ECLI:NL:RBARN:2012:BV9667

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900863-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ondernemer voor oplichting en valsheid in geschrifte na stroomstoring in de Bommelerwaard

Op 22 maart 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ondernemer, die als feitelijk leidinggevende van twee bedrijven werd beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrifte. De zaak kwam voort uit een stroomstoring in de Bommelerwaard op 12 december 2007, veroorzaakt door een ongeval met een Apache-helicopter van het Ministerie van Defensie. De ondernemer had een schadeclaim ingediend van ruim 2,1 miljoen euro, waarbij hij valse facturen en contracten gebruikte om te doen voorkomen dat hij schade had geleden door de stroomstoring. De rechtbank oordeelde dat de ondernemer 14 facturen had opgemaakt die valselijk waren, met het doel om de Staat der Nederlanden te misleiden en een geldbedrag van bijna 1 miljoen euro te verkrijgen. De rechtbank sprak de echtgenote van de ondernemer vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij betrokken was bij de oplichting. De rechtbank legde de ondernemer een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van de fraude en het misbruik van de situatie, waarbij de belastingbetaler uiteindelijk de rekening zou betalen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 51, 57, 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900863-09
Datum zitting : 9 december 2010 en 8 maart 2012
Datum uitspraak : 22 maart 2012
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsvrouw : mr. E.J.M. de Wild, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
[BV1] en/of [BV2] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van mei 2008 tot en met 25 september 2009, te Brakel en/of Nieuwaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of
meermalen een factu(u)r(en) (in totaal 14) van [BV1] gericht aan B.[naam] ([adres]) , - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op voornoemde facturen te vermelden dat er telkens (een) levering(en) van ongeveer 20.000 stuks Phalaenopsis zou(den) hebben plaatsgevonden met een totale waarde van ongeveer 549.080 Euro, althans enig geldbedrag, hij,verdachte, heeft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat feit opdracht gegeven, althans feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedraging;
2.
[BV3] en/of [BV1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2007 tot en met 25 september 2009 te Nieuwaal en/of Brakel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Ministerie van Defensie, althans de Staat der Nederlanden, heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 993.577 euro, in elk geval enig geldbedrag,
hierin bestaande dat eerdergenoemde rechtsperso(o)n(en) tezamen met diens/hun mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat
- er ten tijde van de stroomstoring ongeveer 800.000 planten op het bedrijf aanwezig waren en/of
- een groot aantal planten (ernstige) schade heeft opgelopen ten gevolge van de stroomstoring op 12 december 2007 en/of
- een (groot) aantal planten niet meer verkocht kon worden en/of
- een (groot) aantal planten tegen een zeer lage prijs zijn verkocht en/of
- er een contract/overeenkomst was met Ikea met betrekking tot het leveren van
- een (groot) aantal planten en dat dientengevolge schade is ontstaan,
waardoor het Ministerie van Defensie en/of de Staat der Nederlanden werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, hij,verdachte, heeft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat feit opdracht gegeven, althans feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedraging;
3.
[BV3] en/of [BV1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2007 tot en met 25 september 2009 te Nieuwaal en/of Brakel, althans in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Ministerie van Defensie en/of de Staat der Nederlanden te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal ongeveer 1.200.000 euro), in elk geval van enig geldbedrag, hierin bestaande dat eerdergenoemde rechtsperso(o)n(en) tezamen met diens/hun mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat
- er ten tijde van de stroomstoring ongeveer 800.000 planten op het bedrijf aanwezig waren en/of
- een groot aantal planten (ernstige) schade heeft opgelopen ten gevolge van de stroomstoring op 12 december 2007 en/of
- een (groot) aantal planten niet meer verkocht kon worden en/of
- een (groot) aantal planten tegen een zeer lage prijs zijn verkocht en/of
- er een contract/overeenkomst was met Ikea met betrekking tot het leveren van
- een (groot) aantal planten en dat dientengevolge schade is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, hij,verdachte, heeft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat feit opdracht gegeven, althans feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedraging;
4.
hij op of omstreeks 01 oktober 2009, te Zaltbommel en/of Brakel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een nader of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 60.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 8 maart 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. E.J.M. de Wild, advocaat te 's-Hertogenbosch.
De officier van justitie, mr. H. Timmer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder 4 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij de doorzoeking van bankkluizen op naam van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] in de ABN/ARMO bank te Zaltbommel is een geldbedrag van 60.000 euro aangetroffen. Dit bedrag is op 31 december 2009 ingeboekt als kassaldo bij [BV1] en is daardoor verantwoord in de financiële boekhouding van verdachte. Uit het dossier blijkt niet van feiten of omstandigheden op grond waarvan komt vast te staan dat het geld een criminele herkomst heeft.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
De feiten
Op 12 december 2007 is een Apache-helicopter van het Ministerie van Defensie in de Bommelerwaard tegen een hoogspanningskabel gevlogen. Als gevolg daarvan is gedurende enige tijd een stroomstoring ontstaan.
Op 18 december 2007 heeft [BV3] een schaderegistratie- en aangifteformulier ingediend. Dit formulier is aangevuld bij brief d.d. 3 september 2008, gericht aan De Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie). De hoogte van de claim is een bedrag van
€ 2.199.733,00 en de claim is onderbouwd met rapporten van [naam] Expertisebureau (hierna te noemen [naam]) d.d. 21 december 2007 en 8 januari 2008 en van [naam] International Consultants (hierna te noemen [naam]) d.d. 5 januari 2009. In dit laatste rapport is opgenomen: “Op basis van de facturen in de bijlagen van deze en de vorige rapportage is bepaald dat er 280.000 meertakkers via B[naam] zijn verkocht. Er zijn dus minder planten naar B[naam] gegaan dan ten tijde van de stroomstoring was verwacht. (…..) De meertakkers die naar B[naam] zijn gegaan, zijn verkocht voor € 1,85 ten opzichte van € 4,90 wat in het contract met Ikea was opgenomen. Voor deze partij planten is er € 4,90 - € 1,85 = € 3,05 minder opbrengst per plant gerealiseerd. In totaal komt dit uit op 280.000 x € 3,05 = € 854.000,--. Dit is de schade aan het aantal planten dat naar B[naam] is gegaan en heeft alleen betrekking op omzetderving door lagere prijs van het aantal planten dat naar B[naam] is gegaan.
[BV1] wordt bestuurd door [BV3]. De handelsnamen van [BV1] zijn [BV1] en [bedrijfsnaam].
De besloten vennootschap [BV3] heeft als bestuurders [verdachte] (verdachte, hierna te noemen [verdachte]) en [medeverd[getuige1]. [verdachte] is feitelijk leidinggevende van [BV3].
Op een zaterdag in 2008 is [verdachte] bij A.N.J. [naam] (hierna te noemen [naam]) geweest. [verdachte] en [naam] hebben toen 2 schriftelijke overeenkomsten gesloten betreffende de verkoop door [bedrijfsnaam] aan [naam] van 800.000 stuks (22.500 stuks per week) Phalaenopsis tegen een prijs van € 1,85 per plant. Dit contract is gedateerd 02 februari 2008 en ondertekend door [verdachte] en [naam], alsmede een contract eveneens gedateerd 2 februari 2008, ondertekend door [naam] inhoudende dat het verkoopcontract van 2 februari 2008 kan worden ontbonden indien een van de partijen het niet door wil laten gaan.
[BV1] heeft in de periode 5 mei 2008 tot en met 13 oktober 2008 in totaal 14 facturen verzonden aan [naam], [adres]. De facturen gaan over de levering van telkens 20.000 stuks Phalaenopsis met een totale waarde van € 549.080,--.
In de periode 26 april 2008 tot en met 30 september 2008 heeft [naam] 23 facturen gestuurd naar [bedrijfsnaam] waarbij [naam] aan [bedrijfsnaam] in rekening brengt de inkoop van planten. De aan [bedrijfsnaam] doorberekende prijs per plant varieert van € 2,12 (laagste bedrag) tot € 17,20 (hoogste bedrag).
Op 5 augustus 2009 wordt door J.J. [naam] namens het Ministerie van Defensie aangifte gedaan van oplichting en valsheid in geschrift.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen is. [naam] is betrouwbaar in zijn verklaring nu hij zichzelf daarmee belast en zijn verklaring wordt ondersteund door verklaringen van getuigen.
De [getuige1] verrichtte vooral administratieve werkzaamheden binnen het bedrijf. Zij hield zich bezig met de facturering en de betalingen alsmede de controle van hoeveelheden geleverde planten. Uit het proces-verbaal van bevinden betreffende de rol van De [getuige1] blijkt dat zij, net als verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan dit feit. Daarmee is medeplegen van feitelijk leidinggeven bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Deze stelling is voornamelijk gebaseerd op het feit dat de verklaring van [naam] onbetrouwbaar is. Daarnaast ontkent verdachte dat de planten zoals aan [naam] gefactureerd niet aan [naam] zouden zijn geleverd.
De beoordeling door de rechtbank
Dat [verdachte] 14 facturen heeft laten opmaken die mede de basis hebben gevormd voor de door hem ingediende schadeclaim bij Defensie staat vast. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze facturen opzettelijk valselijk zijn opgemaakt en of er daadwerkelijk aan [naam] geleverd is conform deze facturen.
[naam] verklaart dat [verdachte] bij hem is geweest omdat hij, [verdachte], een schadeclaim wilde indienen vanwege de stroomstoornis waarvoor hij contracten en facturen nodig had. [naam] zou daarbij planten voor een lagere prijs kopen. [verdachte] wilde een contract aan de overheid kunnen tonen dat hij schade had geleden. Met [verdachte] heeft [naam] een tweetal contracten gesloten. In werkelijkheid heeft [naam] geen planten van [verdachte] afgenomen. Afgesproken was dat [naam] de facturen zou betalen maar vervolgens zou verrekenen met rekeningen van [naam] aan [verdachte] waarbij de bedragen zouden worden verhoogd met de bedragen die [naam] aan [verdachte] had betaald om zo een en ander te verrekenen. [naam] kreeg daarvoor opdracht van [verdachte], een briefje waarop stond wat [naam] op de rekening van hem aan [verdachte] moest zetten. De stuksprijs was een stuk hoger dan de werkelijke handelsprijs en in die prijs was een bedrag verrekend dat [naam] aan [verdachte] had betaald voor de nepleveringen. Zo kreeg [naam] het geld dat hij aan [verdachte] had betaald weer terug. En zo kreeg [verdachte] de beschikking over rekeningen waarmee hij kon aantonen welke schade hij had geleden als gevolg van de stroomstoring.
[naam] heeft op papier 280.000 planten binnengekregen maar nooit fysiek ontvangen.
De echtgenote van [naam], J.S. [naam], bevestigt dat [verdachte] op een zaterdag in 2008 bij hen is geweest en vertelde dat hij schade had door de stroomstoring welke schade hij wilde verhalen. [verdachte] vroeg [naam] of hij daarvoor de nodige papieren wilde ondertekenen omdat hij die papieren nodig had voor een schadeclaim bij de verzekering. Na dat contact was er vaker contact tussen haar man en [verdachte] over de handel. De bankrekening van haar man werd geblokkeerd omdat er nog al grote bedragen tussen [verdachte] en haar man werden overgeboekt en het te lang duurde voordat [verdachte] betaalde. Dat was de directe reden van haar man om te stoppen met de handel met [verdachte]. Toen zij daar met haar man over sprak vertelde hij ook dat er tussen hem en [verdachte] over en weer valse facturen werden gestuurd. Die rekeningen werden dan aan elkaar betaald en zou [verdachte] gebruiken voor de schadevergoeding die hij wilde ontvangen van de Staat der Nederlanden in verband met de stoomstoring. Haar man vertelde haar toen ook dat er valse rekeningen werden gemaakt voor de levering van plantjes die feitelijk niet geleverd waren.
De boekhouder van [naam], J.C. [naam], bevestigt de bevindingen zoals hiervoor omschreven. [naam] heeft [naam] wel eens gevraagd waar hij de planten die hij van [verdachte] kocht, verkocht omdat hij daar nooit iets van terugzag in zijn administratie, ook niet in zijn verkoopfacturen. Ook de aantallen op die facturen vielen [naam] op. Deze waren namelijk erg hoog. [naam] leverde telkens aangepaste facturen in. Voorts was de prijs van de planten die [naam] aan [verdachte] leverde erg hoog. [naam] kon namelijk zien wat [naam] voor de planten betaalde op de veiling en die planten gingen vervolgens voor een veel hoger bedrag naar [verdachte]. [naam] weet niets van een levering van 280.000 planten van [verdachte] aan [naam]. De door [naam] bij [verdachte] gekochte planten heeft [naam] nooit terug zien komen in de verkoopfacturen of administratie.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [naam] betrouwbaar en bruikbaar is voor het bewijs. De verklaring van [naam], waarmee hij overigens ook zichzelf belast, vindt bevestiging in de hiervoor genoemde contracten, facturen en verklaring van J.S. [naam] en J.C. [naam].
Op grond van de verklaring van [naam], de facturen van [verdachte] aan [naam] en van [naam] aan [verdachte], de verklaring van de echtgenote van [naam] en zijn boekhouder [naam], is in voldoende mate komen vast te staan dat verdachte valse facturen heeft opgemaakt om te doen voorkomen dat er 280.000 planten zouden zijn geleverd terwijl deze in werkelijkheid niet geleverd zijn.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met De [getuige1] feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging. Uit het dossier blijkt dat De [getuige1] zich heeft beziggehouden met de administratie en ook op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de 14 facturen waarvan hier sprake is, maar uit niets blijkt dat zij enige wetenschap c.q. opzet had tot het plegen van valsheid in geschrift.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat:
[BV1] en J.J. [BV2] op tijdstippen in de periode van mei 2008 tot en met 25 september 2009, te Brakel en/of Nieuwaal, tezamen en in vereniging met een ander facturen (in totaal 14) van [BV1] gericht aan B. [naam] ([adres]) , - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, telkens valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken door telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op voornoemde facturen te vermelden dat er telkens een levering van ongeveer 20.000 stuks Phalaenopsis zou hebben plaatsgevonden met een totale waarde van ongeveer 549.080 Euro, hij,verdachte, heeft feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedraging;
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 voorts:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de vaststaande feiten zoals hiervoor onder 1 aangehaald, wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Naar aanleiding van de ingediende claim van [BV3] is door het Ministerie van Defensie in totaal aan voorschot op de geclaimde totale schade van € 2.199.773,-- een bedrag van € 993.577,74 als voorschot betaald aan J.J. [verdachte] beheer BV. Het resterende schadebedrag bedraagt ongeveer 1,2 miljoen euro.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten, de voltooide oplichting en poging tot oplichting, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat feit 2, de voltooide oplichting, noch feit 3, de poging tot oplichting, wettig en overtuigend bewezen is en vraagt voor beide feiten vrijspraak.
De beoordeling door de rechtbank
Hoeveel planten waren er op 12 december 2007 in het bedrijf [BV1] aanwezig?
In de rapportage van [naam] staat dat er ten tijde van de stroomstoring 768.756 planten aanwezig waren, te weten 473.736 verspeende planten en 295.020 in-vitro planten die tot week 30 zijn ingekocht en die tot week 50 bij [bedrijfsnaam] zijn.
Door plantenkwekeri[naam] BV worden voor [BV1] planten opgekweekt. In de weken 15 t/m 30 worden voor [BV1] in totaal 295.020 invitro-planten bij L[naam] BV opgekweekt. Van de in 2007 opgekweekte invitro-planten zijn in 2007, in twee leveringen, te weten op 5 december 2007 en 10 december 2007, 33.600 invitro-planten daadwerkelijk aan [BV1] geleverd.
Getuige P.H.C. [getuige2] verklaart dat P[naam] BV, ongeveer een jaar heeft gekweekt voor [verdachte]. Dat was in 2007/2008. [verdachte] heeft afspraken met [naam]. [naam] kweekt orchideeënplanten vanuit het laboratorium. Vanuit [naam] worden de planten naar ons bedrijf en mogelijk andere bedrijven gebracht waar deze gedurende 20 tot 26 weken verder worden opgekweekt, voordat ze als verspeende planten naar [verdachte] gaan. In het begin van de leveringsperiode zijn de planten niet naar [verdachte] gegaan, maar naar J[naam], een andere kweker, die kweekte ook planten voor [verdachte]. Het gros van wat [getuige2] leverde was aan [verdachte] en een deel is afgehaald door [naam] in verband met plaatsgebrek bij [verdachte]. De eerste maanden dat [getuige2] aan [verdachte] leverde is de levering naar [naam] gegaan omdat de kas van [verdachte] nog niet klaar was.
Getuige R.A. [getuige3], werkzaam bij [naam], verklaart dat het een half jaar duurt voordat een invitro plant verkocht kan worden als verspeend. (naam) heeft zaken gedaan met [verdachte]. In eerste instantie bestelde [verdachte] alleen invitro. [verdachte] deed de opkweek via [naam] en [getuige2]. De partij aan wie [naam] leverde krijgt de rekening en betaalt. Bij [naam] was het zo dat de rekening naar [verdachte] [verdachte] ging. Het afleveradres was [naam]. Bij [getuige2] ging de factuur wel naar [getuige2]. Voor wat betreft de interne e-mail op pagina 1157 verklaart [getuige3] dat [naam] alleen de facturering deed aan [verdachte], de planten werden gewoon afgeleverd bij [naam]. [naam] heeft nooit rechtstreeks invitro planten aan [verdachte] afgeleverd.
Een interne e-mail van R.A. [getuige3] betreffende de relatie [BV1] d.d. 25 juli 2007, houdt in: “Vanaf wk 31 leveren wij VIT aan [BV1] i.p.v. Plantenkwekerij L[naam] B.V. De facturen voor deze planten kan ook gewoon naar [BV1]. Reden hiervoor is dat L[naam] geen contract met ons wilde tekenen en meneer [verdachte] nu meer greep heeft op wat voor rassen hij krijgt. [naam] zal deze week de ingeboekte planten bij L[naam] omzetten naar [BV1]. Let op: afleveradres blijft L[naam].”
Tijdens een zoeking in het bedrijfspand van [BV1] te Brakel wordt in de kantoorruimte op een bureau een notitieboek aangetroffen met op de voorzijde de handgeschreven tekst: “planten telling boek 1 oppotgegevens voor in Koeling achterin.”
In het plantentelling boek staan oppotgegevens inhoudende dat er tot en met week 50 505.985 planten. In dat boek staat verder dat de eerste planten de koeling ingaan op 26 december 2007.
In het rapport van [naam] is het aantal aanwezige planten ten tijde van de stroomstoring vast gesteld op 473.736 + 295.020 invitro-planten, in totaal 768.756 planten.
Getuige J. [getuige4], opsteller van het rapport van [naam] verklaart dat de gegevens uit zijn rapport hem zijn meegedeeld door [verdachte]. [verdachte] vertelde [getuige4] wat hij met Ikea overeengekomen was met betrekking tot de prijzen van de planten en de afname ervan door Ikea. Op 24 januari heeft [getuige4] [verdachte] gesproken waarbij gevraagd werd om de Ikea-contracten. [getuige4] heeft deze nooit van [verdachte] ontvangen. Op 4 februari belde [verdachte] met het verhaal dat Ikea afzag van de partij en dat [naam] de planten van hem af ging nemen. [naam] zou 800.000 planten voor 1,85 euro per stuk van [verdachte] afnemen. In het tweede rapport wordt de schade van [verdachte] op 2.266.687,80 euro gezet. De gegevens uit de berekening zijn de gegevens die [getuige4] van [verdachte] heeft ontvangen. Documenten om tot dit schadebedrag te komen heeft [getuige4] nooit van [verdachte] ontvangen. De geprognosticeerde opbrengstverwachting van gemiddeld 4,90 euro per plant is berekend op basis van door [verdachte] aangeleverde gegevens. [verdachte] vertelde met Ikea prijzen te hebben afgesproken voor eenpitters en tweepitters. Voor eenpitters had hij een prijs van 4,25 afgesproken en voor tweepitters 5,25 euro. Het gemiddelde hiervan is ongeveer 4,90 euro. Deze prijzen waren volgens [verdachte] afkomstig uit het contract met Ikea.
Op 27 december 2007 stuurt [verdachte] een e-mail aan [naam], onderwerp stroom schade, inhoudende: “meneer J.C. [getuige4]. Na uw bezoek aan onze Pallanopsis kwekerij in verband met de schade door stroom uit val tengevolgen van Helikopter ongeval. Zal ik u nog de aantallen door mailen die in het warenhuis stonden. Het zijn er 798.256 stuks. We hopen op een spoedige afwerking. Vriendelijke groet [verdachte].”
Getuige R.Th. [getuige5], opsteller van het rapport van [naam], verklaart dat een van de uitgangspunten in de rapportages de aanwezige hoeveelheid planten is. Dit is bepaald op grond van de door [verdachte] aangeleverde informatie. Dit was moeilijk omdat [verdachte] geen voorraadadministratie bijhield. [getuige5] ontving de inkoopfacturen. Verder is hij uitgegaan van hetgeen [verdachte] hem vertelde. [verdachte] heeft [getuige5] al voor de schade van 12 december 2007 gezegd dat hij een overeenkomst had met Ikea voor de afzet van de planten die hij had ingekocht en die geproduceerd zouden worden. [getuige5] heeft heb het contract nooit gezien of ontvangen.
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt dat van de 295.020 invitro-planten er maar 33.600 daadwerkelijk zijn geleverd aan verdachte.
Op grond van de verklaring van de getuigen [getuige2] en [getuige3], het proces-verbaal van bevindingen, de interne e-mail en het plantentelling boek is de rechtbank van oordeel dat op het bedrijf van verdachte op 12 december 2007 473.736 + 33.600 = 507.336 planten aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat [verdachte] heeft beklemtoond dat de aan Defensie opgegeven hoeveelheid planten zijn vastgesteld door de deskundigen [getuige4] ([naam]) en [getuige5] ([naam]) en door G[naam], de deskundige van Defensie. Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de hoogte van het aantal planten uitsluitend bepaald door [verdachte] zelf. Hij heeft de betreffende informatie verschaft welke informatie vrijwel klakkeloos is overgenomen door [getuige4] en [getuige5] ten behoeve van hun rapportages.
Is een groot aantal planten tegen een zeer lage prijs verkocht?
Met betrekking tot dit onderdeel van de tenlastelegging, de veronderstelde verkoop van 280.000 planten tegen een zeer lage prijs, verwijst de rechtbank naar de bewijsmiddelen zoals opgenomen onder feit 1.
Was sprake van een contract / overeenkomst met Ikea met betrekking tot het leveren van een groot aantal planten?
In het rapport van [naam] staat met betrekking tot het contract met Ikea het volgende: “Bij het opstellen van de verkopen is onderscheid gemaakt tussen planten enkele tak en planten meertak en de afzet naar Ikea op basis van het overeengekomen contract.” (….) “De enkeltakkers konden uiteindelijk wel voor de beoogde prijs verkocht worden aan Ikea, echter, voor de tweetakkers is [bedrijfsnaam] de belangrijke afnemer Ikea kwijt.” “Richting Ikea was voor en zonder de stroomstoring al een afspraak gemaakt om wekelijks vanaf week 19/20 het aantal van 15.000 meertakkers te leveren voor een prijs van € 4,90. Als gevolg van de stroomstoring zijn de planten beschadigd en kunnen niet aan Ikea geleverd worden. De begrote prijs kon hierdoor niet gerealiseerd worden waardoor er vanaf week 18 circa 20.000 tweetakkers verkocht werden voor € 1,85 per stuk terwijl ze voor € 4,90 aan Ikea waren verkocht. Een prijs die € 3,05 lager ligt dan met Ikea was overeengekomen.”
Op 27 november 2007 stuurt [verdachte] een e-mail naar [naam] van Ikea waarin is opgenomen een offerte van [verdachte] aan Ikea, inhoudende: “Dear [naam] This is the offerte what we can do i give 3 price jou can look in the bijlage offerte
1 is thogetter whits 1 end 2 stems.
Offerte 2 is singel 2 stems
Offerte 3 is singel 1 stems Met vriendelijke groet, [bedrijfsnaam]/kwekerij.”
In de bijlagen is opgenomen dat de 1e offerte inhoudt 15.000 tweetakkers voor € 4,90 euro en 6000 eentakkers voor € 3,90 euro. De 2e offerte 15.000 tweetakkers voor € 5,25 en de 3e offerte 6000 enkeltakkers voor € 4,00.
Dezelfde dag, laat [naam] weten: “I received your offers and everything is clear to me. In case I need some more date I will let you know, otherwise it may take some days before you get any answer.”
Getuige [naam] ,werkzaam bij Ikea, verklaart dat zijn eerste contact met [verdachte] was in november 2007. Op 26 februari 2008 zijn de eerste concrete afspraken gemaakt dat Ikea Phalaenopsis af zou nemen van [bedrijfsnaam]. De eerste leveringen zouden plaatsvinden in week 20 van 2008. Dit zou 8000 Phalaenopsis betreffen, enkeltakker. In die tijd waren er geen afspraken over levering van tweetakkers. Voor 12 december 2007 zijn er geen contracten afgesloten tussen Ikea en [bedrijfsnaam]. Op 26 februari 2008 zijn de eerste concrete afspraken gemaakt. De eerste leveringen zouden plaatsvinden in week 20 van 2008: 8000 eentakkers. Ikea was in die tijd alleen geïnteresseerd in eentakkers. Op de vraag of er ooit een contract is geweest voor de levering van tweetakkers voor 4,90 euro en eentakkers voor 3,90 euro verklaart [naam] dat van de 3,90 euro in eerste instantie sprake was maar dat door de bepalingen van Ikea over bestickering en pot een prijs werd overeengekomen van 4 euro. Over de prijs en levering van tweetakkers zijn geen afspraken gemaakt.
De rechtbank verwijst verder naar de hiervoor aangehaalde verklaringen van [getuige4] en [getuige5] voor zover betrekking hebbend op Ikea.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen is op te maken dat er ten tijde van de stroomstoring geen 800.000 maar ongeveer 500.000 planten op de kwekerij van [verdachte] stonden.
Voorts blijkt daaruit dat de overeenkomst van [verdachte] met [naam] over de levering van 280.000 planten tegen een bedrag van € 1,85 per plant een nep overeenkomst is en dat de van die zogenaamde leveringen opgemaakte 14 facturen valse facturen zijn. Er zijn op basis van die overeenkomst en die facturen in het geheel geen planten geleverd aan [naam].
Voorts is komen vast te staan dat [verdachte] ten tijde van het indienen van de schadeclaim geen contract met Ikea had over de wekelijkse levering van 15.000 meertakkers (orchideeën) voor de prijs van € 4,90 per stuk.
Daarmee berust de geclaimde schade van € 2.199.773,00 op basis van 800.000 planten en de gederfde winst van de (niet geleverde) 280.000 planten (€ 1,85 in plaats van € 4,90 per plant) dus grotendeels op door [verdachte] verstrekte onjuiste informatie. Die informatie is gebruikt bij het verkrijgen van de geleden schade en de Staat (Ministerie van Defensie) is daardoor bewogen tot het uitkeren van in totaal € 993.577,00. Daarnaast is door [verdachte] ten onrechte nog aanspraak gemaakt op een bedrag van € 1.200.000,00.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met De [getuige1] feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen. Uit het dossier blijkt dat De [getuige1] zich heeft beziggehouden met de administratie en ook op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de 14 facturen waarvan hier sprake is, maar uit niets blijkt dat zij enige wetenschap c.q. opzet had tot het plegen van oplichting c.q. poging tot oplichting.
Het in de zesde regel van de bewezenverklaring opgenomen woord “althans” leest de rechtbank als “en/of” nu uit de verdere tekst van de tenlastelegging alsmede uit de bewezenverklaring onder 3 telkens “het Ministerie van Defensie en/of de Staat der Nederlanden” wordt bedoeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierdoor niet in zijn verdediging is geschaad.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
[BV3] en [BV1] op tijdstippen in de periode van 12 december 2007 tot en met 25 september 2009 te Nieuwaal en/of Brakel, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Ministerie van Defensie en/of de Staat der Nederlanden, heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 993.577 euro, hierin bestaande dat eerdergenoemde rechtspersonen tezamen met hun mededader met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat
- er ten tijde van de stroomstoring ongeveer 800.000 planten op het bedrijf aanwezig waren en
- een groot aantal planten tegen een zeer lage prijs zijn verkocht en
- er een contract/overeenkomst was met Ikea met betrekking tot het leveren van
- een groot aantal planten en dat dientengevolge schade is ontstaan,
waardoor het Ministerie van Defensie en/of de Staat der Nederlanden werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, hij,verdachte, heeft feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedraging;
3.
[BV3] en/of [BV1] op tijdstippen in de periode van 12 december 2007 tot en met 25 september 2009 te Nieuwaal en/of Brakel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Ministerie van Defensie en/of de Staat der Nederlanden te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal ongeveer 1.200.000 euro), hierin bestaande dat eerdergenoemde rechtspersonen tezamen met hun mededader met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat
- er ten tijde van de stroomstoring ongeveer 800.000 planten op het bedrijf aanwezig waren en
- een groot aantal planten tegen een zeer lage prijs zijn verkocht en
- er een contract/overeenkomst was met Ikea met betrekking tot het leveren van
- een groot aantal planten en dat dientengevolge schade is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, hij,verdachte, heeft feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedraging.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Het medeplegen van valsheid in geschrift, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Het medeplegen van oplichting, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Poging tot het medeplegen van oplichting, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie legt aan zijn eis het volgende ten grondslag. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de situatie en heeft geprobeerd een slaatje te slaan uit het helikopterongeluk. Dat is hem tot een bedrag van bijna 1 miljoen euro vooralsnog gelukt. Eenvoudig gezegd heeft hij de boel belazerd door meer planten op te geven dan er feitelijk op het bedrijf aanwezig waren. Daarnaast heeft hij met een geslepen schijnconstructie de schade groter doen voorkomen dan die in werkelijkheid was. De schade bedraagt minstens € 900.000,-- minder dan geclaimd. De fraude bedraagt dus minstens € 900.000,--. Om een vergelijking te maken met de enige richtlijn waarin een relatie wordt gelegd tussen een fraudebedrag en straf volgt bij een nadeel van € 210.000,-- (sociale zekerheidsfraude) een eis ter zitting van 15 maanden gevangenisstraf. De officier van justitie is van mening dat in deze alleen een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Het standpunt verdediging
De verdediging acht, indien de rechtbank de feiten bewezen acht, de eis van de officier van justitie buiten proportioneel. Indien een dergelijke straf wordt opgelegd betekent dit het einde van het bedrijf en gezin van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 22 februari 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Na het helikopterongeval op 12 december 2007, waarbij een hoogspanningskabel werd vernield, heeft een groot deel van de Bommelerwaard gedurende enkele dagen zonder stroom gezeten. De veroorzaker van het ongeval, het Ministerie van Defensie, heeft aansprakelijkheid erkend en gedupeerden schadeloos gesteld.
Verdachte claimt gedupeerde te zijn, geeft in het aanmeldingsformulier aan een schade te hebben geleden van omstreeks 250.000 euro, welke schade later op ruim 2,1 miljoen euro wordt gesteld. Om de schade te kunnen aantonen heeft verdachte valse facturen en contracten opgemaakt om zo te doen voorkomen dat 280.000 planten tegen een aanzienlijk lagere prijs zijn verkocht. Deze 280.000 planten zouden schade hebben geleden als gevolg van de stroomstoring. Daarnaast heeft verdachte anderen verklaringen laten afleggen die, gelet op de inhoud van het dossier en de aangehaalde bewijsmiddelen, onjuist zijn en heeft verdachte doen voorkomen contracten te hebben afgesloten met Ikea terwijl van daadwerkelijk contractuele afspraken geen sprake was. Na het indienen van zijn claim en na het ontvangen van een voorschot, zet verdachte druk op de afwikkeling van zijn claim door het Ministerie van Defensie in kort geding te dagvaarden.
In weerwil van de bewijsmiddelen blijft verdachte volhouden de geclaimde schade daadwerkelijk te hebben geleden.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank, misbruik gemaakt van de situatie door meer schade te claimen dan er daadwerkelijk was geleden waardoor het Ministerie van Defensie c.q. de Staat der Nederlanden werd bewogen tot afgifte van bijna 1 miljoen euro van de claim van ruim 2,1 miljoen euro.
Fraude raakt de wortel van de samenleving waarmee veel geld is gemoeid. Uiteindelijk is het, zoals in het onderhavige geval, de belastingbetaler die de rekening daarvan gepresteerd krijgt.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat voor afdoening van de zaak uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur passend en geboden is. De vraag hier is of dat een gevangenisstraf van 2 jaar moet zijn zoals door de officier van justitie geëist.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank niet alleen te letten op de ernst van de feiten maar dient het ook rekening te houden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Gelet op de ernst van de feiten alsmede de omvang van de fraude is de rechtbank van oordeel dat als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opgelegd dient te worden. Gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden zoals ter zitting besproken, zal de rechtbank van dat jaar gevangenisstraf 8 maanden voorwaardelijk opleggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf, die zeker van enige omvang moet zijn, dient ervoor verdachte te weerhouden zich schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten
Daarnaast, nu verdachte voor wat betreft de duur van het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf tegemoet wordt gekomen, acht de rechtbank tevens een werkstraf op zijn plaats voor de duur van 240 uur.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 51, 57, 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht.
Alsmede:
Het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (eenhonderdtwintig) dagen
Aldus gewezen door mrs. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), A.M. van Gorp en J. Barrau, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2012.