden overschreden, derhalve tot uiterlijk 26 maart 2011, bij gebreke waarvan Mesin aan Cartonmover een direct opeisbare boete is verschuldigd van 10% van de in punt 6 genoemde vaste prijs van de eerste machine als de voorafname/levering af fabriek uiterlijk twee weken later geschiedt, van 15% van de in punt 6 genoemde vaste prijs van de eerste machine als de voorafname/levering af fabriek uiterlijk 4 weken later geschiedt en van 25% van de in punt 6 genoemde vaste prijs van de eerste machine als de voorafname/levering af fabriek nog later geschiedt. (…)
Betalingstermijn : 30 dagen na factuurdatum. (…)
Leveringsvoorwaarden : Algemene metaalunie verkoop- en leveringsvoorwaarden, zoals in afschrift bijgevoegd zijn van toepassing behalve de volgende bepalingen uit deze algemene voorwaarden: artikel 3, artikel 4, artikel 5.1, 5.3 en 5.5, artikel 7 en de artikelen 10, 12.4, 13.2, 13.3 sub b en c, 13.5, 14.1 tot en met 14.6, 17.3, 17.6, 17.7, 17.8, 18 en 19. (…)
2.6. Cartonmover heeft een aanbetaling gedaan van € 16.600,00. `
2.7. Op 17 december 2009 heeft overleg plaats gevonden tussen partijen omdat volgens Mesin de door door Cartonmover ontwikkelde en aangeleverde zuigkop een ontoereikende werking had waardoor het noodzakelijk was om die zuigkop te herontwikkelen teneinde het totaalconcept van de cartonmover te laten beantwoorden aan de overeengekomen specificaties.
2.8. In een zogenaamd extern memo van 27 januari 2010 geeft Mesin aan wat de financiële consequenties zijn van het verder ontwikkelen van de zuigkop. De ontwikkeling en productie van de eerste cartonmover zou € 145.000,00 exclusief btw gaan kosten en de daarop volgende cartonmovers zouden € 75.000,00 exclusief btw gaan kosten. In dit extern memo heeft Mesin verder nog het volgende opgenomen:
De kosten voor de CartonMover zijn voornamelijk opgelopen doordat we uitgangspunt van de kop hebben moeten verlaten.
Nu is er wel een constructie waar we vertrouwen in hebben.
2.9. Naar aanleiding van de in het overleg op 17 december 2009 gedane vaststellingen en het extern memo van 27 januari 2010 vindt op 9 februari 2010 opnieuw overleg plaats tussen Cartonmover en Mesin. Vervolgens heeft Mesin bij schrijven van 24 februari 2010 een nieuw voorstel gedaan aan Cartonmover om tot aanpassing van de overeenkomst te komen maar dit voorstel is door Cartonmover niet aanvaard. Hierna zijn er nog verschillende voorstellen door Mesin gedaan maar ook die zijn niet door Cartonmover aanvaard.
2.10. Bij brief van haar raadsman van 6 mei 2010 heeft Cartonmover de overeenkomst met Mesin partieel ontbonden omdat Mesin toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de verplichtingen van de overeenkomst en deze nakoming blijvend onmogelijk is terwijl de tekortkoming ook voldoende ernstig was om de ontbinding te rechtvaardigen. Tevens werd Mesin gesommeerd om de contractueel verschuldigde boete te voldoen en om een aanbetaling van € 16.660,00 terug te betalen, een en ander vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
2.11. Naar aanleiding van de brief van 6 mei 2010 heeft Mesin wederom een voorstel gedaan aan Cartonmover maar Cartonmover heeft bij brief van 26 juli 2010 de ingeroepen partiële ontbinding van de overeenkomst evenals de in de brief van 6 mei 2010 geformuleerde vorderingen gehandhaafd.
3. Het geschil
3.1. Cartonmover vordert samengevat - veroordeling van Mesin tot betaling van € 56.917,11, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Cartonmover legt aan haar vordering ten grondslag de stelling dat Mesin toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door niet een cartonmover voor de overeengekomen prijs te produceren. Daarom heeft Cartonmover de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden. De tekortkoming was van dien aard dat die ontbinding ook gerechtvaardigd was.
Door de ontbinding is voor Mesin een verplichting ontstaan tot terugbetaling van een door Cartonmover betaald bedrag van € 16.600,00.
Op grond van de overeenkomst, voor zover het betreft het deel dat niet is ontbonden, stelt Cartonmover verder dat zij recht heeft op de sedert 24 april 2010 verschuldigde opeisbare boete van 25% van € 70.000,00, zijnde € 17.500,00.
Voorts vordert Cartonmover vergoeding van schade, waaronder directe schade voor een bedrag van € 15.580,00. Cartonmover stelt dat zij op grond van het bepaalde in de overeenkomst verplicht was een projectleider aan te stellen en dat zij aan die projectleider een bedrag van € 15.580,00 heeft moeten betalen.
De verschillende bedragen dienen ten slotte volgens Cartonmover nog te worden vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
3.3. Mesin voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Kern van het geschil betreft de vraag of de tekortkoming van Mesin daarin bestaande dat zij niet voor het overeengekomen bedrag binnen de daarvoor gestelde termijn een cartonmover heeft geproduceerd aan Mesin kan worden toegerekend.
4.2. Mesin heeft dit betwist. Zij stelt dat zij niet is staat is gebleken haar contractuele verplichting jegens Cartonmover gestand te doen als gevolg van een omstandigheid die niet in haar risicosfeer is gelegen respectievelijk kan worden gebracht. In dat verband heeft Mesin aangevoerd dat Cartonmover de zuigkop heeft ontwikkeld en aangeleverd. De overeengekomen specificaties voor het totaalconcept cartonmover -inclusief zuigkop- waren aan beide partijen bekend. Toen de zuigkop zich niet liet inpassen in het totaalconcept, was er sprake van een omstandigheid die aan de nakoming van de contractuele verplichtingen door Mesin in de weg stond zonder dat Mesin ter zake een verwijt trof. Mesin betwist dat zij voor eigen rekening en risico een nieuwe, wel binnen het totaalconcept passende, zuigkop moest ontwikkelen. De bepaling in artikel 6 van de overeenkomst die betrekking heeft op onvoorziene omstandigheden bij die productie moet volgens haar aldus worden verstaan dat slechts in geval zich bij de productie van de cartonmover ter zake de zuigkop onvoorziene omstandigheden voordoen, de betreffende bepaling in werking treedt. Als de door Cartonmover ontwikkelde en aangeleverde zuigkop daarentegen niet toepasbaar c.q. niet bruikbaar blijkt in het kader van het totaalconcept, kan van een onvoorziene omstandigheid in de zin van de contractuele bepaling niet worden gesproken.
Ter comparitie heeft Mesin haar standpunt nader toegelicht en gesteld dat artikel 6 van de overeenkomst aldus moet worden verstaan dat het haar verantwoordelijkheid was om voor maximaal € 13.000,00 (extra) een machine te ontwikkelen die op basis van de aangeleverde zuigkop de specificaties zou halen. Mesin wilde de kop inbouwen in een machine die voldeed aan de specificaties. Cartonmover zou voor aanpassingen aan de machine maximaal € 13.000,00 bijdragen. Voor aanpassingen (door Mesin genoemd specificaties) aan de rest van de machine, niet zijnde de kop, droeg Mesin het risico voor het bedrag dat daar boven uitsteeg, aldus Mesin. Mesin aanvaardde aldus het risico dat zij de machine zou moeten aanpassen om de specificaties te halen er van uitgaande dat de zuigkop deed wat hij moest doen en niet dat er een nieuwe zuigkop zou moeten worden ontwikkeld. Als de zuigkop had moeten worden doorontwikkeld had dat volgens Mesin wel in de overeenkomst gestaan.
4.3. Cartonmover heeft hier evenwel tegen in gebracht dat artikel 6 wel degelijk betrekking heeft op de extra kosten voor de ontwikkeling van de zuigkop. In de overeenkomst was het risico van de zuigkop verdisconteerd in de prijs, in die zin dat Cartonmover slechts voor € 13.000,00 dit risico zou dragen en dat Mesin het risico van extra kosten voor de ontwikkeling van de zuigkop vanaf de reeds ingecalculeerde extra post van
€ 13.000,00 zou dragen. Als Mesin bij het aangaan van de overeenkomst niet had willen instaan voor de werking van de zuigkop, had zij dat bij overeenkomst moeten bedingen, aldus Cartonmover.
4.4. Partijen verschillen aldus van mening over de uitleg van dat deel van artikel 6 van de overeenkomst dat betrekking heeft op onvoorziene omstandigheden bij de realisatie van de productie van de eerste machine. De vraag is of deze bepaling meebrengt dat de tekortkoming krachtens rechtshandeling voor rekening van Mesin komt.
4.5. In een geval als het onderhavige, waarin partijen van mening verschillen over de betekenis van een in een schriftelijke overeenkomst opgenomen beding, zal de rechter de betekenis van dat beding dienen vast te stellen aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid, en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij wordt rekening gehouden met alle bijzondere omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.6. Van belang is dat er eerdere concepten van de overeenkomst zijn geweest en dat in elk geval in één concept uitdrukkelijk was neergelegd dat de werking van de zuigkop zich had bewezen volgens het door Cartonmover ontwikkelde prototype en dat Mesin er vanuit ging dat het ontwerp voldeed aan de opgestelde specificaties en daar geen wijzigingen in zou aanbrengen (zoals ook weergegeven onder 2.3). Het voorstel om deze tekst in de overeenkomst op te nemen is door Cartonmover niet aanvaard (zoals blijkt uit 2.4). Zij heeft duidelijk aangegeven dat deze bepaling niet strookte met wat partijen waren overeengekomen. Vervolgens is deze bepaling komen te vervallen.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen hierna nog overleg hebben gehad over de wijze waarop moest worden omgegaan met de (ontwikkeling van de) zuigkop. Er kan dan ook vanuit worden gegaan dat de tekst zoals die uiteindelijk is opgenomen in artikel 6 een eigen initiatief van Mesin was. Tussen partijen is niet in geschil dat die tekst door Mesin is opgesteld. Dat brengt mee dat eventuele onduidelijkheden in die tekst eerder voor haar risico kunnen worden gebracht dan het geval zou zijn geweest indien partijen (uitgebreid) over die tekst hadden onderhandeld.
4.7. Verder is van belang dat als niet betwist vaststaat dat Mesin een professionele machinebouwer is en dat zij de zuigkop enige tijd onder zich heeft gehad om die te testen. Zij wist, zoals zij ook zelf ter comparitie heeft gezegd, dat het moeilijk is om een machine te bouwen op basis van een principe waarvan je niet alle ins en outs kent. Zij had zich dan ook kunnen en moeten realiseren dat bij de bouw van de machine dan wel bij latere calculaties zou kunnen blijken dat het principe niet zou werken op de wijze waarop partijen dat hadden bedacht. Het had om die reden dan ook op haar weg gelegen om daarover heldere afspraken te maken en meer in het bijzonder nadrukkelijk aansprakelijkheid uit te sluiten voor risico’s die zij niet kon of wilde dragen.
4.8. Van een nadrukkelijke exoneratie is geen sprake. In artikel 6 is alleen met zoveel woorden opgenomen dat Mesin slechts gedeeltelijk risico op zich zou nemen ten aanzien van een goede werking van de zuigkop. Daarbij is niet expliciet aangegeven voor welk deel wel en voor welk deel zij geen risico op zich zou nemen. Duidelijk is in elk geval wel dat zij niet aansprakelijkheid voor alle risico’s heeft uitgesloten. Niet geconcludeerd kan dan ook worden dat zij zonder meer mocht uitgaan van de goede werking van de zuigkop en dat alle risico’s met betrekking tot de werking van die zuigkop voor rekening van Cartonmover zouden komen.
Het gaat er dan vervolgens om om vast te stellen welke risico’s met betrekking tot de werking van de zuigkop Mesin wel voor haar rekening nam. Hieromtrent wordt als volgt overwogen.
Cartonmover mocht van Mesin, als professionele machinebouwer, verwachten dat zij, voorafgaande aan het opstellen van de tekst van artikel 6, verschillende scenario’s had doorgedacht. Tegen die achtergrond was het dan ook niet onredelijk te veronderstellen dat het bedrag van € 13.000,00 voor Mesin een voldoende tegemoetkoming vormde in eventueel nog te maken extra kosten en dat Mesin bereid was om hetgeen daar eventueel nog bovenuit zou stijgen zelf te bekostigen.
Cartonmover mocht er dan ook redelijkerwijs vanuit gaan dat zij zelf voor maximaal €13.000,00 zou moeten bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de zuigkop -indien en voor zover dit nodig zou blijken bij de productie om de machine te laten voldoen aan de opgegeven specificaties- en dat het meerdere voor rekening van Mesin zou komen.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de omstandigheid dat het niet mogelijk is gebleken om voor € 13.000,00 extra een machine conform de aan de overeenkomst aangehechte specificaties te ontwikkelen op basis van het door Cartonmover aangeleverde ontwerp van de zuigkop voor rekening en risico van Mesin komt en dat de tekortkoming in de nakoming dan ook aan Mesin kan worden toegerekend.
4.10. Cartonmover was dan ook gerechtigd de overeenkomst met Mesin partieel te ontbinden. Het gaat er thans nog om vast te stellen wat de gevolgen daarvan zijn. Als niet betwist staat vast dat Cartonmover een aanbetaling heeft gedaan van € 16.660,00. Op Mesin rust een verbintenis tot ongedaanmaking daarvan en dat betekent dat de vordering tot terugbetaling kan worden toegewezen.
Cartonmover heeft daarnaast vergoeding gevorderd van wettelijke handelsrente over het bedrag van € 16.660,00 vanaf 20 oktober 2009. Mesin heeft niet betwist vanaf die datum rente verschuldigd te zijn maar stelt wel dat het dan niet kan gaan om wettelijke handelsrente omdat er geen sprake is van een handelstransactie. In dat verband heeft zij gewezen op de parlementaire geschiedenis en op basis daarvan geconcludeerd dat het begrip handelstransactie verbonden is aan transacties waarvoor een factuur moet worden uitgereikt. Voor de onderhavige vordering behoefde volgens haar echter geen facturen te worden uitgereikt.
In deze conclusie kan Mesin evenwel niet worden gevolgd. Het enkele gegeven dat zij wellicht nog geen factuur had verzonden, betekent niet zonder meer dat er voor de vordering geen factuur behoefde te worden uitgereikt. De tekst van de overeenkomst, met name daar waar het gaat om de betalingstermijn, wijst er juist op dat de transactie wel onderhevig was aan facturering. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt dan ook niet in te zien dat de onderhavige transactie geen handelstransactie in de door de wetgever bedoelde zin is geweest.
Nu er niet meer of ander verweer is gevoerd tegen de gevorderde vergoeding van wettelijke handelsrente zal de vordering onverkort worden toegewezen.
4.11. Cartonmover vordert voorts vergoeding van de contractuele boete. Mesin heeft de verschuldigdheid hiervan niet betwist. Wel heeft zij naar voren gebracht dat de boete moet worden gematigd tot nihil.
Matiging is evenwel alleen aan de orde als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. Mesin heeft hieromtrent echter niet veel gesteld. Zij verwijst naar feiten en omstandigheden als genoemd in de conclusie van antwoord maar onduidelijk is welke zij dan met name bedoelt en meer in het bijzonder is onduidelijk waarom die tot de conclusie zouden moeten leiden dat matiging is vereist. Dat geldt ook voor de door haar wel genoemde omstandigheid dat de door Cartonmover ontwikkelde en aangeleverde zuigkop niet beantwoordt aan de overeengekomen specificaties voor het totaalconcept. Partijen hebben daaromtrent nu immers een voorziening getroffen. Dat Cartonmover daarop terugvalt is geen omstandigheid die maakt dat zij geen recht meer zou hebben op de (eveneens overeengekomen) boete.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de gevorderde boete kan worden toegewezen. Het boetebedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 10 augustus 2010 nu daartegen niet meer of anders verweer is gevoerd dan hiervoor onder 4.10 al aan de orde is geweest.
4.12. Cartonmover heeft verder nog gevorderd vergoeding van schade bestaande uit de kosten van inzet van een projectleider. Zij heeft evenwel nagelaten te stellen op grond waarvan zij recht heeft op schadevergoeding naast hetgeen ingevolge het boetebeding is verschuldigd.
Daar komt bij dat Mesin naar voren heeft gebracht dat op de overeenkomst de artikelen 13.1, 13.3 onder a en 13.4 van de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn en dat de vordering van Cartonmover, gelet op de omschrijving daarvan, moet worden begrepen als te zijn gericht op vergoeding van bedrijfsschade, welke contractueel niet voor vergoeding in aanmerking komt. Mesin heeft dit niet alleen bij conclusie van antwoord naar voren gebracht, waar Cartonmover verder niet meer op heeft kunnen reageren, maar zij heeft ook in het aan de procedure voorafgaande traject gewezen op de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden en de gevolgen daarvan voor de vordering tot vergoeding van schade. Cartonmover heeft dat ook in haar dagvaarding al opgenomen. Desalniettemin heeft zij daarin nagelaten om uit te leggen dat en waarom deze schade wel voor vergoeding in aanmerking komt.
De conclusie moet dan ook zijn dat Cartonmover onvoldoende heeft onderbouwd dat zij recht heeft op vergoeding van schade bestaande uit kosten van de inzet van een projectleider. Dit deel van haar vordering zal daarom worden afgewezen.
4.13. Ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen nu uit de omschrijving van de werkzaamheden waarvan vergoeding wordt gevorderd kan worden afgeleid dat deze geacht worden te zijn begrepen in de proceskostenveroordeling.
4.14. Mesin zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Cartonmover worden begroot op:
- dagvaarding € 78,81
- griffierecht 1.744,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.610,81
4.15. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Mesin om aan Cartonmover te betalen een bedrag van € 16.660,00 (zestienduizendzeshonderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 20 oktober 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Mesin om aan Cartonmover te betalen een bedrag van € 17.500,00 (zeventienduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 10 augustus 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt Mesin in de proceskosten, aan de zijde van Cartonmover tot op heden begroot op € 3.610,81, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4. veroordeelt Mesin in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Mesin niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2012.