ECLI:NL:RBARN:2012:BV7039

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
208850
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening aan Roemeense vennootschappen en tijdige betekening volgens EG-Betekeningsverordening

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Arnhem op 15 februari 2012, werd de vraag behandeld of er op goede gronden verstek is verleend aan vijf Roemeense vennootschappen: Mirzon Invest S.R.L., Mirzon Intermediar S.R.L., Mirzon Imobiliare S.R.L., Salvadar Investment S.R.L. en Mirzon Proiect S.R.L. De rechtbank diende te beoordelen of de dagvaarding tijdig in Roemenië was betekend, met inachtneming van de vereisten van de EG-Betekeningsverordening. De eiseres, Stichting Gedupeerden Mirzon (SGM), had de gedaagden in conventie gedagvaard, maar de gedaagden waren niet verschenen. De rechtbank stelde vast dat er onduidelijkheid bestond over de tijdigheid van de betekening, aangezien er ten minste vier weken tussen de betekening en de datum van de zitting moesten zitten, zoals voorgeschreven in artikel 115 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De rechtbank besloot dat SGM in de gelegenheid moest worden gesteld om de gedaagden opnieuw op te roepen, zodat zij alsnog de kans kregen om verweer te voeren. De zaak werd verwezen naar de parkeerrol, wat betekent dat verdere behandeling van de zaak werd aangehouden totdat de gedaagden correct waren opgeroepen. De rechtbank benadrukte dat het aan SGM was om de gedaagden op de juiste wijze in rechte te betrekken, en dat de gedaagden het verstek konden zuiveren tot aan de uitspraak. Dit vonnis is van belang voor de toepassing van de EG-Betekeningsverordening en de vereisten voor tijdige betekening in internationale geschillen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 208850 / HA ZA 10-2416
Vonnis van 15 februari 2012
in de zaak van
de stichting
STICHTING GEDUPEERDEN MIRZON,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg (gemeente Utrechtse Heuvelrug),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.J. Bos te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
MIRZON INVEST S.R.L.,
gevestigd te Oraedea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
2. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
MIRZON INTERMEDIAR S.R.L.,
gevestigd te Oradea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
3. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
MIRZON IMOBILIARE S.R.L.,
gevestigd te Oradea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
4. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
SALVADAR INVESTMENT S.R.L.,
gevestigd te Oradea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
5. de rechtspersoon naar het recht van Roemenië
MIRZON PROIECT S.R.L.,
gevestigd te Oradea, Roemenië,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
6. [gedaagde],
wonende te Velp, gemeente Rheden,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J. Hagers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna SGM en Mirzon Invest c.s. genoemd worden. De gedaagde partijen in conventie en eiser in reconventie worden ook aangeduid als Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar, Mirzon Proiect en [gedaagde sub 6].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2011
- de akte na tussenvonnis van SGM
- de akte na tussenvonnis van [gedaagde sub 6]
- de antwoordakte na tussenvonnis van SGM
- de antwoordakte na tussenvonnis van [gedaagde sub 6].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. In het tussenvonnis van 14 september 2011 zijn aan beide partijen vragen gesteld. Zij hebben hierop aktes genomen en over en weer gereageerd. De rechtbank zal allereerst ingaan op de onderwerpen van de aan SGM voorgelegde vragen.
2.2. De eerste vraag aan SGM is gesteld in overweging 5.4 van het tussenvonnis. Dit was de vraag aan SGM om nadere stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat de betekening aan Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar en Mirzon Proiect zo tijdig is geschied dat zij gelegenheid hebben gehad verweer te voeren (artikel 19 lid 1 EG-Betekeningsverordening).
2.3. Artikel 19 van de (Herziene) EG-Betekeningsverordening luidt voor zover te dezen van belang:
1. Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmee gelijk te stellen stuk overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving naar een andere lidstaat moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, houdt de rechter de beslissing aan totdat is gebleken dat:
a) hetzij van het stuk betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de in de wetgeving van de aangezochte lidstaat voorgeschreven vormen voor de betekening of kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen bestemd zijn, of
b) hetzij het stuk daadwerkelijk is afgegeven aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats op een andere in deze verordening geregelde wijze, en dat de betekening of kennisgeving respectievelijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.
2. Elke lidstaat is bevoegd, overeenkomstig artikel 23, lid 1, te verklaren dat zijn rechters in afwijking van lid 1 een beslissing kunnen geven, ook wanneer geen certificaat van betekening, kennisgeving of afgifte is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) het stuk is op één van de in deze verordening geregelde wijzen toegezonden;
b) sedert het tijdstip van toezending van het stuk is een termijn verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval wordt vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen;
c) in weerwil van alle redelijke inspanningen die daartoe bij de bevoegde autoriteiten of organen van de aangezochte staat zijn aangewend, kon geen bewijs worden verkregen.
2.4. Op de onder 2.2 bedoelde vraag heeft SGM het standpunt ingenomen dat er gelet op de tijdstippen waarop de betekening (uiterlijk) is geschied, de duur van de procedure tot nu toe en het gegeven dat het verstek te allen tijde tot aan de uitspraak gezuiverd kan worden, van uitgegaan moet worden dat de betekening zo tijdig is geschied dat de hier bedoelde gedaagden gelegenheid hebben gehad verweer te voeren. Artikel 19 lid 1 EG-Betekeningsverordening geeft als criterium immers de mogelijkheid verweer te voeren, stelt SGM, niet het tijdsverloop tot de eerste dag waarop de zaak dient.
2.5. Terecht wijst [gedaagde sub 6] in dit verband op het arrest hof Arnhem 1 april 2008, LJN: BD1149, NJF 2008, 448. Ook daarin gaat het om een zaak waarin de betekening van de inleidende dagvaarding diende plaats te vinden met inachtneming van artikel 56 Rv en artikel 19 EG-Betekeningsverordening.
2.6. De situatie die zich in de thans voorliggende zaak voordoet, wordt door het hof in dit arrest onder 3.7 behandeld, maar anders dan [gedaagde sub 6] stelt is daarbij nu juist geen sprake van nietigheid. Het vonnis dat de dagvaarding nietig verklaarde, wordt door het hof vernietigd.
2.7. In de door het hof behandelde zaak is gebleken dat betekening in het buitenland met inachtneming van de EG-Betekeningsverordening had plaatsgevonden twee dagen vóór de eerste roldatum, te kort dus gelet op de vierwekeneis die geldt op grond van artikel 115 Rv. Het hof overweegt vervolgens:
(…) bestaat thans geen grond meer om de dagvaarding nietig te achten. De omstandigheid dat na betekening van de inleidende dagvaarding op 11 december 2006 [geïntimeerde] c.s. slechts twee dagen restten om op de aangekondigde roldatum in het geding te verschijnen, behoefde geen grond te vormen om de dagvaarding nietig te verklaren. [de oorspronkelijke eiseres] had in dit verband kunnen vragen om [geïntimeerde] c.s. met inachtneming van de EG-Betekeningsverordening op te roepen tegen een nieuwe roldatum, zodat [geïntimeerde] c.s. alsnog de gelegenheid zouden hebben verweer te voeren.
2.8. Anders dan [gedaagde sub 6] betoogt, bestaat in de onderhavige zaak – evenals in de onder 2.5 aangehaalde zaak van het hof Arnhem – geen aanleiding de dagvaarding nietig te verklaren. Zoals de rechtbank immers in het tussenvonnis onder 5.3 heeft overwogen, zijn bij de betekening van de dagvaarding aan de niet verschenen gedaagden Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar en Mirzon Proiect de formaliteiten zoals voorgeschreven in de EG-Betekeningsverordening op zichzelf in acht genomen.
2.9. Ook na de aktewisseling na het tussenvonnis is echter nog niet vast te stellen of de dagvaarding tijdig in Roemenië aan Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar en Mirzon Proiect is betekend in die zin dat er ten minste vier weken zitten tussen de dag van de betekening en de datum waartegen is gedagvaard (artikel 115 Rv).
2.10. SGM voert in haar akte aan dat de gedaagden het verstek te allen tijde tot aan de uitspraak kunnen zuiveren en aldus de gelegenheid hebben om verweer te voeren. Daarmee gaat SGM er echter aan voorbij dat het in haar redenering aan de gedaagden wordt overgelaten of zij al dan niet actie ondernemen, terwijl zij – SGM – de partij is die de gedaagden in rechte wil betrekken en zich dus zal moeten inspannen om dat op de juiste wijze te doen.
2.11. Gezien het voorgaande zal SGM in de gelegenheid worden gesteld Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar en Mirzon Proiect met inachtneming van de EG-Betekeningsverordening op te roepen tegen een nieuwe roldatum, zodat Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar en Mirzon Proiect alsnog de gelegenheid hebben verweer te voeren.
in conventie en in reconventie
2.12. In afwachting van de hernieuwde oproeping van Mirzon Invest, Mirzon Intermediar, Mirzon Imobiliare, Salvadar en Mirzon Proiect in de procedure in conventie zal om proces-economische redenen de inhoudelijke behandeling nu niet voortgezet worden. De zaak zal zowel in conventie als in reconventie worden verwezen naar de parkeerrol.
2.13. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 3 oktober 2012,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. D.T. Boks en mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.