Parketnummer : 05/900948-07
Data zitting : 28 mei 2009, 20 augustus 2008, 24 september 2008, 28 februari 2011,
5 december 2011 en 30 januari 2012
Datum uitspraak : 13 februari 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1971 [geboorteplaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
Officier van justitie : mr. H.J. Timmer.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2006
tot en met december 2007 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
M.A.C.H.M. [slachtoffer1] en/of G.H.E. [slachtoffer2] en/of een of meer andere personen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing,
fraude, misleiding dan wel door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of anderen,
bestaande hieruit dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), bij die
[slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of anderen de verwachting heeft gewekt dat zij bij
hem/hen veel geld zouden kunnen verdienen en/of die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2]
en/of anderen heeft gehuisvest/onderdak heeft verleend in zijn privehuis en/of
die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of anderen door misbruik te maken van de
omstandigheden waarin die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of anderen verkeerden
heeft gedwongen levensmiddelen via hem/hen/in zijn/hun privehuis (tegen
woekerprijzen) aan te schaffen en/of dat de kosten van kost en inwoning hoger
werden dan de verdiensten van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of anderen
waardoor zij genoodzaakt waren om hun werkzaamheden voort te (blijven) zetten
om de schulden aan verdachte en/of zijn mededader(s) te kunnen voldoen en die
[slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of anderen daardoor in een van hem/hen, verdachte
en/of zijn mededader(s), afhankelijke positie heeft gebracht;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1september 2006
tot en met december 2007 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van M.A.C.H.M. [slachtoffer1]
en/of G.H.E. [slachtoffer2] en/of anderen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) de door die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of anderen ontvangen
gelden voor geleverde diensten op een voor die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of
anderen zeer onvoordelige en onredelijke wijze verrekend met de kosten van
kost en inwoning en/of onder valse voorwendselen geld heeft geind zogenaamd
ten behoeve van de belastingdienst;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005
tot en met 31 augustus 2006 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
M.A.C.H.M. [slachtoffer1] en/of R. [slachtoffer3] en/of G.H.E. [slachtoffer2] en/of M. [slachtoffer4] en/of D.J.C. [slachtoffer5] en/of een of meer andere personen, door dwang
en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met
geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude,
misleiding dan wel door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of
[slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of anderen, bestaande hieruit dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s), bij die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] en/of
[slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of anderen de verwachting
heeft gewekt dat zij bij hem/hen veel geld zouden kunnen verdienen en/of die
[slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5]
en/of anderen heeft gehuisvest/onderdak heeft verleend in zijn privehuis en/of
die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5]
en/of anderen door misbruik te maken van de omstandigheden waarin die [slachtoffer1]
en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of
anderen verkeerden heeft gedwongen levensmiddelen via hem/hen/in zijn/hun
privehuis (tegen woekerprijzen) aan te schaffen en/of dat de kosten van kost
en inwoning hoger werden dan de verdiensten van die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer3]
en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of anderen waardoor zij
genoodzaakt waren om hun werkzaamheden voort te (blijven) zetten om de
schulden aan verdachte en/of zijn mededader(s) te kunnen voldoen en die
[slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5]
en/of anderen daardoor in een van hem/hen, verdachte en/of zijn mededader(s),
afhankelijke positie heeft gebracht;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005
tot en met 31 augustus 2006 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van M.A.C.H.M. [slachtoffer1]
en/of R. [slachtoffer3] en/of G.H.E. [slachtoffer2] en/of M. [slachtoffer4] en/of
D.J.C. [slachtoffer5] en/of anderen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) de door die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of anderen ontvangen gelden voor geleverde
diensten op een voor die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer4] en/of [slachtoffer5] en/of anderen zeer onvoordelige en onredelijke wijze
verrekend met de kosten van kost en inwoning en/of onder valse voorwendselen
geld heeft geïnd zogenaamd ten behoeve van de belastingdienst;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002
tot en met 31 december 2004 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd G.H.E. [slachtoffer2] en/of M.A.C.H.M. [slachtoffer1] en/of M. [slachtoffer4] en/of een of meer andere personen, door geweld of één of meer
andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of
meer andere feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding heeft bewogen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor
een derde tegen betaling of onder voornoemde omstandigheden enige handeling
heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die (sexuele)
handelingen beschikbaar stelde, bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of bedreiging met die
andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte en/of verdachtes mededader
aan die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer1] en/of [slachtoffer4] heeft voorgehouden dat
hij veel geld kon verdienen door zich als prostituee in zijn, verdachtes,
boysclub ter beschikking te stellen aan derden en/of bestaande die
(ondernomen) handeling(en) hieruit dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer1] en/of [slachtoffer4] en/of anderen onderdak te
verschaffen in de boysclub in de [adres];
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus
2006 tot en met 12 februari 2008 te Arnhem, althans in Nederland en of in
Brazilië,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, V.J.A.L. de [slachtoffer6]
en/of G.M.T.H. van den [slachtoffer7] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer
geldbedragen, in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte
(telkens) tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen,met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft/hebben doen
voorkomen alsof er een vergunning was verleend voor het pand [adres]-II
voor meer dan twee (sex) werkplekken en/of dat hij, verdachte, met de
gemeente Arnhem zou regelen die de [slachtoffer6] en/of van [slachtoffer7] op de
beheerderslijst zouden worden geplaatst , waardoor die de [slachtoffer6] en/of van
[slachtoffer7] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 30 januari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. De raadsman van verdachte, mr. G.F. Schadd, namens mr. B.J. Schadd, advocaten te Arnhem, verklaart niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om namens zijn cliënt het woord te voeren.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en voorts tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 25.000 subsidiair 365 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij G.H.E. [slachtoffer2] tot een bedrag van € 8.199,82 toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen detentie. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij G.M.T.H. van [slachtoffer7] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie verzoekt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde feitelijkheden, inhoudende dat verdachte de genoemde aangevers heeft voorgehouden dat zij veel geld konden verdienen door zich als prostituee in verdachtes boysclub ter beschikking te stellen aan derden en/of dat verdachte de aangevers onderdak heeft verschaft in de boysclub in de [adres], niet kunnen worden aangemerkt als “geweld of één of meer feitelijkheden of door dreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding” als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht, overeenkomstig het standpunt van de officier van jusititie, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 4 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van De [slachtoffer6] overweegt de rechtbank, dat zijn echtgenote verklaart dat zij en haar man weliswaar eerder de vergunning voor het pand aan de [adres] hadden gezien, waarin stond dat er maximaal 2 werkplekken voor maximaal 2 prostituees mogelijk waren, maar dat ze deze niet inhoudelijk hadden gelezen. De [slachtoffer6] zelf heeft verklaard dat hij nooit heeft stilgestaan bij het aantal prostituees en dat ook nooit heeft gevraagd. Voor zover het voor De [slachtoffer6] van belang was dat er meer dan twee werkplekken zouden kunnen worden ingericht had het op zijn weg gelegen daar meer onderzoek naar te verrichten. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte De [slachtoffer6] en zijn vrouw expliciet heeft verteld dat er meer dan 2 werkplekken vergund zouden zijn. In het licht van het vorenstaande kan niet gezegd wordt dat verdachte met het enkele “doen voorkomen” alsof er een vergunning was verleend voor meer dan twee werkplekken een valse naam of valse hoedanigheid heeft aangenomen of listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels heeft uitgeoefend en is derhalve geen sprake van een oplichtingshandeling in de zin van artikel 326 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van Van den [slachtoffer7] overweegt de rechtbank dat verdachte heeft betwist dat hij Van den [slachtoffer7] heeft gezegd dat er reeds vergund was dat er meerdere kamers gemaakt konden worden. Hij verklaart dat ook Van den [slachtoffer7] de vergunning met daarin het aantal kamers heeft gezien. Voor zover hem wordt verweten dat hij zou hebben toegezegd er voor te zorgen dat de vergunning zou worden uitgebreid en dat aangever op de beheerderslijst geplaatst zou worden kan dit, noch het niet nakomen van deze toezeggingen, gezien worden als oplichtingshandelingen in de zin van artikel 326 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Nu de delictsomschrijvingen van de ten laste gelegde feiten onder 1 (art. 273f WvSr) en 2 (art. 273a (oud) WvSr) tekstueel gelijk zijn en, inverband met gewijzigde wetgeving, enkel verschillen in de ten laste gelegde perioden, zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken. Waar nodig zal de rechtbank afzonderlijk in gaan op de verschillende ten laste gelegde feiten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van G.H.E. [slachtoffer2]
In de periode van 1 januari 2005 tot en met eind oktober 2006 werkte Gerard [slachtoffer2] (verder te noemen [slachtoffer2]) in het privéhuis van verdachte [verdachte] (verder te noemen verdachte), gevestigd aan de [adres] te Arnhem (verder: het privéhuis).
Ten aanzien van M. [slachtoffer4]
In de periode van 1 januari 2005 tot en met oktober 2007 werkte [slachtoffer4] (verder te noemen Van [slachtoffer4]) in het privéhuis.
Ten aanzien van M.A.C.H.M. [slachtoffer1]
In de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2006 werkte [slachtoffer1] (verder te noemen [slachtoffer1]) in het privéhuis.
Ten aanzien van R. [slachtoffer3]
In de periode van medio mei 2005 tot mei 2006 werkte [slachtoffer3] (verder te noemen [slachtoffer3]) in het privéhuis.
Ten aanzien van “andere personen”
In de periode van september 2005 tot en met maart 2006 werkte [slachtoffer8] (verder te noemen [slachtoffer8]) in het privéhuis.
Ten aanzien van D.J.C. [slachtoffer5]
In de periode van juli 2005 tot en met half januari 2006 werkte [slachtoffer5] (verder te noemen [slachtoffer5]) in het privéhuis.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich ten aanzien van alle personen, te weten [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer3], Van [slachtoffer4], [slachtoffer5], en een of meer anderen waaronder [slachtoffer8] en [slachtoffer9], schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de desbetreffende tenlastegelegde periode.
Ten aanzien van [slachtoffer5] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat zijn verklaring meegenomen kan worden, ondanks de conclusie van drs. Van der Sleen, klinisch psychologe, dat bij de waarde van de verklaring van [slachtoffer5] vraagtekens gezet moeten worden. Zijn verklaring wordt ondersteund door ander bewijs, zoals de aangifte van zijn stiefvader en de verklaringen van [slachtoffer1] en [slachtoffer3].
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank oordeelt ten aanzien van aangever [slachtoffer1] dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat hij in de ten laste gelegde periode werkzaam was in het privéhuis nu uit zijn verklaring blijkt dat hij daar tot 31 augustus 2006 werkzaam was.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, te weten medeverdachte J. [medeverdachte] (overleden op [datum]), de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen dat [medeverdachte] betrokken is geweest bij de feitelijkheden zoals ten laste gelegd.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van getuige [slachtoffer9] dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat hij in de ten laste gelegde periode werkzaam was in het privéhuis nu uit zijn verklaring blijkt dat hij omstreeks 2000 of 2001 voor verdachte is gaan werken, maar uit zijn verklaring of andere bewijsmiddelen niet blijkt tot wanneer hij in het privehuis heeft gewerkt.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijke handelingen die de rechtbank wel bewezen acht oordeelt zij als volgt.
• De verwachting gewekt dat aangevers veel geld bij hem zouden kunnen verdienen
Ten aanzien van feit 1 en 2
Aangever [slachtoffer2] heeft hierover verklaard dat hij via [medeverdachte] en via een advertentie in een krant bij verdachte aan de [adres] terecht is gekomen. Hij heeft aan verdachte gevraagd wat hij kon verdienen op de [adres]. Verdachte heeft hem toen verteld dat hij wel tien a 20 duizend euro kon verdienen in drie maanden tijd. Toen hij er eenmaal ging werken dacht [slachtoffer2] wel dat het tegenviel, want hij moest ook belastinggeld afdragen aan verdachte. Later heeft [slachtoffer2] verklaard dat hij wel meer dan 20 duizend euro kon verdienen binnen 2 of 3 jaar.
Aangever Van [slachtoffer4] heeft het volgende verklaard. Van [slachtoffer4] zag in de krant een advertentie staan. Hij kan zich de exacte inhoud daarvan niet meer herinneren maar hij weet wel dat hij snel geld kon verdienen. Hij wist dat het om prostitutie ging. Het ging om een escortbureau en club aan de [adres] te Arnhem.
Ten aanzien van feit 2
Aangever [slachtoffer1] heeft het volgende verklaard. [slachtoffer1] zag in een krant een advertentie voor erotisch masseur. Verdachte rekende [slachtoffer1] voor dat hij 1000 euro per week kon gaan verdienen. Hij kon in de club gratis wonen en eten. Hij hoefde niets te betalen voor kost en inwoning.
Aangever [slachtoffer3] heeft het volgende verklaard. Verdachte vertelde [slachtoffer3] dat hij op 60/40 basis zou gaan werken. Dat betekende dat hij 40 procent en dat verdachte 60 procent van het bedrag zou krijgen dat een klant aan verdachte betaalde.
Aangever J.H. [medeverdachte] heeft namens D.J.C. [slachtoffer5] het volgende verklaard. [slachtoffer5] zou daar ongeveer 900 euro in de week gaan verdienen. Er werden prijzen genoemd die varieerden van 50 euro tot 350 euro per klant. [slachtoffer5] zou 45 procent krijgen.
[slachtoffer5] verklaart zelf dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat een klant 135 euro aan hem moest betalen. [slachtoffer5] zou daar dan de helft van krijgen. Hij dacht dat hij daar veel geld mee kon verdienen. Het was voor hem veel geld.
[slachtoffer8] heeft hierover het volgende verklaard. De verdeling van het geld zou fifty-fifty zijn.
• Het huisvesten/onderdak bieden in zijn privéhuis aan aangevers
Ten aanzien van feit 1 en 2
Van [slachtoffer4] heeft hierover het volgende verklaard. Hij bleef daar slapen want hij had geen slaapplaats omdat hij had op dat moment geen contact had met zijn moeder.
Aangever [slachtoffer1] heeft hierover het volgende verklaard. [slachtoffer1] had in die tijd geen plek om te slapen.
Hij had niets meer en kon bij verdachte gratis wonen.
Aangever [slachtoffer3] heeft verklaard. Verdachte vertelde [slachtoffer3] dat hij op in het privéhuis aan de [adres] te Arnhem zou kunnen wonen. [slachtoffer3] had geen dak boven zijn hoofd en is op de eerste avond in het privéhuis getrokken.
Aangever J.H. [medeverdachte] heeft namens D.J.C. [slachtoffer5] het volgende verklaard. [slachtoffer5] zou aan de [adres] te Arnhem mogen komen wonen en werken tegelijkertijd. Hij sliep en werkte op dezelfde kamer. [slachtoffer5] heeft daar een half jaar gewerkt. [slachtoffer5] heeft daar zelf over verklaard dat hij na de eerste dag daar niet meer is weggegaan. Hij sliep in een peeskamertje. Dat was zijn slaap- en werkkamer.
[slachtoffer8] heeft het volgende verklaard. [slachtoffer8] zocht een slaapplek en heeft aangebeld bij [adres] te Arnhem. Hij wist dat daar een prostitutieclub voor homo’s zat. Hij is daar gaan solliciteren om daar te kunnen slapen. Vanaf het eerste moment is hij in de club gebleven.
• Het misbruik maken van de omstandigheden waarin aangevers verkeerden door aangevers te dwingen levensmiddelen via verdachte in zijn privéhuis (tegen woekerprijzen) aan te schaffen
Ten aanzien van feit 1 en 2
Van [slachtoffer4] heeft het volgende verklaard. In het begin gaf verdachte hem gewoon wat hij nodig had. Hij mocht geen eten mee naar binnen nemen. Verdachte vond dat hij eten bij hem moest kopen. Voor kipnuggets betaalde hij 5 euro en een blikje cola kostte 2,50 euro.
[slachtoffer2] heeft hierover verklaard dat hij voor een drankje 5 Euro moest betalen aan verdachte. Dit moest hij altijd betalen of hij nu wel of geen fris had gedronken
Aangever [slachtoffer1] heeft het volgende verklaard. [slachtoffer1] kon daar in het begin gratis wonen en eten. Hij hoefde niets te betalen voor kost en inwoning. Ineens veranderden er bepaalde dingen. Dat ging heel geleidelijk. Hij moest ineens gaan betalen voor drankjes. Hij mocht niet meer zelf eten, drinken en een joint kopen. Dat moest [slachtoffer1] van verdachte kopen. Hij kon per dag 10 euro contant bij verdachte opnemen. Dat boekte hij direct van zijn rekening. [slachtoffer1] betaalde 75 euro voor logies. 10 euro per dag voor het ontbijt, 10 euro voor avondeten. Een biertje koste 3,50 euro. Voor een fles whisky betaalden de jongens 75 euro (met een winkelwaarde van 30 euro). Voor een chocomel betaalde hij 3 euro, voor een tosti 4 euro. Voor een joint moest [slachtoffer1] 6 euro joint. Verdachte wist dat zij geen alternatief hadden of iets om op terug te vallen. Aangever verklaarde dat hij niet in staat was om te kiezen want hij had niets.
Aangever [slachtoffer3] heeft het volgende verklaard. [slachtoffer3] moest alles in de club kopen van verdachte. Een fles cola kocht verdachte bij de Sligro die hij voor 10 euro aan [slachtoffer3] door berekende. Dit bedrag werd meteen van zijn rekening geschreven. Voor een joint betaalde hij 6 a 7 euro. Alles wat hij zelf mee nam werd gegooid. Voor een pakje sigaretten rekende verdachte 7,50 euro, terwijl de prijs 3,90 was. Ook voor het ontbijt moest hij betalen. Dat kostte 6 euro per dag. Verdachte berekende dat voor de hele maand en schreef dat direct af van de rekening van [slachtoffer3]. Er werd door verdachte 600 euro aan logies, 240 euro aan eten en 180 euro aan ontbijt afschreven van zijn rekening. Het maakte niet uit of je wel of niet mee at. Dit was 1020 euro aan vaste uitgaven. Verdachte wist dat ik verder niemand had. Bij verdachte had aangever in ieder geval een vaste plek.
[slachtoffer5] heeft het volgende verklaard. Ze aten elke dag gezamenlijk bij verdachte Hij mocht alcohol niet zelf in een winkel kopen, hij was verplicht om dat bij verdachte de te kopen.
[slachtoffer8] heeft het volgende verklaard. Hij moest 75 euro per week betalen voor het eten. Drank moest apart betaald worden. Hij schat dat hij per dag toch zeker een bedrag van 50 a 100 euro kwijt was aan drank in de club. Verdachte vroeg 6 euro voor een joint. Voor een Aldi biertje van 0,35 cent vroeg verdachte 2,50 euro. Voor een Beertender biertje vroeg verdachte 2,50 per glas. Het was niet mogelijk om zelf drank mee te nemen.
• Kosten van kost en inwoning hoger dan de verdiensten van aangevers waardoor zijn genoodzaakt waren om hun werkzaamheden voort te (blijven) zetten om de schulden aan verdachte te kunnen voldoen en hen daardoor in een afhankelijke positie zetten
Ten aanzien van feit 1 en 2
[slachtoffer2] heeft het volgende verklaard. Hij moest een kasboekje bijhouden met wat zijn in- en uitkomsten waren. [slachtoffer2] noemt als voorbeeld 7 juli 2004. Hij had die dag één klant. Zijn inkomsten waren 65 euro. Daarvan ging 30 euro naar verdachte voor de kamerhuur. Voor een drankje moest hij 5 euro betalen of hij deze nu wel of niet had genuttigd. Hij moest ook nog 30 euro aan de belasting betalen. Hij hield dus niets over van het geld wat hij had verdiend met zijn kamercontacten.
[slachtoffer2] moest ondanks het feit dat hij niet bleef slapen op de [adres] toch voor een overnachting betalen. Hij moest 70 euro per week betalen anders mocht hij niet meer komen. Als hij een periode niet kwam schreef verdachte 10 euro per dag van de rekening van [slachtoffer2] af. Zodra [slachtoffer2] ontslag zou willen nemen maakte verdachte hem duidelijk dat hij hem nog geld schuldig was. [slachtoffer2] dacht dat hij nog harder moest gaan werken, zodat hij meer ging verdienen en daardoor geen schulden meer zou hebben.
Van [slachtoffer4] heeft het volgende verklaard. Hij kreeg 50 euro voor elke klant. Hij ontving ongeveer vijf klanten per week, soms meer en soms minder. Daar ging dan eten en drinken vanaf. Voor de kamer moest [slachtoffer4] 70 euro voor 1 uur met een klant betalen. Hij denkt dat hij door teveel eten en drinken te kopen bij verdachte een schuld heeft opgebouwd. Verdachte had alle betalingen in de computer staan. Van [slachtoffer4] had een keer gezien dat hij 3000 euro op de rekening had staan. Hij wilde dit uitbetaald krijgen. Verdachte vertelde hem dat hij dit geld al had uitgegeven en niets meer had overgehouden.
Hij had geen geld en geen slaapplaats. Hij had alleen verdachte en de escort. Verdachte had hem volkomen in zijn macht. Hij was in een zodanige positie gebracht door de escort dat hij wel moest blijven werken.
Ten aanzien van feit 2
Aangever [slachtoffer1] heeft het volgende verklaard. [slachtoffer1] kon bij verdachte in het begin gratis wonen en eten. Hij hoefde niets te betalen voor kost en inwoning. Ineens veranderden er bepaalde dingen. Dat ging heel geleidelijk. Hij moest ineens gaan betalen voor drankjes. Hij mocht niet meer zelf eten, drinken en een joint kopen. Dat moest [slachtoffer1] van verdachte kopen. Hij kon per dag 10 euro contact bij verdachte opnemen. Dat boekte hij direct van zijn rekening. [slachtoffer1] betaalde 75 euro voor logies. 10 euro per dag voor het ontbijt, 10 euro voor avondeten. Een biertje koste 3,50 euro. Voor een fles whisky betaalden de jongens 75 euro. (met een winkelwaarde van 30 euro). Voor een chocomel betaalde hij 3 euro, voor een tosti 4 euro. Voor een joint moest [slachtoffer1] 6 euro joint. Hij was gemiddeld 150 euro per dag kwijt voor eigen gebruik. Daarvoor moest hij wel drie klanten per dag hebben. Soms had hij maar drie klanten per week, dus kwam hij in de schulden bij verdachte. [slachtoffer1] heeft alleen het geld dat hij de eerste twee weken heeft verdiend. Verdachte heeft de rest gehouden.
Aangever [slachtoffer3] heeft het volgende verklaard. [slachtoffer3] moest alles in de club kopen van verdachte. Een fles cola kocht verdachte bij de Sligro die hij voor 10 euro aan [slachtoffer3] door berekende. Dit bedrag werd meteen van zijn rekening geschreven. Voor joint betaalde hij 6 a 7 euro. Alles wat hij zelf mee nam werd gegooid. Voor een pakje sigaretten rekende hij 7,50 euro, terwijl de prijs 3,90 was. Ook voor het ontbijt moest hij gaan betalen. Dat kostte 6 euro per dag. Verdachte berekende dat voor de hele maand en schreef dat direct af van de rekening van [slachtoffer3]. Er werd door verdachte 600 euro aan logies, 240 euro aan eten en 180 euro aan ontbijt afschreven van zijn rekening. Het maakte niet uit of je wel of niet mee at. Dit was 1020 euro aan vaste uitgaven. Niemand stond daardoor een keer in de plus. Verdachte deed [slachtoffer3] steeds weer een nieuw voorstel waardoor hij bleef of terugkwam.
Aangever J.H. [medeverdachte] heeft hierover het volgende verklaard.[slachtoffer5] moest ook huur betalen.
[slachtoffer5] heeft het volgende verklaard. Hij heeft gewerkt voor geld maar nooit gekregen. [verdachte] zei altijd dat het geld dat zij verdienden van hem was.
[slachtoffer8] heeft het volgende verklaard. Tijdens zijn verblijf werd de betalingswijze veranderd door verdachte. Daardoor kwam [slachtoffer8] rood te staan. In de eerste maanden werkt hij op fifty-fifty basis en later kreeg hij een vast bedrag van 1250 euro. Hij had geen dak boven het hoofd en moest daarom blijven.
• Het opzettelijk voordeeltrekken uit de uitbuiting van aangevers
Ten aanzien van feit 1 en 2
[slachtoffer2] heeft het volgende verklaard. Hij moest een kasboekje bijhouden met wat zijn in- en uitkomsten waren. [slachtoffer2] noemt als voorbeeld 7 juli 2004. Hij had die dag één klant. Zijn inkomsten waren dan 65 euro. Daarvan ging 30 euro naar [verdachte] voor de kamerhuur. Voor een drankje moest hij 5 euro betalen of hij deze nu wel of niet had genuttigd. Hij moest ook nog 30 euro aan de belasting betalen. Hij hield dus niets over van het geld wat hij had verdiend met zijn kamercontacten. Het geld voor de belasting heeft hij ook altijd aan [verdachte] betaald.
[slachtoffer2] moest ondanks het feit dat hij niet bleef slapen op de [adres] hij toch overnachting moest betalen. Hij moest 70 euro per week betalen anders mocht hij niet meer komen. Als hij een periode niet kwam schreef [verdachte] 10 euro per dag van de rekening van [slachtoffer2] af. Ook moest [slachtoffer2] 180 euro betalen wanneer hij twee maal een klant weigerde. Ook als hij met een collega escort naar bed wilde kostte hem dat 180 euro. R. [slachtoffer3] heeft verklaart dat [slachtoffer2] een keer een belasting aangifte kreeg.
Aangever [slachtoffer1] heeft het volgende verklaard. [slachtoffer1] kon bij verdachte in het begin gratis wonen en eten. Hij hoefde niets te betalen voor kost en inwoning. Ineens veranderden er bepaalde dingen. Dat ging heel geleidelijk. Hij moest ineens gaan betalen voor drankjes. Hij mocht niet meer zelf eten, drinken en een joint kopen. Dat moest [slachtoffer1] van verdachte kopen. Hij kon per dag 10 euro contact bij verdachte opnemen. Dat boekte hij direct van zijn rekening. [slachtoffer1] betaalde 75 euro voor logies. 10 euro per dag voor het ontbijt, 10 euro voor avondeten. Een biertje koste 3,50 euro. Voor een fles whisky betaalden de jongens 75 euro (met een winkelwaarde van 30 euro). Voor een chocomel betaalde hij 3 euro, voor een tosti 4 euro. Voor een joint moest [slachtoffer1] 6 euro joint. Hij was gemiddeld 150 euro per dag kwijt voor eigen gebruik. Daarvoor moest hij wel drie klanten per dag hebben. Soms had hij maar drie klanten per week, dus kwam hij in de schulden bij verdachte. [slachtoffer1] heeft alleen de 1.700 euro van de eerste twee weken ontvangen. De rest heeft verdachte gehouden.
Aangever [slachtoffer3] heeft het volgende verklaard. [slachtoffer3] werkte voor verdachte in een privéhuis als prostitué. Hij moest klanten ontvangen. Als hij weigerde werd er geld van zijn rekening afgeschreven. [slachtoffer3] moest alles in de club van verdachte kopen. Een fles cola die verdachte kocht bij de Sligro berekende hij aan [slachtoffer3] door voor 10 euro. Dit bedrag werd meteen van zijn rekening geschreven. Voor joint betaalde hij 6 a 7 euro. Alles wat hij zelf mee bracht werd weggegooid. Voor een pakje sigaretten rekende hij 7,50 euro, terwijl de prijs 3,90 was. Ook voor het ontbijt moest hij gaan betalen. Dat kostte 6 euro per dag. Verdachte berekende dat voor de hele maand en schreef dat direct af van de rekening van [slachtoffer3]. Er werd door verdachte 600 euro aan logies, 240 euro aan eten en 180 euro aan ontbijt afschreven van zijn rekening. Het maakte niet uit of je wel of niet mee at. Dit was 1020 euro aan vaste uitgaven. Niemand stond daardoor een keer in de plus. [slachtoffer3] heeft veel klanten gehad in de tijd dat hij in het privehuis woonde. Hij heeft daar niets van overgehouden.
Aangever J.H. [medeverdachte] heeft het volgende verklaard.
[slachtoffer5] is in een privéclub voor homo’s gaan werken. Hij moest hier seks met mannen gaan hebben. Hij heeft ook als escort voor verdachte gewerkt. [slachtoffer5] werd dan door verdachte naar klanten gebracht. Aangever [medeverdachte] verklaart dat hij aan verdachte heeft verteld dat [slachtoffer5] beperkte verstandelijke vermogens heeft en snel is te beïnvloeden, maar dat verdachte [slachtoffer5] desalniettemin heeft ingepalmd met mooie beloftes. Verdachte heeft [slachtoffer5] financieel uitgebuit. [slachtoffer5] heeft voor verdachte prostitutiewerk verricht maar hij heeft geen cent ontvangen. Sterker nog, volgens verdachte had [slachtoffer5] op het laatst een schuld van €385,00 [slachtoffer5] heeft het volgende verklaard. Hij heeft gewerkt voor geld maar dat nooit gekregen. Verdachte zei altijd dat het geld dat zij verdienden van hem was.
[slachtoffer8] heeft het volgende verklaard. Hij is daar gaan werken als prostitué. Tijdens zijn verblijf werd de betalingswijze veranderd door verdachte. Daardoor kwam [slachtoffer8] rood te staan. In de eerste maanden werkte hij op fifty-fifty basis en later kreeg hij een vast bedrag van 1250 euro. Hij had geen dak boven het hoofd en moest daarom blijven.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van D.J.C. [slachtoffer5].
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer5] overweegt de rechtbank het volgende. Uit de beknopte onderzoeken van zowel psycholoog W.M.P.A. Ament en psychiater L.J.M. Evers blijkt dat [slachtoffer5] licht verstandelijk gehandicapt is. Er is tevens sprake van een borderlinestoornis. De rechtbank is van oordeel dat deze stoornis en verstandelijke beperkingen van [slachtoffer5] de betrouwbaarheid van zijn verklaring niet in de weg staan nu deze steun vindt in de verklaringen van andere getuigen en aangevers en daarmee in grote mate overeenkomt.
Gelet op bovenstaande verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat hij op [slachtoffer2], Van [slachtoffer4], [slachtoffer1], [slachtoffer3], [slachtoffer5] en [slachtoffer8] had en misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer2], Van [slachtoffer4], [slachtoffer1], [slachtoffer3], [slachtoffer5] en [slachtoffer8] verkeerden. Een aantal van hen werden aangetrokken door een erotisch getinte advertentie in de krant van verdachte, waarin werd aangegeven dat er in korte tijd veel geld verdiend kon worden. Zij zijn daarom naar het privéhuis van verdachte gegaan. Uit de verklaringen blijkt dat verdachte in het begin erg coulant was, maar dat later een ander betalingssysteem werd ingevoerd. Eerst was kost en inwoning gratis maar vervolgens moest voor kost en inwoning betaald worden en berekende verdachte daarvoor prijzen die beduidend hoger lagen dat de kostprijs daarvan.
Van [slachtoffer4] kon in die tijd nergens anders terecht en door de schulden die hij had opgebouwd bij verdachte voelde hij zich genoodzaakt weer bij hem aan het werk te gaan.
[slachtoffer2], Van [slachtoffer4], [slachtoffer1], [slachtoffer3], [slachtoffer5] en [slachtoffer8] verkeerden door de schulden die zij bij verdachte hadden en gebrek aan alternatieve huisvesting, niet in de situatie waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Zij hadden niet de of in verminderde mate de mogelijkheid een bewuste keuze te maken om afstand te nemen van het werk bij verdachte. Verdachte heeft het door [slachtoffer2], Van [slachtoffer4], [slachtoffer1], [slachtoffer3], [slachtoffer5] en [slachtoffer8] verdiende geld op dusdanige wijze verrekend met het verplichte aanschaffen van eten en drinken in zijn privéhuis en vergoedingen voor inwoning en inhoudingen voor belastingen, dat hij hier veel geld mee verdiend heeft. Door de opgebouwde schulden konden [slachtoffer2], Van [slachtoffer4], [slachtoffer1], [slachtoffer3], [slachtoffer5] en [slachtoffer8] voor hun gevoel het privéhuis niet verlaten. Verdachte heeft daar misbruik van gemaakt.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer2], Van [slachtoffer4], [slachtoffer1], [slachtoffer3], [slachtoffer5] en [slachtoffer8] hen heeft geworven en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van hen en heeft, door te handelen zoals hiervoor omschreven, opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer2], Van [slachtoffer4], [slachtoffer1], [slachtoffer3], [slachtoffer5] en [slachtoffer8].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2006 tot en met december 2007 te Arnhem, G.H.E. [slachtoffer2] en een andere persoon, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer2] en een ander, bestaande hieruit dat hij, verdachte, bij die [slachtoffer2] en een ander de verwachting heeft gewekt dat zij bij hem veel geld zouden kunnen verdienen en die [slachtoffer2] en een ander heeft gehuisvest/onderdak heeft verleend in zijn privehuis en die [slachtoffer2] en een ander door misbruik te maken van de omstandigheden waarin die [slachtoffer2] en een ander verkeerden heeft gedwongen levensmiddelen via hem in zijn privehuis aan te schaffen en dat de kosten van kost en inwoning hoger werden dan de verdiensten van die [slachtoffer2] en een anderen waardoor zij genoodzaakt waren om hun werkzaamheden voort te (blijven) zetten om de schulden aan verdachte te kunnen voldoen en die [slachtoffer2] en een ander daardoor in een van hem, verdachte, afhankelijke positie heeft gebracht;
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2006 tot en met december 2007 te Arnhem, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van G.H.E. [slachtoffer2] en een ander, immers heeft verdachte de door die [slachtoffer2] en een ander ontvangen gelden voor geleverde diensten op een voor die [slachtoffer2] en een ander zeer onvoordelige en onredelijke wijze verrekend met de kosten van kost en inwoning en onder valse voorwendselen geld heeft geind zogenaamd ten behoeve van de belastingdienst;
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2006 te Arnhem, M.A.C.H.M. [slachtoffer1] en R. [slachtoffer3] en G.H.E. [slachtoffer2] en M. [slachtoffer4] en D.J.C. [slachtoffer5] en een andere persoon, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een ander, bestaande hieruit dat hij, verdachte, bij die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een ander de verwachting heeft gewekt dat zij bij hem veel geld zouden kunnen verdienen en die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een ander heeft gehuisvest/onderdak heeft verleend in zijn privehuis en die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een anderen door misbruik te maken van de omstandigheden waarin die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een ander verkeerden heeft gedwongen levensmiddelen via hem in zijn privehuis aan te schaffen en dat de kosten van kost en inwoning hoger werden dan de verdiensten van die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een ander waardoor zij genoodzaakt waren om hun werkzaamheden voort te (blijven) zetten om de schulden aan verdachte en/of zijn mededader(s) te kunnen voldoen en die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een ander daardoor in een van hem/hen, verdachte en/of zijn mededader(s), afhankelijke positie heeft gebracht;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2006 te Arnhem, althans in Nederland, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van M.A.C.H.M. [slachtoffer1] en R. [slachtoffer3] en G.H.E. [slachtoffer2] en M. [slachtoffer4] en D.J.C. [slachtoffer5] en een ander, immers heeft verdachte de door die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een ander ontvangen gelden voor geleverde diensten op een voor die [slachtoffer1] en [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en [slachtoffer4] en [slachtoffer5] en een ander zeer onvoordelige en onredelijke wijze verrekend met de kosten van kost en inwoning en onder valse voorwendselen geld heeft geïnd zogenaamd ten behoeve van de belastingdienst;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Mensenhandel, meermalen gepleegd
Mensenhandel, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en voorts tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 25.000 subsidiair 365 dagen vervangende hechtenis.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 januari 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitbuiting. Dit is een ernstig en kwalijk feit. Bij mensenhandel is sprake van (in dit geval seksuele) uitbuiting van anderen, met als voornaamste doel eigen financieel gewin. Verdachte is aan de persoonlijke en lichamelijke integriteit van zijn (jonge) slachtoffers voorbij gegaan in het belang van zijn eigen geldelijk gewin. De jonge mannen die door verdachte uitgebuit zijn verkeerden in een kwetsbare positie en daar heeft verdachte gebruik van gemaakt. Hij heeft hen onderdak geboden en het gevoel gegeven dat ze veilig waren bij verdachte. Door verdachte zijn nadat de (jonge) mannen bij hem waren gehuisvest de betalingsregels veranderd. Zij,bouwden daardoor een aanzienlijke schuld op en voelden zich gedwongen om bij verdachte te blijven werken. Verdachte heeft hiermee de slachtoffers uitgebuit ten behoeve van zijn eigen financieel gewin.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte nooit eerder in Nederland is veroordeeld. Dit laat de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen.
Voorts acht de rechtbank minder bewezen dan de officier van justitie. De rechtbank zal hiermee bij de hoogte van de strafmaat rekening houden.
De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat het om een oude zaak gaat.
Verdachte heeft veel geld verdiend met de uitbuiting van de slachtoffers. Nu juist het financiële gewin verdachte bewogen heeft tot zijn daden zal de rechtbank naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een geldboete opleggen.
Alles in aanmerking nemend komt tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden en een geldboete van € 25.000,00 als sanctie passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde¬ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij G.H.E. [slachtoffer2] vordert een bedrag van € 9.424,82, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2002. Het bedrag bestaat uit € 2.500,- aan immateriële schade en
€ 6924,82 aan materiële schade, bestaande uit € 6660,00 belastingschuld (waarvan €1.225,00 wegens niet tijdig betalen), € 114,82 reiskosten en € 150,00 als forfaitaire vergoeding voor telefoon en portokosten.
De benadeelde partij G.M.T.H. van den [slachtoffer7] vordert een bedrag van € 31.080,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justite acht de vordering van [slachtoffer2] tot een bedrag van € 8199,82 toewijsbaar en vordert tot dat bedrag een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Het volgens de officier van justitie toewijsbare bedrag bestaat uit € 2500,- immateriële schade en € 6924,82 minus € 1225,- boete welke is opgelegd wegens het niet betalen van de belastingschuld.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij G.M.T.H. van [slachtoffer7], gelet op de door hem gevorderde vrijspraak voor het onder 4 tenlastegelegde feit, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu deze schade niet voortvloeit uit een bewezenverklaard feit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij [slachtoffer2] schade heeft geleden. De rechtbank acht derhalve het gevorderde bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade in zijn geheel toewijsbaar.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer2] materiële schade heeft geleden. [slachtoffer2] was in de veronderstelling dat zijn belasting aangifte door verdachte werd gedaan en [slachtoffer2] droeg ook belastingen aan verdachte af. Verdachte bleek voor [slachtoffer2] geen aangifte te hebben gedaan, noch het door hem aan verdachte afgedragen geld aan de Belastingdienst te hebben doorbetaald. Daardoor heeft [slachtoffer2] een belastingschuld opgebouwd. De rechtbank is van oordeel dat deze schuld rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde mensenhandel en acht het voldoende onderbouwd en daarmee tot het bedrag van toewijsbaar € 5.435,00.
[slachtoffer2] heeft de belastingschuld vervolgens niet tijdig betaald en heeft daardoor een boete opgelegd gekregen van € 1.225,00. Ook daarvan vordert [slachtoffer2] vergoeding. De rechtbank acht dit deel van de vordering niet-ontvankelijk nu er voor wat betreft dat deel geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Voorts heeft [slachtoffer2] een forfaitair bedrag a € 150,00 aan extra telefoon- en portokosten opgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van deze extra telefoon- en portokosten, waarvan de – niet betwiste - hoogte de rechtbank overigens niet onredelijk voorkomt, voldoende onderbouwd is dat deze rechtstreeks voortvloeien uit de bewezenverklaarde mensenhandel. Ook dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank acht in totaal het schadebedrag a € 8.199,82 toewijsbaar.
Voor het overige deel van de vordering is de benadeelde niet-ontvankelijk en kan de vordering slechts bij de burgerlijk rechter worden aangebracht.
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang vanaf de datum waarop de respectieve schade is ontstaan, waarbij ten aanzien van de immateriële schade juli 2006, halverwege de bewezenverklaarde periode, als ontstaansdatum dient te gelden..
Voor het totale schadebedrag a € 8199,82 zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. De rechtbank komt, in tegenstelling tot de officier van justitie, tot 75 dagen hechtenis.
G.M.T.H. van den [slachtoffer7]
De rechtbank zal van de Van den [slachtoffer7] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering nu de rechtbank het feit met betrekking tot Van den [slachtoffer7] niet wettig en overtuigend bewezen acht en verdachte daarvan vrijspreekt.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 23, 24, 24c, 27, 36f, 57, 273a (oud) en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
een betaling van een geldboete van € 25.000 (vijfentwintigduizend euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 160 dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij G.H.E. [slachtoffer2].
Ten aanzien van feit 1 en 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan G.H.E. [slachtoffer2], te betalen
€ 8199,82 (zegge achtduizend en honderdnegenennegentig euro en tweeëntachtig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 8199,82, subsidiair 75 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer G.H.E. [slachtoffer2], te betalen € 8199,82, (zegge achtduizend en honderdnegenennegentig euro en tweeëntachtig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 75 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij G.M.T.H. van den [slachtoffer7].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. J.M.J.M. Doon,
mr. F.N.J. Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2012.