Parketnummer : 05/701475-11 en 21/000436-09 (tul)
Data zitting : 5 december 2011, 23 januari 2012 en 27 februari 2012
Datum uitspraak : 12 maart 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem-De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16 te
Arnhem.
Raadsvrouw : mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Culemborg.
1a. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank op 27 februari 2012 ter terechtzitting toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk een of meer persoon/personen, te weten R. van [slachtoffer1] en/of B.Chr. [slachtoffer2] en/of
S. [slachtoffer3] en/of J.K. [slachtoffer4] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen, van het leven te beroven, opzettelijk als bestuurder van een personenauto (Daihatsu Valera), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde auto, (met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid) meermalen, althans eenmaal achteruit rijdende op de Klarendalseweg aldaar is ingereden / toegereden op die persoon/personen (welke zich voor café [naam] ([adres]) aldaar bevond(en)), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan een of meer persoon/personen, te weten R.van [slachtoffer1] en/of B.Chr.[slachtoffer2] en/of S.[slachtoffer3] en/of J.K.[slachtoffer4] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk als bestuurder van een personenauto (Daihatsu Valera), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde auto, (met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid) meermalen, althans eenmaal achteruit rijdende op de Klarendalseweg aldaar is ingereden / toegereden op die persoon/personen (welke zich voor café [naam] ([adres]) aldaar bevond(en)), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Arnhem R. van [slachtoffer1] en/of B.Chr. [slachtoffer2] en/of S. [slachtoffer3] en/of J.K. [slachtoffer4] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (Daihatsu Valera), in elk geval een door hem, verdachte, bestuurde auto, (met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid) meermalen, althans eenmaal achteruit rijdende (op de Klarendalseweg aldaar) op die persoon/personen is ingereden / toegereden;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan T.P. [brigadier1], brigadier Avz/unit Arnhem Noord politie gelderland-midden en/of J.M. [brigadier2] brigadier Avz/unit Arnhem Noord, politie gelderland-midden opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (terwijl die [brigadier1] en/of [brigadier2] zich bevonden in hun/een dienstvoertuig en/of die [brigadier1] en/of [brigadier2] zich bezighielden met de aanhouding en/of staande houding van verdachte) rijdende in een personenauto (Daihatsu Valera), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid op die [brigadier1] en/of [brigadier2] is ingereden en/of is toegereden en/of (vervolgens) rijdende in een personenauto (Daihatsu Valera), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid tegen de (dienst)auto van die [brigadier1] en/of [brigadier2] is aangereden en/of aangebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Arnhem T.P. [brigadier1], brigadier Avz/unit Arnhem Noord politie gelderland-midden en/of J.M. [brigadier2] brigadier Avz/unit Arnhem Noord, politie gelderland-midden, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend (terwijl die [brigadier1] en/of [brigadier2] zich bevonden in hun/een dienstvoertuig en/of die [brigadier1] en/of [brigadier2] zich bezighielden met de aanhouding en/of staande houding van verdachte) rijdende in een personenauto (Daihatsu Valera), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid op die [brigadier1] en/of [brigadier2] is ingereden en/of is toegereden en/of (vervolgens) rijdende in een personenauto (Daihatsu Valera), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid tegen de (dienst)auto van die [brigadier1] en/of [brigadier2] is aangereden en/of aangebotst;
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een dienstauto van de politie, althans een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de politieregio Gelderland-Midden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk als bestuurder van een voertuig meermalen, althans eenmaal, tegen voornoemde personenauto te botsen en/of te rijden en/of te duwen/drukken;
1b. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 21/000436-09).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 27 februari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.H.J. Raaijmakers voornoemd.
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft gerekwireerd ter zake van de feiten als ten laste gelegd onder parketnummer 05/701475-11. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21/000436-09 toe te wijzen.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben vervolgens het woord ter verdediging gevoerd. Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de raadsvrouw van verdachte verzocht om een verlenging van de proeftijd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1, primair en subsidiair
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 augustus 2011 is verdachte ter hoogte van café [naam], aan de [adres] te Arnhem, als bestuurder van een personenauto (Daihatsu Valera ) af gereden op R. van [slachtoffer1] ,
B.Chr. [slachtoffer2] , S. [slachtoffer3] en K. [slachtoffer4] , die zich voor het café bevonden .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit onder 1, primair, wettig en overtuigend bewijsbaar is, nu Van [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer3] en [slachtoffer4] hebben verklaard dat verdachte op hen is afgereden en zij moesten wegspringen om niet door de auto geraakt te worden. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat verdachte de auto doelbewust op mensen afstuurde en dit wordt ook verklaard door de verbalisanten die ter plaatse kwamen. Naar de mening van de officier van justitie was de kans op dodelijk letsel aanmerkelijk, omdat de situatie - als er iemand klem was gereden of gestruikeld en de onder auto terecht was gekomen - fataal had kunnen aflopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde onder feit 1. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte slechts weg probeerde te komen van het café en niet bewijsbaar is dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan, de in de tenlastelegging bedoelde personen die zich voor het café bevonden. Bovendien heeft verdachte met een snelheid van slechts 20 km/u gereden, zodat de personen tijd hadden weg te springen en ook een eventuele botsing met een persoon niet fataal zou zijn geweest, aldus de raadsvrouw.
De beoordeling door de rechtbank
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder feit 1, primair, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu niet is gebleken dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de in de tenlastelegging genoemde personen waarop hij is ingereden. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat er daadwerkelijk een aanmerkelijke kans op de dood van (een of meer van) de betrokkenen aanwezig was.
Het subsidiair ten laste gelegde kan naar het oordeel van de rechtbank wèl wettig en overtuigend bewezen worden. Uit de vaststaande feiten blijkt dat verdachte met een auto op de vier in de tenlastelegging genoemde personen is afgereden. De rechtbank neemt in aanmerking dat deze personen verklaren dat zij opzij moesten springen om te voorkomen dat zij zouden worden geraakt/geschept .
Ook de ter plaatse gekomen politieagenten en getuige [getuige1] hebben gezien dat de personen op wie verdachte af reed zouden zijn aangereden, overreden of geschept als ze niet zouden zijn weggesprongen of weggerend . Het verweer van de raadsvrouw van verdachte dat het opzet van verdachte slechts was gericht op het wegrijden, wordt verworpen. Uit de verklaringen van verbalisanten [brigadier1] en [brigadier2] en getuige [getuige1] blijkt dat verdachte meerdere keren naar voren en naar achter reed en (bij)stuurde in de richting van de zich daar bevindende personen . De verbalisanten, die verdachte hebben aangehouden, hebben voorts verklaard dat verdachte reed met ‘verhogende’ en/of ‘hoge’ snelheid, een hoog toerental, spinnende banden en rookontwikkeling en dat verdachte tussen het voor- en achteruit rijden abrupt tot stilstand kwam . [slachtoffer2] heeft verklaard dat verdachte ‘met snelheid’ reed en Van [slachtoffer1] verklaarde dat er tussen hem en de auto een korte afstand was (zo’n 2,5 meter) toen verdachte ‘vol gas’ achteruit reed . Getuige [getuige2], die het voorval vanuit het raam van zijn woning boven café [naam] kon volgen, heeft eveneens verklaard over ‘vol gas geven’ en ‘piepende banden’ . De rechtbank maakt uit deze verklaringen op dat verdachte met, in ieder geval, ‘verhoogde snelheid’ - zonder daar een snelheid in kilometer per uur aan te kunnen koppelen - heeft gereden.
De rechtbank is van oordeel dat, reeds uit de wijze waarop verdachte volgens de genoemde getuigen heeft gereden, moet worden afgeleid dat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een ernstig ongeval zou plaatsvinden en één of meer van de personen waarop hij inreed zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat verdachte, zoals zijn raadsvrouw stelt, slechts met een snelheid van 20 km/u zou hebben gereden, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
Een voetganger is immers ten opzichte van een auto zeer kwetsbaar. Een feit van algemene bekendheid is dat indien een voetganger door een auto wordt aangereden, overreden of geschept - zelfs als die auto ”slechts” met de door de verdediging genoemde snelheid van 20 km/u reed - er een aanmerkelijke kans is op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 augustus 2011 is verdachte met een personenauto betrokken geraakt bij een botsing met een dienstauto van de politie Gelderland-Midden, waarbij laatstgenoemde auto beschadigd is.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het meer subsidiair ten laste gelegde onder feit 2 wettig en overtuigend bewijsbaar is, nu verdachte een politieauto heeft beschadigd door deze met zijn auto aan de kant te drukken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde varianten van feit 2 vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken of verdachte dan wel de betrokken agenten de botsing heeft/hebben veroorzaakt. Bovendien was het niet in de intentie van verdachte om tegen de politieauto te rijden. Omdat verdachte in blinde paniek was, valt volgens de raadsvrouw van verdachte aan te nemen dat hij niet heeft gezien dat de verbalisanten hem wilden beletten weg te rijden door de politieauto vóór zijn auto te zetten.
De beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat feit 2, primair en subsidiair, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Niet gebleken is dat verdachte verbalisanten [brigadier1] en [brigadier2] van de politie Gelderland-Midden met (voorwaardelijk) opzet zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen, evenmin kan worden gezegd dat hij hen heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 2, meer subsidiair, wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht in dat kader de verklaring van verbalisanten [brigadier1] en [brigadier2], die betrokken waren bij de aanhouding van verdachte, van belang.
Zij hebben immers verklaard dat zij de dienstauto schuin voor de door verdachte bestuurde auto tot stilstand brachten om te voorkomen dat hij opnieuw op de aanwezige mensen zou inrijden, dat verdachte met de linker voorzijde van diens auto tegen de rechter flank van de dienstauto reed, en vervolgens door gas te blijven geven met de auto tegen de dienstauto bleef drukken en daarbij in hun richting keek, totdat hij rechts langs de dienstauto weg kon rijden .
Aangezien verdachte terwijl hij in de richting van de agenten keek, en dus kennelijk bewust, enige tijd met zijn auto tegen de politieauto is blijven duwen, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank bewust het, als aanmerkelijk te achten, risico aanvaard dat hij schade zou toebrengen aan die politieauto. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank voorwaardelijk opzet op die beschadiging gehad.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 1, subsidiair, en feit 2, meer subsidiair, heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 20 augustus 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan meer personen, te weten R.van [slachtoffer1] en B.Chr.[slachtoffer2] en S.[slachtoffer3] en J.K.[slachtoffer4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk als bestuurder van een personenauto (Daihatsu Valera), met verhoogde snelheid meermalen rijdende op de Klarendalseweg aldaar is ingereden op die personen (welke zich voor café [naam] ([adres]) aldaar bevonden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 20 augustus 2011 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een dienstauto van de politie, toebehorende aan de politieregio Gelderland-Midden, heeft beschadigd door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk als bestuurder van een voertuig eenmaal, tegen voornoemde personenauto te botsen en te duwen/drukken.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
Poging zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2, meer subsidiair:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
4b. De strafbaarheid van de feiten
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 het (subsidiaire) standpunt ingenomen dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond, omdat hij door een dynamische groep werd aangevallen en bedreigd. Verdachte wilde in haar optiek slechts aan deze groep ontkomen. Dat is te meer te verklaren nu verdachte, zoals later ook is gebleken, lijdt aan angst- en paniekstoornissen, aldus de raadsvrouw.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, in tegenstelling tot de verklaring van verdachte dat aannemelijk is dat hij handelde zoals hij deed omdat hij belaagd werd, uit het dossier blijkt dat de auto pas nadat verdachte op diverse personen is ingereden, werd belaagd.
De beoordeling door de rechtbank
Uit de verklaringen van de de getuigen en verbalisanten blijkt weliswaar dat op enig moment sprake is geweest van een ogenblikkelijke (dreigende) aantasting van het lijf van verdachte en de auto waarin hij zich bevond, maar eveneens dat deze situatie zich - zoals ook de officier van justitie heeft betoogd - pas voordeed nadat verdachte met de auto doelbewust op voetgangers was ingereden. Naar het oordeel van de rechtbank staan de gedragingen van verdachte om die reden aan een beroep op noodweer in de weg. Het verweer van de raadsvrouw dienaangaande wordt dan ook verworpen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten strafbaar zijn.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6a. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 25 januari 2012;
• diverse reclasseringsrapporten betreffende verdachte van respectievelijk 23 augustus 2011, 15 november 2011, 18 januari 2012 en 20 februari 2012;
• een Pro Justitia rapportage betreffende het psychologische onderzoek dat ten aanzien van verdachte is uitgevoerd, gedateerd 24 november 2011;
• een Pro Justitia rapportage betreffende het psychiatrische onderzoek dat ten aanzien van verdachte is uitgevoerd, gedateerd 12 november 2011;
• een e-mailbericht van de officier van justitie over haar contact met reclasseringsmedewerker [naam], van 15 februari 2012;
• een e-mailbericht van mevrouw I. [naam] over de plaats die voor verdachte bij FPA Roosenburg is gereserveerd, van 20 februari 2012; en
• een e-mailbericht van dhr. S. Roosjen van het NIFP/IFZ Arnhem over de eventuele klinische behandeling van verdachte, van 21 februari 2012.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, primair, en feit 2, uiterst subsidiair, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan
10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij dient dan als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opgelegd te worden, ook als dat inhoudt klinische behandeling bij FPA Roosenburg voor maximaal 10 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts dient naar de mening van de officier van justitie aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid van motorrijtuigen opgelegd te worden voor de duur van 5 jaren.
Het standpunt verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van alle ten laste gelegde feiten. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring acht de raadsvrouw de eis van de officier van justitie, gezien de omstandigheden waaronder de gebeurtenissen zich hebben voorgedaan, te fors.
Het is onduidelijk waarom verdachte in het café bloed op zijn gezicht had. Verdachte heeft geprobeerd weg te komen en als de groep hem niet achterna was gekomen, was alles anders gelopen. Verdachte lijdt aan een impulsstoornis en heeft paniekaanvallen en onder invloed daarvan heeft hij gehandeld. Ook dient rekening gehouden te worden met de hardhandige aanhouding van verdachte, ten gevolge waarvan verdachte ook nu nog aan geheugenverlies lijdt, aldus de raadsvrouw van verdachte.
De raadsvrouw van verdachte acht een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarde dat verdachte behandeling zal ondergaan zoals besproken in de reclasseringsrapportage, redelijk. De psycholoog, psychiater en reclassering hebben gewezen op het belang van behandeling van verdachte en naar de mening van de raadsvrouw van verdachte is niet alleen verdachte maar ook de samenleving erbij gebaat dat deze behandeling zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Nu verdachte ten tijde van de uitspraak bijna 7 maanden in detentie zit, hij daarna nog
7 weken aan zijn intake dient mee te werken, in welk kader hij evenmin het privilege zal hebben naar huis te gaan, en verdachte daarna nog een behandeling moet ondergaan, acht de raadsvrouw een langere gevangenisstraf niet gepast.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van meerdere personen door met een auto op hen in te rijden. De gevolgen van verdachtes handelen hadden voor de betrokken personen ernstig kunnen zijn. Aannemelijk is voorts dat dit de betrokken personen behoorlijk veel angst heeft aangejaagd. Voorts heeft verdachte geprobeerd de plaats van het delict te verlaten en heeft hij daarbij opzettelijk een politieauto beschadigd door deze aan de kant te duwen. Dit zijn ernstige feiten en de rechtbank rekent verdachte deze zwaar aan. Temeer nu verdachte blijkens zijn justitiële documentatie - naast voor een groot aantal vermogensdelicten - veelvuldig is veroordeeld en nog in een proeftijd liep voor, soms ernstige, verkeersdelicten, ondanks dat hij nooit een rijbewijs heeft gehaald. Daarboven is hij tweemaal veroordeeld voor poging doodslag en eenmaal voor bedreiging, waarbij hij al dan niet, net als in dit geval, een auto als wapen heeft gebruikt.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van de officier van justitie dat verdachte zeer hardleers blijkt te zijn.
Bij het bepalen van de strafmaat betrekt de rechtbank voorts dat uit de Pro Justitia rapportage van psycholoog H.R.J. ter Borg blijkt dat verdachte agressieregulatieproblemen, angst- en paniekklachten en problemen met middelengebruik heeft, dat hij zwakbegaafd is en er aanwijzingen zijn voor amnesie en antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Hoewel dit risicofactoren zijn voor recidive kan het recidive-risico volgens de psycholoog niet worden bepaald vanwege het feit dat verdachte amnesie claimt.
In de Pro Justitia rapportage van psychiater L.H.W.M. Kaiser worden voornoemde conclusies grotendeels bevestigd, in die zin dat ook in deze rapportage wordt vastgesteld dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, dat er verschillende oorzaken worden gegeven voor de amnesie, dat de kans op herhaling in wezen niet kan worden ingeschat maar vanwege belastende factoren op langere termijn waarschijnlijk tamelijk groot is en dat het starten van een klinische behandeling in een FPA wenselijk is.
De rechtbank overweegt dat uit laatstgenoemde rapportage van de psychiater en ook het meest recente reclasseringsrapport van 20 februari 2012 blijkt dat verdachte zeer gemotiveerd is een klinische behandeling te volgen. Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank rekening houden met deze (positieve) motivatie van verdachte. Daarnaast weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat minder bewezen is dan daar waarbij de officier van justitie bij haar eis vanuit is gegaan en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in het onderhavige geval van toepassing is. De rechtbank acht de strafeis van de officier van justitie gelet op het vorenstaande te zwaar.
De door de raadsvrouw van verdachte voorgestelde strafmaat doet echter naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en de justitiële documentatie van verdachte aangaande verkeersgerelateerde en geweldsdelicten, evenmin recht aan de situatie.
De aanhouding van verdachte mag hardhandig zijn geweest, er is geen aanleiding te veronderstellen dat er (onnodig of disproportioneel) geweld is toegepast dat voor strafverlichting reden zou kunnen zijn.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, evenals een forse en geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Voorts acht de rechtbank het, evenals voornoemde deskundigen en verdachte zelf, noodzakelijk dat verdachte zich onder behandeling zal stellen. Uit het e-mailbericht van S. Roosjen van het NIFP/IFZ Arnhem van 21 februari 2012 volgt dat een periode van detentie, waardoor verdachte wellicht niet op korte termijn kan worden opgenomen in FPA Roosenburg, niet in de weg staat aan een behandeling van verdachte op een later moment.
Al het voorgaande in aanmerking genomen, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, alsmede tot een rijontzegging voor de duur van vijf jaar. Voorts dient de verdachte zich te melden bij de reclassering/Iriszorg en dient hij te worden opgenomen in een zorginstelling (FPA Roosenbrug), een en ander zoals de reclassering heeft geadviseerd.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. De rechtbank ziet geen reden de proeftijd te verlengen, zoals is verzocht door de raadsvrouw, en zal dan ook de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke straffen die aan verdachte zijn opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 7 mei 2010.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 45, 57, 63, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- Veroordeelde stelt zich voor de duur van maximaal 1 jaar onder klinische behandeling bij FPA Roosenburg of, indien daarvoor op dat moment een wachtlijst bestaat, (tijdelijk) een andere volgens het NIPF-IFZ voor veroordeelde geschikt geachte kliniek.
- Veroordeelde dient zich te melden bij Reclassering IrisZorg, gevestigd aan de Weerdjesstraat 10 te Arnhem (bereikbaar op 088-6061311) en dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens Reclassering IrisZorg zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden het zich gedurende door Reclassering IrisZorg bepaalde perioden blijven melden zo frequent en lang Reclassering IrisZorg dit nodig acht.
Geeft opdracht aan Reclassering IrisZorg om aan veroordeelde bij naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde daarnaast tot
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 5 (vijf) jaren.
8b. De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling bij parketnummer 21/000426-09
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 7 mei 2010, onder parketnummer 21/000436-09, voorwaardelijk opgelegde:
- gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 (twee) maanden;
- hechtenis voor de duur van 1 (één) week; en
- hechtenis voor de duur van 1 (één) week.
mr. E. de Boer, als voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
mr. J.M.J.M. Doon, rechter,
in tegenwoordigheid van M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 maart 2012.