Parketnummers : 05/703289-10 en 05/721092-11
Data zittingen : 22 februari 2011, 17 mei 2011, 9 augustus 2011 en 28 februari 2012
Datum uitspraak : 13 maart 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
thans verblijvende te : [adres]
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Barneveld.
Officier van justitie : mr. H.J. Timmer.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlaste-legging, tenlastegelegd dat:
Parketnummer 05/703289-10:
1.
zij op of omstreeks 09 november 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk,
althans in het arrondissement Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het
misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer1]
en/of [slachtoffer2] en/of een of meer (onbekend gebleven) weggebruikers van
het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na
een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] een of
meer stof(fen), te weten diazepam en/of desmethyldiazepam en/of oxazepam en/of
temazepam, althans benzodiazepinen, heeft toegediend, van welke stof(fen)
bekend is dat het de rijvaardigheid beïnvloed en verdachte bekend is met die
eigenschap van voornoemde stof(fen) en wetende dat die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] vervolgens (na inname van die stof(fen)) in een auto zou(den) gaan
rijden en/of zou(den) deelnemen aan het verkeer, waarbij de kans op een
dodelijke ongeval aannemelijk is, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 09 november 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk,
althans in het arrondissement Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het
misdrijf om aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of een of meer
(onbekend gebleven) weggebruikers. opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, opzettelijk die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] stof(fen), te weten te
weten diazepam en/of desmethyldiazepam en/of oxazepam en/of temazepam, althans
een of meer benzodiazepinen, heeft toegediend, van welke stof(fen) bekend is
dat het de rijvaardigheid beïnvloed en verdachte bekend is met die eigenschap
van voornoemde stof(fen) en wetende dat die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2]
vervolgens (na inname van die stof(fen)) in een auto zoud(en) gaan rijden en
zoud(en) deelnemen aan het verkeer, waarbij de kans op een verkeersongeval met
daarbij gewonden met zwaar lichamelijk letsel, aannemelijk is, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij op of omstreeks 09 november 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk,
(telkens) opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2]), een of meer stof(fen), te weten te weten
diazepam en/of desmethyldiazepam en/of oxazepam en/of temazepam, althans een
of meer benzodiazepinen, (in de koffie) heeft toegediend, waardoor deze pijn
heeft/hebben ondervonden, althans waardoor opzettelijk de gezondheid van die
perso(o)n(en) werd(en) benadeeld;
2.
zij op of omstreeks 10 oktober 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk, al dan niet
met voorbedachte rade, haar echtgenoot [slachtoffer3] van het leven te
beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort)
tevoren genomen besluit, die [slachtoffer3] stof(fen) heeft toegediend,
bevattende benzodiazepinen, wan welke stof(fen) bekend is dat het (ondermeer)
vermindering van het bewustzijn veroozaakt en die [slachtoffer3] vervolgens van
de trap heeft geduwd, althans terwijl die bij/op de trap stond een duw heeft
gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 10 oktober 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, ter
uitvoering van het voornemen en het misdrijf om, al dan niet met voorbedachte
rade, aan haar echtgenoot [slachtoffer3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een
(kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer3] stof(fen) heeft toegediend,
bevattende bezodiazepinen, van welke stof(fen) bekend is dat het (ondermeer)
vermindering van het bewustzijn veroozaakt en die [slachtoffer3] vervolgens van
de trap heeft geduwd, althans terwijl die bij/op de trap stond een duw heeft
gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 11 november 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk en/of te
Nijkerk, althans in het arrondissement Arnhem, (telkens) ter uitvoering van
het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade haar
echtgenoot [slachtoffer3] en/of een of meer (onbekend gebleven) weggebruikers
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren
genomen besluit, die [slachtoffer3] op meerdere tijdstippen meermalen, althans
veelvuldig (grote) hoeveelheden en/of hoge concentraties van stof(fen), te
weten te weten diazepam en/of desmethyldiazepam en/of oxazepam en/of
temazepam, althans benzodiazepinen, heeft toegediend, van welke stof(fen),
bekend is dat het de rijvaardigheid beïnvloed en/of het bewustzijn verminderd
en verdachte bekend is met die eigenschap(pen) van voornoemde stof(fen) en
wetende dat die [slachtoffer3] vervolgens (na inname van die stof(fen)) (al dan
niet in combinatie met alcohol) in een (vracht/bestel)auto zou gaan rijden
en/of zou deelnemen aan het verkeer, waarbij de kans op een dodelijke ongeval,
althans een ongeval waarbij die [slachtoffer3] en/of andere weggebruikers zwaar
lichamelijk letsel zou(den) kunnen oplopen, aannemelijk is, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/721092-11:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 12 januari 2010, te
Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, althans in Nederland, aan een persoon, te
weten haar echtgenoot [slachtoffer3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten necrose, althans afstervend weefsel, aan een of meer te(e)n(en)),
welke operatief moest(en) worden verwijderd), heeft toegebracht, door een of
meerdere ke(e)r(en) opzettelijk keukenontstopper, althans een middel
bevattende natriumhydroxide en/of natriumcarbonaat, in ieder geval een sterk
alkalische stof, in de schoen(en), althans in de inlegzo(o)l(en) van de
(Celtic) schoenen, van die [slachtoffer3] te gieten, althans te doen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 12 januari 2010, te
Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, (telkens) opzettelijk mishandelend een of
meerdere ke(e)r(en) opzettelijk keukenontstopper, althans een middel
bevattende natriumhydroxide en/of natriumcarbonaat, in ieder geval een sterk
alkalische stof, in de schoen(en), althans in de inlegzo(o)l(en) van de
(Celtic) schoenen, van haar echtgenoot [slachtoffer3] heeft gegoten, althans
heeft gestopt, waardoor deze (telkens) letsel (necrose, althans afstervend
weefsel aan een of meer te(e)n(en)), welke operatief moest(en) worden
verwijderd) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007
tot en met 23 februari 2008, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, althans in
Nederland, een of meermalen
-een overeenkomst voor een doorlopend krediet (overeenkomstnummer 733246575
(LT)) met de NVF Voorschotbank N.V. voor een bedrag van 16.500 Euro op naam
van [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986 en/of
-een overeenkomst voor een doorlopend geldkrediet (Budget Card) met de RBS
voor een bedrag van 5000 Euro op naam van [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986
en/of
-een overeenkomst voor een doorlopend geldkrediet (Budget Card,
contractnummer 28-3439868) met de RBS (RD Europe) B.V. voor een bedrag van
9000 Euro op naam van [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986 en/of
-een overeenkomst voor een doorlopend geldkrediet (Budget Card, Klaver Vier
Krediet) met de RBS (RD Europe) B.V. voor een bedrag van 1500 Euro op naam van
[slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen -, (telkens) valselijk heeft
opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door (telkens)
opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op die overeenkomst(en)
een handtekening te zetten, welke moest doorgaan voor [slachtoffer3], geboren op
[geboortedatum] 1986; (parketnummer 700200-12)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is onder meer op 9 augustus 2011 en op 28 februari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Barneveld.
Ter terechtzitting van 28 februari 2012 zijn de zaken van de officier van justitie in het arron¬dissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [benadeelde partij].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij parketnummer 05/703289-10 onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ten aanzien van het bij parketnummer 05/703289-10 onder 1 primair en 3 primair, alsmede het bij parketnummer 05/721092-11 onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals verwoord in het omtrent verdachte opgemaakte Reclasseringsadvies d.d. 22 februari 2012, aangevuld bij brief van 24 februari 2012.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer3] tot een bedrag van € 16.500,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het daarbij behorende aantal dagen hechtenis.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Parketnummer 05/703289-10 :
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1
Op 9 november 2010 heeft verdachte in haar woning in Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, vali-umtabletten, bevattende onder meer de werkzame stof diazepam, toegediend aan [slachtoffer1] en [slachtoffer2], door deze valiumtabletten op te lossen in de koffie van deze personen.
Ten aanzien van feit 3
In de periode van juli/augustus 2010 tot en met 9 november 2010 heeft verdachte in Nijkerker-veen, gemeente Nijkerk meermalen valiumtabletten, bevattende onder meer de werkzame stof diazepam, toegediend aan haar echtgenoot [slachtoffer3], door deze valiumtabletten op te lossen in de koffie van deze [slachtoffer3].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 3, bei-den primair poging doodslag, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier. Verdachte heeft bekend aan de in de tenlastelegging genoemde personen valium te hebben toegediend door dit in de koffie op te lossen. Gelet op de hoge gemeten concentraties benzodiazepines in het bloed van deze personen, hetgeen de deskundigen hebben verklaard over de combinatie van dergelijke concentraties benzodiazepines en deelname aan het verkeer, de wetenschap van verdachte van de werking van benzodiazepines en het feit dat verdachte wist dat de genoemde personen nog deel zouden nemen aan het verkeer nadat zij hen dit had toegediend, maakt naar het oordeel van de officier van justitie dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de in de tenlastelegging genoemde personen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 3 en heeft hiertoe – samengevat – het volgende aangevoerd:
Primair dient vrijspraak te volgen, omdat de onderzoeken van het UMC Groningen en het NFI naar de stoffen in het lichaam van de in de tenlastelegging genoemde personen zeer verschillen-de uitkomsten geven, die niet kunnen worden verklaard door de deskundigen. Derhalve is niet te beoordelen welke uitslag de juiste is en kan niet worden beoordeeld of de toegediende stoffen in zodanige hoeveelheid in het lichaam aanwezig waren dat zulks de rijvaardigheid in aanzienlijke mate negatief beïnvloedde.
Subsidiair dient vrijspraak te volgen, omdat:
1) niet kan worden bewezen dat verdachte de intentie heeft gehad om de in de tenlasteleg-ging genoemde personen iets aan te doen. Verdachte heeft slechts gehandeld uit angst. Ook heeft zij niet stilgestaan bij de omstandigheid dat zij anders zouden kunnen reageren op het middel dan zijzelf.
2) het een erg omslachtige manier is om iemand van het leven te beroven en het maar zeer de vraag is – gelet op de verklaringen van de deskundigen – of het toedienen van ben-zodiazepines tot de dood kan leiden.
3) ook niet kan worden bewezen dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. Het is geen feit van algemene bekendheid dat benzodiazepines gevaarlijk zijn voor de rijvaardig-heid. Verdachte gebruikte het middel ook en ondervond daar geen nadelige gevolgen van. Het computergebruik van verdachte zegt ook niets over de kennis van verdachte hieromtrent, omdat niet kan worden aangenomen dat het verdachte is geweest die de betreffende zoektermen heeft ingegeven.
4) de in het dossier beschreven gedragingen in het verkeer van de in de tenlastelegging genoemde personen niet aan te merken zijn als een poging moord, doodslag of toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 3:
5) het pas mogelijk is om iets te zeggen over de mogelijke gevolgen van benzodiazepines op de rijvaardigheid als duidelijk is welke hoeveelheid hiervan in het lichaam aanwezig was op de momenten dat [slachtoffer3] deelnam aan het verkeer. Er is echter slechts op één moment bloed afgenomen. De op dat moment in het bloed gemeten concentraties zeggen niets over de gehele tenlastegelegde periode.
6) het goed mogelijk is dat het gedrag van [slachtoffer3] en zijn rijgedrag werd beïnvloed door iets anders dan benzodiazepines, zoals bijvoorbeeld alcohol of de combinatie met dextrometorfan.
7) de diverse getuigen in het dossier het niet eens zijn over de vraag sinds wanneer het gedrag van [slachtoffer3] is veranderd, zodat de periode zoals die is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 3:
Verdachte heeft verklaard dat zij vanaf juli/augustus 2010 om de dag of om de 2 dagen 1 of 2 valiumpillen ‘s ochtends in de koffie van haar man [slachtoffer3] oploste. Ze heeft verklaard dat ze hoopte dat hij er, net als zij zelf, rustiger van werd.
Ten aanzien van de effecten van valiumpillen op het autorijden:
In het NFI-rapport van 8 juli 2011 staat beschreven dat het gebruik van benzodiazepinen de rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden, afhankelijk van het soort benzodiazepine en de mate van gewenning hieraan. Diazepam (merknaam valium) is een geneesmiddel dat waarschijnlijk een ernstige nadelige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid kan hebben.
Ter terechtzitting van 9 augustus 2011 heeft deskundige M.M. Malingré, apotheker in het Me-ander Ziekenhuis in Amersfoort, verklaard dat zijns inziens de inname van slechts een pil (bevattende benzodiazepinen) van 10 mg niet direct de rijvaardigheid zal beïnvloeden. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat inname van valiumpillen de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloedt, afhankelijk van de dosering en de mate van gewenning.
De hoeveelheid toegediende valiumpillen:
Het ziekenhuis UMC Groningen, dat op verzoek van het Meander Ziekenhuis te Amersfoort de urine en het bloed van [slachtoffer3] op 10 november 2010 heeft onderzocht, heeft vastgesteld dat in het bloed benzodiazepinen zijn aangetroffen en wel diazepam, nordazepam, oxazepam en temazepam. Conclusie: betreft diazepam in hoge concentratie. Van oxazepam, temazepam, desmethyldiazepam en demoxazepam is het mogelijk dat deze middelen in het lichaam ontstaan door omzetten van een ander benzodiazepine. Nu er geen aanknopingspunten in het dossier zijn dat er naast de diazepam de andere genoemde benzodiazepines zijn toegebracht, acht de rechtbank het zeer waarschijnlijk dat de aangetroffen vormen van benzodiazepines inderdaad de resultaten zijn van omzetting van de diazepam in het lichaam.
Ter terechtzitting van 9 augustus 2011 heeft deskundige M.M. Malingré, apotheker in het Me-ander Ziekenhuis in Amersfoort, in aanvulling op de uitslagen nog verklaard dat de waarden (benzodiazepinen) in het bloed van [slachtoffer3] zijns inziens veilig rijden onmogelijk maken.
Door het NFI is lichaamsmateriaal van [slachtoffer3] onderzocht, dat is afgenomen op 10 no-vember 2010. Het NFI heeft in het serum/plasma van [slachtoffer3] benzodiazepinen (hoge con-centraties diazepam en desmethyldiazepam en lage concentraties temazepam en oxazepam) aangetoond. Volgens het NFI passen de gemeten concentraties goed bij een inname van diazepam (merknaam valium). Het bewustzijn/gedrag van [slachtoffer3] ten tijde van de bloedafname is volgens het NFI beïnvloed door de gemeten concentraties benzodiazepinen. De mate van effect van benzodiazepinen is mede afhankelijk van de gewenning hieraan. Het gebruik van benzodiazepinen kan de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden. Ervan uitgaande dat [slachtoffer3] geen gewende gebruiker is, kan volgens het NFI worden geconcludeerd dat de rijvaardigheid op het moment van de bloedafname van [slachtoffer3] waarschijnlijk nadelig beïnvloed is.
Voorts is door het NFI een haarmonster (afgenomen op 1 december 2010) van [slachtoffer3] onderzocht. Het NFI heeft in het haar benzodiazepinen (diazepam, desmethyldiazepam, oxaze-pam en temazepam) aangetroffen en concludeert dat deze concentraties suggereren dat [slachtoffer3] regelmatig is blootgesteld aan benzodiazepinen in de afgelopen 2 maanden voor de haarafname.
Ter terechtzitting van 9 augustus 2011 heeft deskundige Van der Hulst van het NFI nog verklaard dat [slachtoffer3] hoge concentraties (benzodiazepinen) in zijn bloed heeft en dat dit beter past bij een langdurige inname dan bij eenmalig gebruik.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voorgaande onderzoeken dat het lichaamsmateriaal afgenomen op 10 november 2010 van [slachtoffer3] hoge concentraties benzodiazepinen bevatte. Daarbij overweegt de rechtbank dat de door het UMC Groningen gemeten waarden niet overeen komen met de door het NFI gemeten waarden. Door de deskundigen zijn hiervoor ter terechtzit-ting van 28 februari 2011 verschillende verklaringen gegeven waaronder de verklaring dat het tijdstip waarop de onderzochte monsters zijn afgenomen verschillend kan zijn. Wat hier ook van zij, in beide onderzoeken zijn hoge waarden benzodiazepinen gemeten en de rechtbank gaat daarvan uit. Daaruit concludeert zij dat verdachte aan [slachtoffer3] een forse hoeveelheid valiumpillen heeft toegediend rond 10 november 2010. Voorts blijkt dat in de maanden oktober en november 2010 [slachtoffer3] ook regelmatig benzodiazepinen binnenkreeg, echter is niet duidelijk hoeveel. Aldus blijkt niet uit voorgaande onderzoeken hoeveel benzodiazepinen [slachtoffer3] binnenkreeg in de tenlastegelegde periode voor 10 november 2010. Anders dan de verdediging veronderstelt, is het niet noodzakelijk de exacte hoeveelheid benzodiazepinen op dat moment vast te stellen, nu uit alle onderzoeken naar voren komt dat er sprake moet zijn geweest van een boventherapeutische waarde, waarbij mede wordt acht geslagen op het navolgende.
Lichamelijke klachten van [slachtoffer3] en dronkenmansgedrag:
[slachtoffer3] zelf heeft verklaard dat hij na 17 januari 2010 allerlei klachten had, namelijk duize-ligheid, stotteren, geheugenproblemen, evenwichtsstoornissen en oorsuizingen. Deze klachten (met uitzondering van oorsuizingen) passen bij het gebruik van benzodiazepinen.
Ook meerdere mensen in de directe omgeving van [slachtoffer3] hebben verklaard dat hij dron-kemansgedrag vertoonde, waarbij sommigen dachten dat hij een drankprobleem had.
[slachtoffer3] heeft zelf verklaard bij de rechter-commissaris dat hij in 2010 vijf blikjes bier per dag dronk, hoewel niet iedere dag, en beslist niet overdag als hij aan het werk was. Zijn arts A. Siegmund heeft verklaard dat toen zij [slachtoffer3] behandelde voor zijn klachten haar conclusie was dat hij wel af en toe alcohol gebruikte maar dat dat niet zodanig veel was om al zijn klachten te kunnen verklaren.
Het rijgedrag van [slachtoffer3] en alcoholgebruik:
De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook in de periode voor 10 november 2010 aan [slachtoffer3] grote hoeveelheden valiumpillen heeft toegediend, in ieder geval zoveel dat dit de rijvaardigheid op gevaarlijke wijze heeft beïnvloed en dat deze gevaarlijke beïnvloeding niet is toe te schrijven aan het alco-holgebruik van [slachtoffer3]. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 24 september 2010 reden getuigen C. [getuige1] en M.C. [getuige2] achter een vracht-wagen met daarop de naam [naam]. Zij zagen de vrachtwagen bijna tegen een verkeersbord aanrijden en daarna een aantal keren bijna een lantaarnpaal raken. De getuigen hebben de bestuurder aangesproken en deze zei dat zijn benen soms niets wilden en iets over zijn tenen. Getuige [getuige1] heeft bij de bestuurder geen alcohol geroken. Zij belde diezelfde ochtend naar het keukenbedrijf en vertelde dat ze op zoek was naar een man met een kaal hoofd in een vrachtwagen van het bedrijf. De man zei dat hij dat was. Nu verdachte zelf bij de politie heeft verklaard dat er in januari een stukje vlees van al zijn tenen is weggesneden en dat hij daar ten tijde van het verhoor in november 2010 nog steeds last van heeft en nu het niet iets is waar heel veel mensen last van zullen hebben, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte degene was die toen het bedrijfsbusje bestuurde.
Getuige A.J.J.M. [getuige3] heeft verklaard dat hij op 1 oktober 2010 rond 20.30 uur een klap hoorde, dat hij toen buiten ging kijken en zag dat diverse sierpaaltjes, welke ter afscheiding van de rijbaan en het voetpad in de grond gemonteerd waren, op het wegdek lagen en dat een verkeersbord gedraaid aan een verkeerspaal hing. Iemand in de straat vertelde de getuige dat zij gezien had dat de bestuurder van een bus met daarop [naam] de schade had veroorzaakt. Nu [slachtoffer3] aan de politie heeft verteld dat alleen hij de beschikking heeft gehad over de bedrijfsbus op voornoemde datum en tijd , gaat de rechtbank er vanuit dat hij de aanrijding heeft veroorzaakt.
Getuige P.J. [getuige4], gebruiker van een bedrijfsruimte in hetzelfde pand als waar [naam] is gevestigd, heeft verklaard dat op 26 oktober 2010 de auto van zijn vader ([nummer]), die bij het bedrijf geparkeerd stond, is beschadigd. Getuige constateerde dit ‘s middags. Na vergelijking van de schade en de auto van [slachtoffer3] heeft getuige geconcludeerd dat de auto van [slachtoffer3] de schade heeft veroorzaakt. Getuige G. van [getuige6], medewerker in het keukenbedrijf van [slachtoffer3], heeft verklaard dat [slachtoffer3] tegen deze auto is gereden. Hij heeft voorts verklaard dat [slachtoffer3] op het werk er vaak s’ochtends al uitzag alsof hij dronken was maar de getuige heeft nooit alcohol bij [slachtoffer3] geroken.
Getuige E. [getuige5], onderaannemer voor [naam], heeft ook verklaard dat [slachtoffer3] gevaarlijk reed tijdens het werk, dat hij afwezig was en op een levend lijk leek maar dat hij nooit alcohol bij hem heeft geroken.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit genoemde voorvallen dat [slachtoffer3] meerdere malen gevaarlijk heeft gereden in zijn auto. Dit gebeurde tijdens de uitoefening van zijn werk. Hij heeft zelf verklaard dat hij dan geen alcohol drinkt en meerdere getuigen hebben vlak na de diverse gevaarlijke voorvallen op de weg ook geen alcohol bij hem geroken zodat de rechtbank er vanuit gaat dat het gevaarlijke weggedrag is veroorzaakt doordat verdachte hem een forse hoeveelheid valiumpillen heeft toegediend.
Dit past ook wel bij de enorme hoeveelheid pillen die verdachte volgens eigen zeggen heeft besteld. Ze heeft verklaard dat zij vanaf mei/juni 2010 onder meer 6 á 7 keer 100 tabletten valium heeft besteld. Hiervan heeft zij een deel zelf genomen en een deel aan [slachtoffer3] toege-diend. Niet gebleken is dat van deze hoeveelheid nog pillen over waren ten tijde van de aanhouding van verdachte op 12 november 2010 en de daaropvolgende doorzoeking van de woning, waarbij wel grote hoeveelheden lege valiumstrips zijn aangetroffen .
Het NFI concludeert in het onderzoek van een haarmonster van verdachte afgenomen op 1 december 2010 dat in de haarsegmenten diazepam is aangetoond, overeenkomende met de periode van 2,5 tot 4,5 maand voor de haarafname, en dat er een aanwijzing is verkregen voor een lage concentratie. Die concentratie was zo laag, dat niet kan worden gezegd of er sprake is van con-timinatie (dat valium op het haar is terechtgekomen) of gebruik. Daaruit leidt de rechtbank af dat een groot deel van de door verdachte bestelde pillen door haar zijn toegediend aan [slachtoffer3].
Ten aanzien van de opzet en de voorbedachte rade:
Verdachte heeft ontkend dat, toen zij de valiumpillen aan [slachtoffer3] toediende, haar opzet erop gericht was dat [slachtoffer3] een auto-ongeluk zou krijgen en daarbij zou overlijden. Zij heeft verklaard dat zij er niet bij stilgestaan heeft dat het gevaarlijk was om na inname van valiumpillen in de auto te rijden. Voorts heeft zij verklaard dat zij niet wist dat [slachtoffer3] gevaarlijk reed en bij rijincidenten betrokken was.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er sprake was van vol opzet bij verdachte, dat wil zeggen dat zij willens en wetens [slachtoffer3] van het leven heeft proberen te beroven.
Toch had verdachte naar het oordeel van de rechtbank voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer3] en andere weggebruikers. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg — zoals hier de dood — is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
Naar het oordeel van de rechtbank was de kans dat [slachtoffer3] een verkeersongeval zou ver-oorzaken waarbij hij en/of andere weggebruikers zouden komen te overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Zoals hiervoor overwogen heeft verdachte hem zoveel valiumpillen toegediend dat dit de rijvaardigheid van [slachtoffer3] op gevaarlijke wijze heeft beïnvloed. Dat dit ook daadwerkelijk zo was, blijkt uit voornoemde gevaarlijke verkeersinciden-ten waarbij hij betrokken was. Toevallig is bij die incidenten niemand gewond geraakt of over-leden maar dit had zomaar anders kunnen zijn.
Verdachte wist dat inname van valium de rijvaardigheid kon beïnvloeden. Allereerst heeft ze ter terechtzitting van 28 februari 2011 verklaard dat, lang voor het moment dat zij zelf de valiumpillen innam en aan [slachtoffer3] toediende, ze al wist dat deze de rijvaardigheid kunnen beïn-vloeden. Zij wist dit omdat haar moeder ook deze pillen had gebruikt in het verleden.
Daarnaast is op de computer in de woning van verdachte onder haar gebruikersaccount [naam] in de periode van 18 maart 2010 tot en met 8 november 2010 gezocht op Google naar “valium en autorijden”. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet vaststaat dat verdachte degene is geweest die die zoektermen heeft ingetypt, maar de rechtbank acht wel bewezen dat dit door verdachte is gedaan. Meerdere huisgenoten hebben immers verklaard dat iedereen zijn eigen account op de computer heeft met zijn eigen wachtwoord en dat ze het wachtwoord van elkaar niet kenden. Ook hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wist van de effecten van inname van valium op het autorijden.
Voorts heeft verdachte verklaard dat ze heeft gemerkt dat [slachtoffer3] stotterend en met dubbele tong praatte en naar het oordeel van de rechtbank wist ze ook dat [slachtoffer3] gevaarlijk weggedrag vertoonde. Weliswaar heeft ze dit ter zitting ontkend , maar gelet op de verklaringen van de getuigen Van [getuige6] en [getuige5], die hebben verklaard dat zij aan verdachte hebben gezegd dat [slachtoffer3] niet zou mogen rijden vanwege zijn toestand, acht de rechtbank deze ontkenning niet geloofwaardig. Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte moet hebben beseft dat dit (mede) werd veroorzaakt door de door haar toegediende valiumpillen. Toch bleef zij doorgaan met het ‘s ochtends toedienen van de valiumpillen aan [slachtoffer3] terwijl ze wist dat hij in zijn auto naar het werk moest rijden.
Nu verdachte wist dat het gebruik van valium de rijvaardigheid negatief kan beïnvloeden, wist dat dit bij haar echtegenoot ook daadwerkelijk het geval was en hij gevaarlijk rijgedrag vertoonde en desondanks is doorgegaan met het toedienen van de valium, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans aanvaard dat het [slachtoffer3] op enig moment onder invloed van de valium een ongeval zou veroorzaken waarbij hijzelf en/of andere verkeersdeelnemers het leven zou(den) kunnen laten.
Voorbedachten rade?
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte hierbij met voorbedachten rade heeft gehandeld. Naar vaste rechtspraak is voor bewezenverklaring van voorbedachte rade voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Nu verdachte gedurende langere periode de valiumpillen aan [slachtoffer3] heeft toegediend, heeft zij vele malen de gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode:
Verdachte heeft verklaard dat zij vanaf juli/augustus 2010 de valiumpillen aan [slachtoffer3] heeft toegediend. De rechtbank acht echter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hiermee eerder is begonnen en wel vanaf januari 2010, het moment dat [slachtoffer3] naar eigen zeggen klachten kreeg namelijk duizeligheid, stotteren, geheugenproblemen, evenwichtsstoornissen en oorsuizingen welke (met uitzondering van oorsuizingen) passen bij het gebruik van benzodiazepinen en waarvoor het dossier geen aannemelijke aanknopingspunten voor een andere oorzaak bevat.
Ten aanzien van de laatste keer dat verdachte de valiumpillen heeft toegediend aan [slachtoffer3] heeft verdachte verklaard dat dit op 9 november 2010 was en dat dit de laatste pillen waren die ze in huis had. Nu er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat verdachte na deze datum ook nog valiumpillen aan [slachtoffer3] heeft toegediend, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tot en met 9 november 2010 de valiumpillen aan [slachtoffer3] heeft toegediend.
Conclusie
Gelet op vorenstaande verwerpt de rechtbank de verweren van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 18 januari 2010 tot en met 9 november 2010 meermalen heeft gepoogd om met voorbedachten rade [slachtoffer3] en andere weggebruikers van het leven de beroven.
Feit 1:
Verdachte heeft verklaard dat ze op 9 november 2010 de laatste 4 valiumtabletten die ze in huis had in water heeft opgelost en dit heeft verdeeld over de drie kopjes koffie voor [slachtoffer3], [slachtoffer2] en [slachtoffer1]. De reden dat ze de valium in de koffie van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] deed was omdat ze niet met hen over de problemen wilde praten en hiermee hoopte dat ze snel naar huis zouden gaan.
Het ziekenhuis UMC Groningen, dat op verzoek van het Meander Ziekenhuis te Amersfoort de urine en het bloed van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] op 10 november 2010 heeft onderzocht, heeft vastge-steld dat bij [slachtoffer1] benzodiazepinen zijn aangetroffen en wel diazepam, nordazepam en temazepam. Conclusie: betreft diazepam in hoge concentratie. Bij [slachtoffer2] zijn ook benzodiazepinen aangetroffen en wel diazepam, nordazepam en temazepam. Conclusie: betreft diazepam in therapeutische concentratie. Van oxazepam, temazepam, desmethyldiazepam en demoxazepam is het mogelijk dat deze middelen in het lichaam ontstaan door omzetten van een ander benzodiazepine. Nu er geen aanknopingspunten in het dossier zijn dat er naast de diazepam de andere genoemde benzodiazepines zijn toegebracht, acht de rechtbank het zeer waarschijnlijk dat de aangetroffen vormen van benzodiazepines inderdaad de resultaten zijn van omzetting van de diazepam in het lichaam.
Ter terechtzitting van 9 augustus 2011 heeft deskundige M.M. Malingré, apotheker in het Meander Ziekenhuis in Amersfoort, in aanvulling op de uitslagen nog verklaard dat de concentratie diazepam in het bloed van [slachtoffer1] een hoge concentratie is. De waarden (benzodiazepinen) in het bloed van [slachtoffer1] maken volgens Malingré veilig rijden onmogelijk. Gezien de symptomen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] moet er volgens deze deskundige meer tabletten zijn opgelost in de 3 kopjes koffie dan 3 a 4 tabletten valium van 10 mg.
Door het NFI is lichaamsmateriaal van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] onderzocht dat is afgenomen op 10 november 2010. Het NFI heeft in het serum/plasma van [slachtoffer2] een laag tot therapeutische concentratie van diazepam gemeten en lage concentraties van desmethyldiazepam en temaze-pam. De resultaten passen volgens het NFI bij inname van diazepam. In het serum/plasma van [slachtoffer1] is een hoog therapeutische concentratie van diazepam gemeten en lage concentra-ties van desmethyldiazepam en temazepam en oxazepam. De resultaten passen volgens het NFI bij inname van diazepam. Het bewustzijn/gedrag van [slachtoffer2] ten tijde van de bloedafname kan zijn beïnvloed door de gemeten concentratie diazepam en dat van [slachtoffer1] is hierdoor beïnvloed volgens het NFI. Het gebruik van benzodiazepinen kan de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden. Ervan uitgaande dat [slachtoffer2] en [slachtoffer1] geen gewende gebruikers zijn, kan volgens het NFI worden geconcludeerd dat de rijvaardigheid op het moment van de bloedafname van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] waarschijnlijk nadelig beïnvloed is.
Ter terechtzitting van 9 augustus 2011 heeft deskundige Van der Hulst van het NFI nog verklaard dat hij op basis van de resultaten van het NFI kan zeggen dat de rijvaardigheid van [slachtoffer1] ernstig moet zijn beïnvloed door de inname van benzodiazepinen.
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte op 9 november 2010 dermate veel valiumpillen aan [slachtoffer2] en [slachtoffer1] heeft toegediend dat de rijvaardigheid van [slachtoffer2] waarschijnlijk nadelig beïnvloed was en dat voor [slachtoffer1] veilig rijden onmogelijk was. Uiteindelijk is [slachtoffer1] na toediening van de valiumpillen naar huis gereden en reed [slachtoffer2] met hem mee. Gelet hierop is bij de beoordeling van de tenlastelegging alleen de toediening aan (slachtoffer1) van belang. Zowel [slachtoffer2] als [slachtoffer1] hebben verklaard dat [slachtoffer1] moeite had om veilig thuis te komen en dat hij onder meer met zijn spiegel ergens tegen aan reed, dat hij tegen een stoeprand reed en op de rotonde tegen een middengeleider aanreed. Ook hebben beiden verklaard dat bij hun thuiskomst hun beider echtgenoten dachten dat ze stomdronken waren/vreemd deden. Hieruit concludeert de rechtbank dat de rijvaardigheid van [slachtoffer1] ook daadwerkelijk nadelig was beïnvloed door de door verdachte toegediende valiumpillen.
Verdachte heeft verklaard dat zij er niet bij stilgestaan heeft dat het gevaarlijk was om na inname van valiumpillen in de auto te rijden.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er sprake was van vol opzet bij verdachte, dat wil zeggen dat zij willens en wetens [slachtoffer2] en [slachtoffer1] van het leven heeft proberen te beroven.
Toch had verdachte naar het oordeel van de rechtbank de voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en andere weggebruikers. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg — zoals hier de dood — is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
Naar het oordeel van de rechtbank was de kans dat [slachtoffer1] een verkeersongeval zou veroorzaken waarbij hij en/of [slachtoffer2] en/of andere weggebruikers zouden komen te overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Dit blijkt zoals hiervoor overwogen uit de medische rapportage alsook uit de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] dat [slachtoffer1] daadwerkelijk gevaarlijk terug naar huis reed. Toevallig is hierbij niemand gewond geraakt of overleden maar dit had zomaar anders kunnen zijn.
Verdachte wist dat [slachtoffer2] en [slachtoffer1] op 9 november 2010 met de auto naar haar woning waren gekomen. Zij wist dus ook dat zij weer terug moesten rijden. Verdachte wist, zoals hiervoor onder feit 3 is overwogen, dat valium de rijvaardigheid kon beïnvloeden. Zoals hiervoor onder feit 3 overwogen wist ze dat [slachtoffer3] gevaarlijk reed en kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte moet hebben beseft dat dit (mede) werd veroorzaakt door de door haar toegediende valiumpillen. Het vervolgens ook aan [slachtoffer2] en [slachtoffer1] toedienen van de valiumpillen op 9 november 2010 kan naar het oordeel van de rechtbank naar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en andere weggebruikers dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte hierbij met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat ze op het moment dat ze koffie ging zetten op 9 november 2010, op het idee kwam om de valiumpillen in de koffie van (slachtoffer3), (slachtoffer2) en [slachtoffer1] te doen. Ze had de pillen diezelfde dag of de dag ervoor op de slaapkamer uit de strip gedrukt en de pillen los in een keukenkastje gelegd. Ter terechtzitting heeft ze verklaard dat ze de pillen pas naar beneden heeft gehaald toen ze de koffie ging inschenken. Wat hier ook van zij, in beide gevallen heeft ze naar het oordeel van de rechtbank de gelegenheid gehad over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Zij heeft in beide gevallen het toedienen van de valium gepland en voorbereid.
Conclusie
Gelet op vorenstaande verwerpt de rechtbank de verweren van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 november 2010 heeft gepoogd om met voorbedachten rade [slachtoffer2], [slachtoffer1] en andere weggebruikers van het leven te beroven.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
De beoordeling door de rechtbank
Het dossier bevat enkel getuigenverklaringen de auditu afgelegd, alleen afkomstig van dezelfde bron. Deze getuigen verklaren dat ze van [slachtoffer3] hebben gehoord dat verdachte hem van de trap zou hebben geduwd. Zowel verdachte als [slachtoffer3] ontkennen echter dat dit is gebeurd en er zijn verder ook geen getuigen die dit vermeende voorval hebben waargenomen. [slachtoffer2] trof [slachtoffer3] half op de overloop, half op de trap liggend aan. Tegen haar zei hij dat verdachte hem van de trap wilde duwen. Gelet hierop is ook de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastelegde feit.
Parketnummer 05/721092-11
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Indien al kan worden vastgesteld dat er natriumhydroxide in de schoen van [slachtoffer3] heeft gezeten, dan nog kan niet worden bewezen dat verdachte hier enig aandeel in heeft gehad.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde feit. Er zijn geen aan-knopingspunten in het dossier waaruit de betrokkenheid blijkt van verdachte bij het gieten of strooien van keukenontstopper in de schoenen van [slachtoffer3]. Weliswaar is er op de computer in de woning van verdachte onder haar account op internet gezocht naar ‘wonden na keukenontstopper’ en ‘keukenontstopper op de huid’, maar deze zoektermen zouden volgens de verbalisant zijn ingevoerd tussen 18 maart 2010 tot en met 8 november 2010, terwijl het vermeende feit zou zijn gepleegd op of rond 4 december 2009. Nu niet buiten redelijke twijfel vast staat dat deze zoektermen op verdachtes account zijn ingevoerd vóór de daadwerkelijke handeling in december 2009, ontbreekt iedere link met verdachte.
Ten aanzien van dit feit is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer3] (dossierpagina 3-6);
- schriftelijke bescheiden in de vorm van de contracten doorlopend krediet (dossierpagina 9-13);
- een aanvullend proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer3] (ongenummerd);
- de door verdachte ter terechtzitting van 28 februari 2012 afgelegde verklaring;
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/703289-10 onder 1 primair en 3 primair, alsmede het bij parketnummer 05/721092-11 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Parketnummer 05/703289-10:
1.
zij op 09 november 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, ter uitvoering van het voorne-men en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] en (slachtoffer2) en/of een of meer (onbekend gebleven) weggebruikers van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] stoffen, te weten diazepam, heeft toegediend, van welke stof bekend is dat het de rijvaardigheid beïnvloed en verdach-te bekend is met die eigenschap van voornoemde stof en wetende dat die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] vervolgens na inname van die stof in een auto zouden gaan rijden en zouden deelnemen aan het verkeer, waarbij de kans op een dodelijke ongeval aannemelijk is, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 januari 2010 tot en met 9 november 2010, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, telkens ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade haar echtgenoot [slachtoffer3] en/of een of meer (on-bekend gebleven) weggebruikers van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer3] op meerdere tijdstippen meermalen, (grote) hoeveelheden en hoge concentraties van een stof, te weten diazepam, heeft toegediend, van welke stof, bekend is dat het de rijvaardigheid beïnvloed en het bewustzijn verminderd en verdachte bekend is met die eigen-schappen van voornoemde stof en wetende dat die [slachtoffer3] vervolgens na inname van die stof (al dan niet in combinatie met alcohol) in een (vracht/bestel)auto zou gaan rijden en zou deelnemen aan het verkeer, waarbij de kans op een dodelijk ongeval, aannemelijk is, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/721092-11:
2.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 februari 2008, te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk, een of meermalen
-een overeenkomst voor een doorlopend krediet (overeenkomstnummer 733246575
(LT)) met de NVF Voorschotbank N.V. voor een bedrag van 16.500 Euro op naam
van [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986 en
-een overeenkomst voor een doorlopend geldkrediet (Budget Card) met de RBS
voor een bedrag van 5000 Euro op naam van [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986
en
-een overeenkomst voor een doorlopend geldkrediet (Budget Card,
contractnummer 28-3439868) met de RBS (RD Europe) B.V. voor een bedrag van
9000 Euro op naam van [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986 en
-een overeenkomst voor een doorlopend geldkrediet (Budget Card, Klaver Vier
Krediet) met de RBS (RD Europe) B.V. voor een bedrag van 1500 Euro op naam van
[slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986, - elk zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen -, telkens heeft vervalst, met het oogmerk om die
geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door telkens
opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op die overeenkomsten
een handtekening te zetten, welke moest doorgaan voor [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] 1986;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 3 primair van parketnummer 05/703289-10, telkens:
Poging tot moord, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 05/721092-11:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitslui-ten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 31 januari 2012;
• een Multidisciplinair Gedragskundig Triple-onderzoek, d.d. 7 april 2011;
• een Reclasseringsadvies, gedateerd 22 februari 2012, betreffende verdachte, aangevuld bij brief van 24 februari 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim 10 maanden zonder diens weten valiumtabletten toegediend aan haar echtgenoot [slachtoffer3] door deze tabletten op te lossen in zijn koffie. Gelet op de door haar afgenomen hoeveelheden tabletten, de verschillende gevaarlijke verkeersincidenten waarbij [slachtoffer3] betrokken was en de door de deskundigen van het NFI in het lichaam van deze [slachtoffer3] aangetroffen concentraties van het medicijn op 10 november 2010 gaat het hier om forse hoeveelheden. Ook heeft zij op 9 november 2010 op dezelfde stiekeme wijze valiumtabletten toegediend aan haar twee zwagers. Verdachte was bekend met de risico’s van het medicijn en de invloed ervan op de rijvaardigheid. Desondanks heeft zij, wetende dat haar echtgenoot en zwagers met een auto deel zouden nemen aan het verkeer, deze medicijnen toegediend. De rechtbank heeft deze handelwijze van verdachte gekwalificeerd als een poging tot moord, meermalen gepleegd.
Daarnaast heeft verdachte valsheid in geschrifte gepleegd. Zij heeft meerdere overeenkomsten voor een doorlopend krediet afgesloten op naam van haar zoon en ondertekend met een handtekening die moest doorgaan voor zijn handtekening.
Dit zijn zeer ernstige feiten en rechtvaardigen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenis-straf.
Het motief voor het handelen van verdachte was gelegen in de verslechterende financiële condi-tie van de twee bedrijven van de familie. Verdachte was belast met de financiën van het gezin en zij was daarin tekort geschoten. De mogelijkheid dat deze tekortkomingen aan het licht zouden komen, was ondraaglijk voor verdachte omdat dan voor de buitenwereld zou blijken dat zij had gefaald. Vanuit haar gebrekkige ontwikkeling was zij niet in staat om anderen om hulp en/of advies te vragen en heeft zij geprobeerd tot een soort oplossing te komen door te handelen op de hiervoor omschreven wijze.
Uit de bevindingen in de omtrent verdachte uitgebrachte rapportages – welke de rechtbank tot de hare maakt - komt naar voren dat verdachte de feiten heeft gepleegd als gevolg van de psychische toestand waarin zij op dat moment verkeerde. Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een chronische aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag en zwakbegaafdheid. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten en beïnvloedden verdachtes gedragingen. Ver-dachte is in een zodanige psychische toestand geraakt dat haar oordeelsvermogen en kritische functies beperkt waren. De deskundigen adviseren derhalve om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken.
Verdachtes gebrekkige ontwikkeling, in het bijzonder haar kwetsbare oordeelsvermogen en kritische functies, kunnen leiden tot gedragingen als tenlastegelegd met gevaar voor anderen. Met name bestaat het risico dat zij, gelet op de aard van haar gebrekkige ontwikkeling, over-schat wordt in haar psychische competenties. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat verdachtes leefwereld klein is, waarbij met name van haar echtgenoot niet ver-wacht kan worden dat hij een signalerende en voldoende confronterend coachende houding ten opzichte van haar kan aannemen. Het is vervolgens aannemelijk dat verdachte het nog moeilijk zal krijgen wanneer de kinderen het huis uit zullen gaan en zij zal daarbij onder ogen moeten zien dat de verhouding met (enkele van) hen vooralsnog ernstig verstoord zal zijn. Ook de confrontatie met de materiële bestaansonzekerheid in de komende tijd en de houding van de besloten wereld van het kleine dorp en een religieuze gemeenschap kan bovengenoemd risico voor anderen, maar ook voor verdachte zelf doen toenemen.
De deskundigen achten gelet op vorenstaande een primair op individuele basis gestoelde langdurige psychotherapeutische behandeling aangewezen, vooraleerst in een forensisch psychiatrische klinische setting met daarmee systematisch aandacht voor het complexe delictscenario, risicofactoren en in het algemeen delictpreventie. De echtgenoot van verdachte en mogelijk andere naasten zullen bij de behandeling betrokken dienen te zijn. De behandeling zal na enige tijd (semi) ambulant kunnen worden voortgezet. Essentieel is dat de behandeling langjarig op juridische titel kan worden voortgezet. Geadviseerd wordt de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen te beginnen in een forensisch psychiatrische kliniek. De mogelijkheid voor behandeling in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf biedt naar de mening van de rapporteurs te weinig mogelijkheden om ook een langdurige behandeling en begeleiding te waarborgen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat gezien de ernst van de feiten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is vereist.
Gelet op de door de deskundigen zo noodzakelijk geachte behandeling van verdachte heeft de rechtbank op 12 augustus 2011 de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en is verdachte opgenomen in FPC De Woenselse Poort in Eindhoven, dit mede vanwege de omstandigheid dat de kans op herhaling zonder behandeling groot is. Verdachte verblijft daar sindsdien.
Aangezien de rechtbank het niet wenselijk acht de inmiddels gestarte noodzakelijke behandeling van verdachte te doorbreken, is zij van oordeel dat de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer moet zijn dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De ernst van de feiten zouden weliswaar een langer durende onvoorwaardelijke gevangenisstaf rechtvaardigen, maar noch de maatschappij noch verdachte zouden bij de oplegging hiervan zijn gebaat.
De rechtbank zal derhalve overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en tevens de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten met daaraan verbonden de hierna gestelde voorwaarden.
De maatregel wordt gegrond op de door verdachte begane misdrijven, die behoren tot een van de misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1? van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde pogingen tot moord zijn misdrijven die een gevaar opleveren voor of een krenking zijn van de lichamelijke integriteit van een of meer personen.
De rechtbank volgt, gelet op het oordeel van de deskundigen hieromtrent, niet het standpunt van de verdediging, om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld een behandelverplichting. Dit biedt naar haar oordeel te weinig mogelijkheden om ook een langjarige behandeling en begeleiding te waarborgen.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank het – inmiddels geschorste – bevel voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
Om een ongestoorde voortzetting van de behandeling van verdachte mogelijk te maken en het gevaar dat van verdachte zonder adequate behandeling uitgaat te beteugelen, zal de rechtbank op de voet van artikel 38 lid 6 Sr bepalen dat de last tot terbeschikkingstelling onmiddellijk uitvoerbaar is.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer3] vordert een bedrag van € 16.500,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De vordering van de benadeelde partij is niet betwist. Wel heeft de verdediging de rechtbank verzocht te bepalen dat verdachte dit bedrag in termijnen kan betalen.
De rechtbank zal de vordering van tot een bedrag van € 5.000,- toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar billijkheid op dat bedrag is begroot.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat er een overeenkomst betreffende een doorlopend krediet is aangegaan met NVF Voorschotbank B.V. tot een maximum bedrag van € 16.500,-. Gelet op de bijgevoegde betalingsopdracht behorende bij deze kredietovereenkomst heeft verdachte echter aan de kredietgever slechts opdracht gegeven om ten laste van het krediet een betaling te verrichten van € 5.000,-. Of de uitbetaling van de overige € 11.500,- alsnog is verricht blijkt uit de overgelegde stukken niet.
De rechtbank zal de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag toewijzen met ingang van 23 februari 2008, zijnde het einde van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode.
Voor het toe te wijzen deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat verdachte het hiervoor genoemde bedrag mag betalen in 10 termijnen van elk € 500,- per maand.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 225 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de bij parketnummer 05/703289-10 onder 2 en bij parketnummer 05/721092-11 onder 1 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewe-zen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde bij parketnummer 05/703289-10 onder 1 primair en 3 primair, alsmede het bij parketnummer 05/721092-11 onder 2 tenlastegelegde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde wegens het bewezenverklaarde bij parketnummer 05/703289-10 onder 1 primair en 3 primair ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaar-den:
- Veroordeelde zal zich laten behandelen in FPC De Woenselse Poort of een andere door de reclassering aan te wijzen instelling, voor de duur van maximaal 18 maanden;
- Veroordeelde zal zich gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, welke haar namens Reclassering Nederland gegeven worden;
- Veroordeelde zal zich houden aan de behandel/begeleidingsvoorschriften van de behande-laars van FPC De Woenselse Poort en Reclassering Nederland. Dit geldt ook voor middelengebruik, vrijheden en medicatiebeleid. Zij zal zich na de klinische opname houden aan de aanwijzingen te geven door de reclassering en zal daarbij een traject volgen dat de behandelaren nodig of wenselijk achten;
- Veroordeelde zal Reclassering Nederland op de hoogte houden van de inhoud en voortgang van de behandeling/begeleiding;
- Veroordeelde zal toestaan dat Reclassering Nederland door de behandelende/begeleidende instelling over de voortgang wordt ingelicht;
- Bijzonderheden, van welke aard dan ook, welke de begeleiding kunnen belemmeren, dient veroordeelde direct aan de reclassering te melden;
- Veroordeelde zal zich onthouden van criminele activiteiten en/of ongeoorloofde praktijken;
- Veranderingen van woonsituatie, zoals een verhuizing, kan slechts na overleg en met goed-keuring van de reclassering plaatsvinden;
- Veroordeelde zal zich constructief en open opstellen in het contact met de medewerker van de reclassering en zal inzicht geven in haar psychosociaal functioneren;
- Veroordeelde zal, indien de reclasseringswerker dat in het kader van de begeleiding en/of rapportage noodzakelijk acht, contact hebben met de psychiater die verbonden is aan de reclassering;
- Veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering om contact op te nemen met relevante personen en/of instellingen, voor zover dit noodzakelijk is in het kader van het toezicht, door indien gewenst, daarvoor een verklaring van geen bezwaar te ondertekenen;
- Veroordeelde zal iedere zes maanden een pasfoto, welke niet ouder is dan 6 maanden, afgeven aan de reclassering, welke gebruikt kan worden voor opsporingsdoeleinden in het geval zij zich aan het toezicht van de reclassering onttrekt;
- Veroordeelde dient te allen tijde telefonisch bereikbaar te zijn voor de reclassering.
Bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het – inmiddels geschorste bevel – voorlopige hechtenis van verdachte voornoemd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3] (ten aanzien van feit
2 van parketnummer 05/721092-11).
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer3] te betalen € 5.000,- (zegge vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2008.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 5.000,-, subsidiair 60 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen € 5.000,-, (zegge vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2008, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
- Bepaalt dat de veroordeelde het hiervoor genoemde bedrag mag betalen in 10 (tien) termijnen van elk € 500,- per maand.
mrs. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), F.J.H. Hovens en A.J.H. Steenweg,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2012.