ECLI:NL:RBARN:2012:BV8307

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800060-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van verkrachting en ontucht met stiefzusje

In de zaak voor de Rechtbank Arnhem, behandeld door de militaire kamer, is een 21-jarige man vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van verkrachting en ontucht met zijn stiefzusje. De zitting vond plaats op 13 februari 2012, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A. van Mens. De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat de verdachte vrijgesproken zou worden van de aanklachten, en verzocht om de benadeelde partij, aangeduid als C. [slachtoffer], niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.

De militaire kamer heeft vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangeefster, maar dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk de aangeefster tot deze handelingen heeft gedwongen. De aangeefster had op verschillende momenten aangegeven geen seksuele handelingen meer te willen, maar de militaire kamer kon niet vaststellen dat de verdachte zich hiervan bewust was. De verklaring van de verdachte dat hij de seksuele contacten stil wilde houden, omdat hij een afspraak met de ouders van de aangeefster had geschonden, werd niet als onaannemelijk verworpen.

De militaire kamer concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte opzettelijk de aangeefster tegen haar wil heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak vond plaats op 27 februari 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire kamer
Promis II
Parketnummer : 05/800060-11
Datum zitting : 13 februari 2012
Datum uitspraak : 27 februari 2012
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. B.A van Mens, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Officier van justitie : mr. S.Z. Wiarda
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 20 maart 2010 tot en met 29 juni 2010 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, (telkens), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
- zijn, verdachtes, penis heeft gestoken in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, tong heeft gestoken (tongzoenen) in de mond van die [slachtoffer] en/of
- een of meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of rondgedraaid en/of - zich heeft laten pijpen door die [slachtoffer]
- het kussen en/of likken van de vagina van die [slachtoffer],
welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk
-die [slachtoffer] heeft toegevoegd dat als er iemand achter zou komen er dan iets zou gebeuren met haar waar ze erg veel last van zou krijgen en/of;
-die [slachtoffer] heeft toegevoegd dat als ze iets tegen iemand zou zeggen ze erbij zou zijn en/of
-onverhoeds de broek en/of onderbroek en/of de bh van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of losgemaakt en/of
- (telkens) voorbij is gegaan aan haar ([slachtoffer]) verbale en/of nonverbale tekenen van onwil en/of protest tengevolge waarvan hij een psychisch overwicht op die leeflang heeft gehad;
2.
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 20 maart 2011 tot en met 29 juni 2010 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, (telkens), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- kussen en/of likken van de vagina van die [slachtoffer],
en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit het opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
-die [slachtoffer] heeft toegevoegd dat als er iemand achter zou komen er dan iets zou gebeuren met haar waar ze erg veel last van zou krijgen en/of;
-die [slachtoffer] heeft toegevoegd dat als ze iets tegen iemand zou zeggen ze erbij zou zijn en/of
-(onverhoeds) losmaken en/of uittrekken van de broek en/of onderbroek en/of de bh van die [slachtoffer];
- (telkens) voorbij is gegaan aan haar ([slachtoffer]) verbale en/of nonverbale tekenen van onwil en/of protest tengevolge waarvan hij een psychisch overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 februari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.A van Mens, advocaat te 's-Hertogenbosch.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 dient te worden vrij gesproken.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat, gezien de door haar geëiste vrijspraak, de benadeelde partij C. [slachtoffer] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
De militaire kamer stelt vast dat door de verdachte niet wordt ontkend dat er tussen hem en aangeefster [slachtoffer] (verder: [slachtoffer]) seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer].
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij, na het bestuderen van het dossier, achteraf bezien, van mening is dat hij [slachtoffer] gedwongen heeft seksuele handelingen met hem te plegen, doordat hij het initiatief tot de seksuele handelingen heeft genomen en aangeefster daarbij verbaal daartoe heeft aangespoord.
De verdediging betwist echter dat daarmee sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht.
Van dwang in de zin van art. 242 Sr is sprake indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
Dwang in de zin van artikel 242 Sr kan bestaan uit geweld of uit een andere feitelijkheid of bedreiging daarmee. Hoewel ten laste gelegd, blijkt uit het dossier naar het oordeel van de militaire kamer niet van enig geweld of bedreiging door verdachte jegens aangeefster.
Voor dwang door een andere feitelijkheid moet bij verdachte sprake zijn geweest van opzet op het door aangeefster tegen haar wil ondergaan van de seksuele handelingen. Daartoe dient uit de bewijsmiddelen te blijken dat het verdachte duidelijk moet zijn geweest dat aangeefster die seksuele handeling tegen haar zin onderging.
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op bepaalde momenten tegen verdachte heeft gezegd dat ze geen seksuele handelingen met verdachte (meer) wilde plegen. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij telkens aan [slachtoffer] heeft gevraagd of hij verder mocht gaan en of ze het lekker vond en dat hij pas verder ging als ze daarmee instemde. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt eveneens dat zij meermalen tegen verdachte heeft gezegd dat ze de seks met verdachte lekker vond. Bij de Marechaussee heeft zij voorts verklaard dat ze aan de ene kant angst voelde en aan de andere kant dacht “wil ik dit wel of wil ik dit niet”. Ook heeft aangeefster verklaard dat als verdachte bleef doorvragen of ze wel seks met hem wilde hebben zij uiteindelijk “ja” zei. Ook uit de MSM-berichten tussen verdachte en aangeefster blijkt dat aangeefster aan verdachte laat weten de seks met hem wel te willen, hoewel aangeefster dat soms pas vertelde na aanhoudende vragen daarover van verdachte.
Aangeefster heeft verklaard dat zij uit angst voor verdachte aan hem liet weten dat zij de seks met hem lekker vond. De militaire kamer is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat aangeefster slechts uit angst aan hem liet weten de seks lekker te vinden terwijl zij die seksuele handelingen eigenlijk niet wenste.
Aangeefster heeft verdachte op enig moment wel duidelijk laten weten geen seks meer met hem te willen, onder andere omdat zij een vriendje had. De militaire kamer heeft niet kunnen vaststellen dat er daarna tussen verdachte en aangeefster nog seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de aarzelingen of zelfs het in eerste instantie schrikken van aangeefster van bepaalde handelingen heeft beschouwd als deel van een spel van aantrekken en afstoten. Hij heeft uit die aarzelingen of schrikreacties van aangeefster niet afgeleid dat aangeefster de seksuele handelingen niet wenste, temeer omdat die werden gevolgd door instemming.
Waar aangeefster heeft verklaard wel duidelijk te hebben aangegeven dat zij de seks met verdachte niet wenste door het geven van een klap en het krabben van verdachte, ontkent verdachte dat dit is gebeurd. De militaire kamer kan niet vast stellen dat dergelijke uitingen door aangeefster hebben plaatsgevonden nu het dossier, naast de aangifte, daar geen bewijs van bevat.
Verdachte heeft erkend dat hij aangeefster heeft gezegd de seksuele contacten tussen hen stil te houden en daarover niet te praten. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij dit zei, omdat hij een afspraak met de (stief)ouders van aangeefster om van hun dochters af te blijven, door de seks met aangeefster, schond. De militaire kamer kan deze verklaring niet als onaannemelijk verwerpen.
Uit het voorgaande volgt dat naar het oordeel van de militaire kamer geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat het voor verdachte duidelijk was dat aangeefster niet instemde met de seksuele handelingen en dat hij haar daar opzettelijke tegen haar wil toe heeft gedwongen. Gelet daarop kan het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat de verdachte daarvan, conform de eis van de officier van justitie, zal worden vrijgesproken.
4. De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij C. [slachtoffer] vordert een bedrag van € 4969,84.
De militaire kamer is met de officier van justitie van oordeel dat de benadeelde [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu verdachte vrijgesproken wordt van de hem ten laste gelegde feiten.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij C. [slachtoffer].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. J.M.J.M. Doon, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen, militair lid,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2012.