ECLI:NL:RBARN:2012:BV7747

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
224703
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen nietigheid van dagvaarding in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 22 februari 2012, betreft het een verzetprocedure waarin de gedaagde, geboren op 13 juli 1989, een beroep deed op de nietigheid van de dagvaarding. De gedaagde was ten tijde van de betekening van de dagvaarding minderjarig, waardoor haar wettelijke vertegenwoordiger had moeten worden gedagvaard. De rechtbank overweegt dat, hoewel de dagvaarding in beginsel nietig zou zijn, de gedaagde inmiddels meerderjarig is geworden en verzet heeft gedaan. Hierdoor is zij alsnog in het geding verschenen en wordt zij niet meer bemoeilijkt in het verweer dat zij wil voeren. De rechtbank houdt de nietigheid van de dagvaarding voor gedekt en verwerpt het beroep van de gedaagde op de nietigheid. De procedure is voortgezet met een verwijzing naar de rol van 4 april 2012 voor het nemen van een antwoord ten principale door de gedaagde. De beslissing omtrent de kosten van het incident wordt aangehouden tot de hoofdzaak is beslist. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.E.B. ter Heide.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 224703 / HA ZA 12-5
Vonnis in verzet in incident van 22 februari 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J. van Delft te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. N. Yasar te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door deze rechtbank op 22 augustus 2007 tussen [eiser] en [gedaagde] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 158021 / HA ZA 07-1135
- de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord),
- het herstelexploot van 23 december 2011,
- de conclusie van antwoord in oppositie van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1. Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [gedaagde] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
2.2. [gedaagde] heeft in haar verzetdagvaarding primair en voor alle weren een beroep gedaan op de nietigheid der dagvaarding. Hieraan legt [gedaagde] (geboren op 13 juli 1989) ten grondslag dat zij ten tijde van de betekening van de dagvaarding in de zaak met zaaknummer / rolnummer 158021 / HA ZA 07-1135 (op 4 juli 2007) minderjarig was. Nu [eiser] destijds heeft nagelaten de wettelijke vertegenwoordiger van [gedaagde] te dagvaarden dient die dagvaarding dan ook nietig te worden verklaard, aldus [gedaagde].
2.3. [eiser] heeft verweer gevoerd.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 1:245 lid 4 BW volgt dat een minderjarige in beginsel onbekwaam is om in rechte op te treden en dat de minderjarige in rechte vertegenwoordigd wordt door zijn wettelijke vertegenwoordiger (de ouder(s) of de voogd). Op grond van artikel 111 jo 45 lid 3 sub d Rv dient een exploot van dagvaarding bestemd voor een minderjarige (en dus procesonbekwame) partij te worden gedaan aan die wettelijke vertegenwoordiger (HR 11 oktober 1951, NJ 1951, 672).
2.5. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] ten tijde van het betekenen van het exploot van dagvaarding door [eiser] minderjarig was en dat in strijd met het voorgaande het exploot niet is gedaan aan haar wettelijke vertegenwoordiger(s). In beginsel moet dan nietigheid van de dagvaarding worden aangenomen. Verschijnt de gedaagde echter in het geding, of komt hij na bij verstek te zijn veroordeeld, in verzet en wordt een beroep gedaan op de nietigheid van het exploot van dagvaarding, dan verwerpt de rechter dat beroep indien naar zijn oordeel het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad (artikel 122 lid 1 Rv). De nietigheid zal in een dergelijk geval slechts worden uitgesproken indien het gebrek in de dagvaarding van dien aard is dat gedaagde/opposant dientengevolge wordt bemoeilijkt in het verweer dat hij in het geding wil voeren (HR 29 april 1994, NJ 1995, 269 en HR 16 februari 2007, NJ 2007, 118). De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] inmiddels meerderjarig is geworden. Nu zij als meerderjarige verzet heeft gedaan en dus alsnog in het geding is verschenen wordt zij door de nietigheid van de dagvaarding thans niet meer bemoeilijkt in het verweer dat zij in het geding wil voeren. [gedaagde] heeft ook niet gesteld dat zij daarin wordt bemoeilijkt. De rechtbank houdt de nietigheid dan ook voor gedekt en verwerpt daarmee het beroep van [gedaagde] op de nietigheid van de dagvaarding.
2.6. De zaak zal naar de rol van 4 april 2012 worden verwezen voor akte aan de zijde van [gedaagde] voor het nemen van haar antwoord ten principale.
2.7. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
3.1. verwerpt het beroep van [gedaagde] op de nietigheid van de dagvaarding,
3.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 4 april 2012 voor akte aan de zijde van [gedaagde] als in r.o. 2.6. bedoeld
3.4. houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.
Coll.: AB