ECLI:NL:RBARN:2012:BV7361

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/980506-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van directeur van failliet taxibedrijf wegens valsheid in geschrifte en belastingfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 23 februari 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de directeur van een failliet taxibedrijf uit Nijmegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden wegens meerdere strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrifte, het niet betalen van loonbelasting en het niet afdragen van pensioengeld. De verdachte was feitelijk leidinggevende van [naam1] B.V. en heeft gedurende een periode van augustus 2007 tot en met september 2009 een aanzienlijk bedrag aan loonheffingen niet afgedragen, wat resulteerde in een tekort van ongeveer € 735.643,23 aan belasting en pensioenpremies. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse documenten heeft opgemaakt, waaronder jaarloonopgaven en salarisspecificaties, en deze heeft gebruikt om de indruk te wekken dat werknemers in dienst waren van een andere vennootschap, [naam2] B.V., terwijl dit niet het geval was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de verplichtingen om belasting en pensioenpremies af te dragen, maar deze opzettelijk heeft verwaarloosd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de financiële schade voor zowel de staat als de werknemers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft zich niet verantwoordelijk gedragen en heeft geprobeerd zijn verplichtingen te ontlopen door geld van de B.V. naar privérekeningen over te boeken. De rechtbank heeft de gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, conform de eis van de officier van justitie, en heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/980506-10
Datum zitting : 4 augustus 2011 en 9 februari 2012
Datum uitspraak : 23 februari 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Velp
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
[naam1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2008 tot en met 31 maart 2009 in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk
-een of meer jaarloonopgave(n) over het jaar 2008 en/of
-één of meer salarisspecificatie(s) over de maand(en) -januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober en/of november en/of december, van het jaar 2008
en/of
-januari en/of februari, van het jaar 2009,
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- (telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen (telkens) hierin bestaan dat in strijd met de waarheid op genoemde geschriften
- als werkgever stond vermeld [naam2] B.V., terwijl het in werkelijkheid de werkgever [naam1] B.V. was,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[naam1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2008 tot en met 31 maart 2009 in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk de bedrijfsadministratie van [naam1] B.V. over het jaar 2008 en/of 2009, zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hieruit bestaan, dat in die administratie
-één of meer jaarloonopgave(n) over het jaar 2008 en/of
-één of meer salarisspecificatie(s) over de maand(en)
-januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober en/of november en/of december, van het jaar 2008
en/of
-januari en/of februari, van het jaar 2009,
waren opgenomen, waarop
- als werkgever stond vermeld [naam2] B.V., terwijl het in werkelijkheid de werkgever [naam1] B.V. was,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
2.
[naam1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2008 tot en met 31 maart 2009 in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van (de/een) vals(e) document(en), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - waaronder (onder meer):
-een of meer jaarloonopgave(n) over het jaar 2008 en/of
-één of meer loonstroken over de maand(en)
-januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei en/of juni
en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober en/of november
en/of december, van het
jaar 2008
en/of
-januari en/of februari van het jaar 2009, als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) in het overleggen van dat/die geschrift(en) aan een of meer werknemer(s) van [naam1] B.V. en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat in strijd met de waarheid op genoemde geschriften (telkens) op die documenten - als werkgever stond vermeld [naam2] B.V., terwijl het in werkelijkheid de werkgever [naam1] B.V. was,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
3.
[naam1] B.V. op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2007 tot en met 02 juni 2008, in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964, (telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonheffing over de maand(en)
- augustus en/of september en/of oktober en/of november en/of december van 2007, en/of
- januari en/of februari en/of maart en/of april van 2008,
niet heeft gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
4.
[naam1] B.V. op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 14 februari 2006 tot en met 17 november 2009, in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk een geldbedrag van ongeveer euro 800.251,= (735.643,= + 64.607,=), althans ongeveer euro 64.607,= althans ongeveer euro 19.197,= (64.607,= -/- 45.410,=), in elk geval een of meer geldbedrag(en),
geheel of ten dele toebehorende aan
een of meer werknemer(s) van [naam1] BV en/of het Pensioenfonds
Vervoer en/of de Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg en/of de Stichting prepensioen voor het personenvervoer over de weg, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan
door misdrijf, te weten als werknemer van [naam1] B.V. en/of krachtens werkgeverschap als inhoudingsplichtige ten opzichte van de werknemer(s) van [naam1] B.V., onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend, zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
5.
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
14 februari 2006 tot en met 17 november 2009, in de gemeente Nijmegen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans
alleen, (telkens) een voorwerp, een of meer geldbedrag(en) heeft
verworven, en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet, althans van een voorwerp te weten een of meer geldbedrag(en) gebruik
heeft gemaakt, door geldbedragen ter grootte van
- € 70.945,= op 24-07-2009 (pv p.639)
- € 2.960,= op 19-10-2009 (V2-06)
- € 24.505,= in de periode 02-01-2007 tot en met 20-11-2007 (v2.06),
althans een of meer geldbedrag(en), aan te wenden voor privé doeleinden
terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat
bovenomschreven geldbedrag(en), althans (een) voorwerp(en) -onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van
witwassen een gewoonte maakt;
6.
[naam1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 15 maart 2008 tot en met 22 april 2008 in de gemeente Nijmegen, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en)
en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opzettelijk
- een brief en/of een bezwaarschrift, gedateerd 18 maart 2008, betreffende:
bezwaar aanslagnummer 8161.06.885.A017080 en/of
- een brief en/of een bezwaarschrift, gedateerd 01 april 2008, betreffende:
bezwaar aanslagnummer 8161.06.885.A017090 en/of
- een brief en/of een bezwaarschrift, gedateerd 01 april 2008, betreffende:
bezwaar aanslagnummer 8161.06.885.A01710.0 en/of
- een brief en/of een bezwaarschrift, gedateerd 22 maart 2008, betreffende:
bezwaar aanslagnummer 8161.06.885.A01.711.0
alle gericht aan de belastingdienst Rivierenland te Nijmegen,
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen- (telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst (telkens) met
het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen (telkens) hierin bestaan
dat in strijd met de waarheid in genoemd(e) geschrift(en) stond vermeld dat
sinds eind juli 2007 [naam1] geen personeel meer in dienst heeft en/of
dat de medewerkers uit dienst gemeld zijn,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer
anderen, tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan
wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden
gedraging(en);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt:
[naam1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 18 maart
2008 tot en met 22 april 2008 in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of
meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, terwijl zij ingevolge de
belastingwet verplicht is tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of
aanwijzingen, deze (telkens) opzettelijk niet, onjuist of onvolledig heeft
verstrekt aan de (inspecteur van de) belastingdienst, terwijl het feit ertoe
strekt dat te weinig belasting wordt geheven, zulks terwijl hij, verdachte,
al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven
strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft
gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en).
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2a. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 9 februari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Velp.
De officier van justitie, mr. J.W. Bollen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2b. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in zijn vervolging. De verweten gedragingen kunnen niet worden toegerekend aan [naam1] B.V., omdat de gedragingen niet passen in de normale bedrijfsvoering van [naam1] B.V. en de verweten gedragingen niet dienstig zijn geweest aan [naam1] B.V.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat niet- ontvankelijkheid niet aan de orde is aangezien er is gehandeld uit naam van [naam1] B.V. en de feitelijk leidinggevende van deze B.V. is gedagvaard.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Volgens artikel 51, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht kunnen de rechtspersoon en de feitelijke leidinggevende worden vervolgd indien het strafbare feit is begaan door de rechtspersoon. Verdachte is als feitelijk leidinggevende van [naam1] B.V. gedagvaard en derhalve is het Openbaar Ministerie ontvankelijk.
De stelling dat de verweten gedragingen niet passen in de normale bedrijfsvoering van [naam1] kan bovendien de conclusie van niet ontvankelijkheid niet dragen.
3a. De beslissing inzake het bewijs
De vastgestelde feiten ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 1 en 2
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 augustus 2006 is het bedrijf [naam1] B.V. opgericht. Verdachte is vanaf 1 maart 2007 tot en met 25 september 2009 als algemeen directeur van de firma [naam1] B.V. ingeschreven. Verdachte was de feitelijk leidinggevende en werd met betrekking tot de loonadministratie bijgestaan door voormalig aandeelhouder en levenspartner, [medeverdachte].
In de bedrijfsadministratie van [naam1] B. zijn jaarloonopgaven 2008 aangetroffen van [namen], allen werknemers van het taxibedrijf, met daarop telkens als werkgever [naam2] B.V. en zijn door ex-werknemers jaarloonopgave overgelegd waarop telkens [naam2] B.V. als werkgever staat vermeld.
Over het jaar 2008 zijn in de bedrijfsadministratie geen loonstroken aangetroffen van diezelfde werknemers met daarop als werkgever [naam2] B.V., maar wel loonstroken met daarop [naam1] B.V. als werkgever. Twee ex-werknemers hebben loonstroken over januari en februari 2009 overgelegd waarop [naam2] B.V. als werkgever is vermeld .
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet opzettelijk jaarloonopgaven en salarisspecificaties valselijk zijn opgemaakt en vervolgens gebruikt, aangezien het personeel was overgegaan in [naam2] B.V. en verdachte in de veronderstelling was dat dit daadwerkelijk was gebeurd. De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij als feitelijk leidinggevende van [naam1] B.V. met de heer [naam] had besproken het personeel onder te brengen in [naam2] B.V., met de bedoeling [naam1] B.V. een buffer te geven. Op het moment dat de werknemers medio 2007 zijn overgegaan naar [naam2] B.V., zijn de toenmalige arbeidscontracten met [naam1] B.V. niet ontbonden en zijn aan de medewerkers geen nieuwe arbeidscontracten ter tekening overgelegd, terwijl dit wel de bedoeling was. Verdachte heeft verklaard dat de werknemers het hele jaar voor [naam1] B.V. hebben gewerkt. Verdachte heeft nooit gecontroleerd of de werknemers waren aangemeld bij [naam2] B.V. Verdachte betaalde, na het zogenaamde ‘overgaan’ van het personeel de salarissen aan hen netto uit op rekening van [naam1] B.V. [medeverdachte] maakte in opdracht van verdachte de salarisstroken op. De jaarloonopgaven voor het jaar 2008 op naam van [naam2] B.V. zijn door [medeverdachte] opgemaakt .
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte als feitelijk leidinggevende mede verantwoordelijk was voor de loonadministratie van [naam1] B.V. Op zijn aanwijzing verwerkte [medeverdachte] de loonmutaties en maakte zij de loonstroken en jaarloonopgaven. Over het jaar 2008 zijn door [medeverdachte] op instructie van verdachte op naam van [naam2] B.V. jaarloonopgaven opgemaakt terwijl de loonstroken over dat jaar op naam van [naam1] B.V. stonden en het loon ook door die vennootschap was betaald. Feitelijk was niemand van de mensen die in 2008 voor [naam1] B.V. werkten in dienst van [naam2] B.V. zodat de jaarloonopgaven valselijk zijn opgemaakt. De loonstroken over de maanden januari en februari 2009 die als werkgever [naam2] B.V. vermelden zijn eveneens valselijk opgemaakt omdat de werknemers in dienst waren van [naam1] B.V.
Door het verstrekken van bovengenoemde jaarloonopgaven en loonstroken is de indruk gewekt dat de werknemers over de in de ten laste gelegde perioden in dienst zouden zijn geweest bij [naam2] B.V.
Verdachte wist dat de werknemers over de desbetreffende periode in dienst waren bij [naam1] B.V., maar wilde niettemin de indruk wekken dat zij bij [naam2] B.V. in dienst waren. Als feitelijk leidinggevend directeur is verdachte strafrechtelijk aansprakelijk.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
[naam1] B.V. op tijdstippen in de periode van 01 februari 2008 tot en met 31 maart 2009 in de gemeente Nijmegen (telkens) opzettelijk
-een of meer jaarloonopgave(n) over het jaar 2008 en
-één of meer salarisspecificatie(s) over de maand(en) -januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober en/of november en/of december, van het jaar 2008
en
-elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt telkens met het oogmerk die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken telkens hierin bestaan dat in strijd met de waarheid op genoemde geschriften
- als werkgever stond vermeld [naam2] B.V., terwijl het in werkelijkheid de werkgever [naam1] B.V. was,
zulks terwijl hij, verdachte, in vereniging met een ander feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen.
De rechtbank acht op basis van dezelfde en hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
[naam1] B.V. op tijdstippen in de periode van 01 februari 2008 tot en met 31 maart 2009 in de gemeente Nijmegen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van vals(e) documenten, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - waaronder (onder meer):
-jaarloonopgave(n) over het jaar 2008 en
-loonstroken over de maand(en)
januari en/of februari van het jaar 2009,als ware die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken telkens in het overleggen van die geschriften aan werknemers van [naam1] B.V. en bestaande die valsheid hierin, dat in strijd met de waarheid op genoemde geschriften telkens op die documenten - als werkgever stond vermeld [naam2] B.V., terwijl het in werkelijkheid de werkgever [naam1] B.V. was, zulks terwijl hij, verdachte, in vereniging met een ander, feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen.
De feiten ten aanzien van feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 augustus 2006 is het bedrijf [naam1] B.V. opgericht. Verdachte is vanaf 1 maart 2007 tot en met 25 september 2009 als algemeen directeur van de firma [naam1] B.V. ingeschreven. Verdachte was de feitelijk leidinggevende.
De belastingdienst heeft [naam1] B.V. in de periode van 1 augustus 2007 t/m 30 april 2008 maandelijks uitgenodigd tot het doen van aangifte loonheffing. Die zijn ook door de verdachte vennootschap ontvangen en door verdachte is namens [naam1] B.V. een aantal bezwaarschriften naar de belastingdienst Rivierenland gestuurd, waarin bezwaar werd gemaakt tegen de aanslagen omdat [naam1] B.V. sinds eind juli 2007 geen personeel meer in dienst zou hebben gehad.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak nu er geen sprake van is dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan artikel 69 lid 1 Awr. Verdachte ging er namelijk van uit dat het personeel was overgegaan naar [naam2] B.V.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Vanaf 1 januari 2006 zijn ondernemers op grond van artikel 8 lid 2 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen juncto artikel 20 lid 2 letter d Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen verplicht elektronisch aangifte te doen voor de loonbelasting.
Door de belastingdienst is diverse malen een uitnodiging tot het doen van aangifte uitgereikt. Toen die niet werden opgevolgd, zijn er aanslagen en incassomaatregelen uitgegaan. Dat was het moment dat verdachte bezwaarschriften heeft opgemaakt en in strijd met de (gelet op zijn verklaring dat de constructie was bedoeld om een financiële buffer te vormen ook bij hem bekende) waarheid heeft gemeld dat sinds medio 2007 geen personeel meer in dienst was van [naam1] B.V. Dat het om een schijnconstructie ging, en dat verdachte dit wist, blijkt ook het feit dat de nettosalarissen door verdachte op rekening van [naam1] B.V. werden uitbetaald, verdachte wist de arbeidsovereenkomsten met het personeel van [naam1] B.V. niet zijn ontbonden en dat er geen nieuwe arbeidsovereenkomsten met [naam2] B.V. waren gesloten. Verdachte was op de hoogte van de verplichting aangifte te doen wanneer er personeel in dienst is. Zowel door het personeel als door verdachte is verklaard dat in de tenlastegelegde periode personeel in dienst is geweest van [naam1] B.V.
Gelet hierop acht de rechtbank het opzet ten aanzien van het niet doen van aangifte door de verdachte vennootschap bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
[naam1] B.V. op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2007 tot en met 02 juni 2008, in de gemeente Nijmegen als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964, (telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de loonheffing over de maanden
- augustus en/of september en/of oktober en/of november en/of december van 2007, en/of
- januari en/of februari en/of maart en/of april van 2008,
niet heeft gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen.
De feiten ten aanzien van feit 4
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van augustus 2007 tot en met september 2009 is een totaalbedrag van € 735.643,23 aan loonheffingen niet afgedragen. [naam1] B.V. was aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds, dat tot 1 januari 2010 bestond uit vier stichtingen. [naam1] B.V. viel onder Stichting bedrijfstak pensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg, Stichting bedrijfstak pensioenfonds voor het personenvervoer over de weg. De ingangsdatum van het lidmaatschap was 1 november 2006. In 2008 en 2009 zijn geen betalingen meer ontvangen. Het benadelingbedrag is € 158.011,00. Het benadelingbedrag werknemersdeel betreft € 64.607,00. Verdachte was de feitelijk leidinggevende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat indien een persoon, zonder daartoe gerechtigd te zijn, als heer en meest beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort, er sprake is van wederrechtelijk toe-eigenen. De gelden die [naam1] B.V. niet heeft afgedragen zijn besteed aan de normale bedrijfsvoering vanwege chronisch geldtekort en valt niet onder de delictsomschrijving. Het klopt dat [naam1] B.V. de verschuldigde loonheffingbedragen en pensioenafdrachten niet heeft gedaan, maar uit niets blijkt dat de B.V. die bedragen anders dan door misdrijf onder zich had of dat deze bedragen wederrechtelijk waren toegeeigend.
Beoordeling
Op grond van artikel 2, vijfde lid van de Pensioen- spaarfondsenwet is een werkgever gehouden ervoor zorg te dragen dat degene aan wie hij de uitvoering van de pensioentoezegging heeft toevertrouwd, de overeengekomen bijdragen ontvangt. Ook ingehouden loonbelasting dient de werkgever af te dragen aan de belastingdienst.
Door de verdachte vennootschap met verdachte als feitelijk leidinggevende is het werknemersdeel van de premie weliswaar rechtmatig ingehouden, maar vervolgens niet afgedragen aan het pensioenfonds. Ook het werkgeversdeel werd niet afgedragen, maar dat deel heeft de verdachte vennootschap zich niet wederrechtelijk toegeëigend in relatie tot het pensioenfonds of de weknemers door dat deel niet af et dragen..
Verdachte had geen toestemming de inhoudingen voor iets anders te gebruiken dan de afdracht aan het pensioenfonds. Verdachte wist dat deze gelden bestemd waren voor het pensioenfonds maar heeft het voor andere doeleinden gebruikt, zodat gesteld kan worden dat hij deze gelden wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
[naam1] B.V. op tijdstippen in de periode van 14 februari 2006 tot en met 17 november 2009, in de gemeente Nijmegen, telkens opzettelijk geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan werknemers van [naam1] BV, welke geldbedragen verdachte anders dan door misdrijf, te weten krachtens werkgeverschap als inhoudingsplichtige ten opzichte van de werknemers van [naam1] B.V., onder zich had wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, zulks terwijl hij, verdachte, in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en).
De feiten ten aanzien van feit 5
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van augustus 2007 tot en met september 2009 is door [naam1] B.V. een totaalbedrag van € 584.095,98 aan ingehouden loonheffingen niet afgedragen. [naam1] B.V. viel onder Stichting bedrijfstak pensioenfond beroepsvervoer voor over de weg en Stichting bedrijfstak pensioenfonds personenvervoer over de weg. De ingangsdatum van het lidmaatschap was 1 november 2006. Gedurende de contractperiode is langdurig geen premie afgedragen en in 2008 en 2009 zijn helemaal geen betalingen meer ontvangen. Het benadelingbedrag is € 158.011,00. Het werknemers van de pensioenpremie betreft € 64.607,00. Verdachte was de feitelijk leidinggevende van [naam1] B.V.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan.
Het standpunt van de verdediging
Diverse malen is geld overgeboekt van de rekening van [naam1] B.V. naar een rekening van anderen. Die overboekingen vonden plaats om beslagmaatregelen op dat bedrag te voorkomen. De bedragen zijn vervolgens teruggestort en ingezet voor de bedrijfsvoering.
Dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard geld dat op haar rekening werd gestort voor privédoeleinden te hebben gebruikt, klopt niet. Dit bedrag is door [naam1] B.V. weer met haar verrekend. Op grond van het vorenstaande is de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Door [naam1] B.V. is diverse malen geld gestort op de privérekening van E.A.W. [naam], de zoon van verdachte, waarbij die een deel van die bedragen is gebruikt voor privédoeleinden van verdachte. Ook zijn er diverse bedragen op de privérekeningen van medeverdachte [medeverdachte] gestort. Een deel van dit geld is door medeverdachte [medeverdachte] gebruikt om van te leven en voor de verbouwing van haar huis.
Zowel verdachte als zijn medeverdachte wisten dat het geld afkomstig was uit [naam1] B.V. en dat [naam1] B.V. de van werknemers ingehouden loonbelasting en pensioenpremies (deels) niet afdroeg. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het geld tijdelijk op privérekeningen werd gestort om te voorkomen dat zij niet over deze gelden zouden kunnen beschikken als een schuldeiser beslag zou leggen op de bankrekening van [naam1] B.V. Door aldus te handelen heeft verdachte dit geld onttrokken aan het zicht van de fiscus, het pensioenfonds en eventuele andere schuldeisers, en dit (deels) aangewend voor privédoeleinden. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de gelden die hij uit misdrijf afkomstig waren en zijn witgewassen. Gelet op frequentie waarmee dit is gebeurd stelt de rechtbank dat er sprake is geweest van gewoontewitwassen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 14 februari 2006 tot en met 17 november 2009, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een natuurlijk persoon, telkens geldbedragen heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet, geldbedragen, aan te wenden voor privé doeleinden terwijl hij wist, dat
bovenomschreven geldbedragen -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte maakt.
De feiten ten aanzien van feit 6
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft een viertal bezwaarschriften ingediend, gericht aan de belastingdienst Rivierenland te Nijmegen. Deze bezwaarschriften zijn door verdachte namens [naam1] B.V. verzonden en zijn gedateerd: 18 maart 2008, 1 april 2008, 1 april 2008 en 22 april 2008. In deze bezwaarschriften is verzocht de aanslagen loonheffing in te trekken, aangezien [naam1] B.V. sinds juli 2007 geen personeel meer in dienst had.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van het oogmerk dat de geschriften als echt en onvervalst zouden worden gebruikt aangezien verdachte er vanuit ging dat het personeel met ingang van augustus 2007 was overgegaan naar [naam2] B.V.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De werknemers van [naam1] B.V. hebben in de ten laste gelegde periode gewoon voor het bedrijf gewerkt en zijn uitbetaald door verdachte. Het personeel zou in 2007 zijn overgegaan naar [naam2] B.V., maar zij hebben nooit een nieuw arbeidscontract ontvangen, zijn nooit officieel afgemeld en zijn tot oktober 2009 gewoon bij [naam1] in dienst geweest. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat het personeel niet feitelijk was overgegaan naar een andere B.V. en dat hij derhalve bewust de bezwaarschriften valselijk heeft opgemaakt, teneinde ze als echt te gebruiken.
De rechtbank zal de datum van 22 maart 2008 in de tenlastelegging, gelet op hetgeen is vastgesteld, aanmerken als een kennelijke verschrijving en verbetert dit in 22 april 2008.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 6 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
[naam1] B.V. op tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2008 tot en met 22 april 2008 in de gemeente Nijmegen, telkens opzettelijk
- een bezwaarschrift, gedateerd 18 maart 2008, betreffende:
bezwaar aanslagnummer 8161.06.885.A017080 en/of
- een bezwaarschrift, gedateerd 01 april 2008, betreffende:
bezwaar aanslagnummer 8161.06.885.A017090 en/of
- een bezwaarschrift, gedateerd 01 april 2008, betreffende:
bezwaar aanslagnummer 8161.06.885.A01710.0 en/of
- of een bezwaarschrift, gedateerd 22 april 2008, betreffende:
bezwaar aanslagnummer 8161.06.885.A01.711.0
alle gericht aan de belastingdienst Rivierenland te Nijmegen,
-elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt telkens met
het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken telkens hierin bestaan
dat in strijd met de waarheid in genoemde geschriften stond vermeld dat
sinds eind juli 2007 [naam1] geen personeel meer in dienst heeft en
dat de medewerkers uit dienst gemeld zijn,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden
gedragingen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en ten aanzien van feit 2:
De eendaadse samenloop van
Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
En
Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als het ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl dat ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 4
Medeplegen van verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5
Medeplegen van gewoontewitwassen
Ten aanzien van feit 6 primair
Valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat het taxibedrijf dat werd geleid door verdachte [verdachte] en diens medeverdachte [medeverdachte], gedurende haar bestaan vanaf augustus 2006 tot de datum van het faillissement, een farce heeft gemaakt van haar verplichting om loonbelasting, pensioenpremie en sociale lasten af te dragen. De belastingdienst, het UWV en het pensioenfonds Vervoer komen samen ongeveer € 893.000,00 tekort. Voor de straf heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij de concept straftoemetingsrichtlijn voor verticale fraude, waar voor fraude tussen € 500.000,00 tot € 1.000.000,00 een gevangenisstraf van 12 tot 24 maanden wordt aanbevolen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met het geit dat het voor verdachte de eerste keer is dat hij met justitie in aanraking komt, hoewel hij wel eerder met faillissementen in geconfronteerd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden geëist.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken en voorts dat verdachte fysiek niet in staat is een gevangenisstraf uit te zitten.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het blanco uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 21 november 2011 en een door de raadsman over gelegd expertiseverslag, gedateerd 3 december 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende langere tijd als feitelijk leidinggevende van een B.V. valse documenten opgemaakt, dan wel op laten maken, ten gevolge waarvan lange tijd te weinig of geen loonbelasting is afgedragen. Ook de op het loon van de werknemers ingehouden pensioenpremies zijn niet afgedragen aan het pensioenfonds.
Hierdoor hebben zowel de Nederlandse staat als de werknemers grote financiële schade opgelopen. Verdachte heeft doelbewust een consequent ervoor gekozen de sociale afdrachtverplichtingen niet na te komen en heeft om beslagmaatregelen te voorkomen, geld van de B.V. overgeboekt naar privérekeningen en dit geld deels voor privédoeleinden gebruikt. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan. Verdachte schuift zijn eigen verantwoordelijkheid af door zich te verschuilen achter een andere persoon die het personeel in een andere B.V. zou onderbrengen. Verdachte heeft zich echter op geen enkele wijze ervan vergewist dat alles goed was geregeld. Gelet op de omvang van het benadelingbedrag, de schade die aan de personeelsleden is toegebracht en de richtlijn die voor soortgelijke feiten van toepassing is, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 55, 57, 91, 225, 321, 322 en 420ter van het Wetboek van Straf¬recht, alsmede de artikelen 68, 69 en 72 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. J.J. Catsburg en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2012.