Vonnis in gevoegde zaken van 15 februari 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 213371 / HA ZA 11-413 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALFIONUM B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATLANTIUM MANAGEMENT CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseressen in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in reconventie in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J.M.W. Werker te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CYCLOMEDIA TECHNOLOGY B.V.,
gevestigd te Neerijnen,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 222053 / HA ZA 11-1417 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CYCLOMEDIA TECHNOLOGY B.V.,
gevestigd te Neerijnen,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
1. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATLANTIUM MANAGEMENT CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALFIONUM B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J.M.W. Werker te Arnhem.
Alfionum B.V. wordt hierna aangeduid als Alfionum, Atlantium Management Consultants B.V. als Atlantium en Cyclomedia Technology B.V. als Cyclomedia.
De partijen Alfionum B.V. en Atlantium Management Consultants B.V. zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Alfionum c.s. en de partijen [gedaagde sub in in de hoofdzaaak / verweerder sub 1 in het incident], Alfionum B.V. en Atlantium Management Consultants B.V. als [gedaagden in de hoofdzaak / verweersters in het incident].
1. De procedure in de zaak 11-413
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 december 2011,
- de akte van Alfionum c.s.,
- de akte houdende uitlating betreffende ambtshalve verwijzing naar sector kanton ex artikel 93 Rv van Cyclomedia (zowel in de zaak 11-413 als in de zaak 11-1417).
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De procedure in de zaak 11-1417
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 december 2011,
- de akte houdende uitlating betreffende ambtshalve verwijzing naar sector kanton ex artikel 93 Rv van Cyclomedia (zowel in de zaak 11-413 als in de zaak 11-1417),
- de akte van [gedaagden in de hoofdzaak / verweersters in het incident].
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
3. De overwegingen in de zaak 11-413 en in de zaak 11-1417
3.1. De rechtbank heeft partijen in het tussenvonnis van 21 december 2011 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen van de rechtbank beide zaken op de voet van artikel 93 jo 94 lid 2 Rv te verwijzen naar de sector kanton van de rechtbank Arnhem, locatie Tiel.
3.2. In de zaak 11-413 heeft Alfionum c.s. zich op het standpunt gesteld dat de geschillen die spelen tussen Alfionum en Cyclomedia (zowel in conventie als in reconventie) voortvloeien uit een huurovereenkomst en dat geen bezwaar bestaat tegen verwijzing van die geschillen naar de sector kanton. De geschillen die spelen tussen Atlantium en Cyclomedia (zowel in conventie als in reconventie) betreffen echter geen aardvordering en deze zullen dan ook behandeld moeten worden door de sector civiel. Subjectieve cumulatie heeft immers tot gevolg dat artikel 94 lid 2 Rv niet van toepassing is, aldus Alfionum c.s.
3.3. In de zaak 11-1417 heeft [gedaagden in de hoofdzaak / verweersters in het incident]. met dezelfde redenering als in de zaak 11 413 enkel bezwaar gemaakt tegen verwijzing naar de sector kanton van de geschillen die spelen tussen Cyclomedia enerzijds en [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak / verweerder sub in in het incident] en Atlantium anderzijds.
3.4. Cyclomedia heeft in de zaken 11-413 en 11-1417 bezwaar gemaakt tegen verwijzing naar de sector kanton. Primair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het geschil tussen Alfionum en Cyclomedia niet voortvloeit uit een huurovereenkomst en dus dat geen sprake is van een aardvordering zoals bedoeld in artikel 93 Rv. Subsidiair heeft Cyclomedia zich op het standpunt gesteld dat de samenhang tussen alle vorderingen en de inhoud en de complexiteit van het gehele geschil (dat in feite een financiële afwikkeling betreft tussen Cyclomedia en haar gewezen statutair directeur [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak / verweerder sub in in het incident]) zich verzetten tegen verwijzing naar de sector kanton.
3.5. De rechtbank overweegt als volgt ten aanzien van het primaire verweer van Cyclomedia. Heeft een overeenkomst een gemengd karakter, zoals Cyclomedia heeft betoogd, dan is voor de toepassing van artikel 93 Rv bepalend welk element duidelijk overheerst (HR 28 juni 1985, NJ 1986, 38). In dat kader luidt artikel 1 van de tussen Alfionum en Cyclomedia gesloten overeenkomst als volgt:
“Cyclomedia ontvangt het schip “De Eenhoorn” gelijk Alfionum het schip “De Eenhoorn” levert voor 50 vaardagen ingaande 15 april 2008 en eindigde 15 oktober 2008. Alfionum levert zijn diensten voor een vaardag tegen een vergoeding van € 2.000,00 (exclusief BTW (tweeduizend euro), dus totaal € 100.000,00 (honderdduizend euro).”
3.6. De rechtbank is van oordeel dat deze in artikel 1 neergelegde afspraak, ongeacht de bewoordingen van partijen, een overeenkomst van huur betreft, zoals is bedoeld in artikel 7:201 BW. Alle overige elementen waarop Cyclomedia heeft gewezen (catering, levering van schipper en bemanning, planning en organisatie van vaartochten, leveren van ruimte en personenvervoer) vloeien voort uit en zijn onlosmakelijk verbonden met deze primair tussen partijen gemaakte afspraak. Wordt het schip immers niet door Cyclomedia gehuurd dan kunnen ook alle overige prestaties geen doorgang vinden. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat tussen Alfionum en Cyclomedia sprake is van een huurovereenkomst zoals is bedoeld in artikel 7:201 BW, althans van een gemengde overeenkomst waarin het element huur overheerst. Aangezien de vorderingen van Alfionum en Cyclomedia op zijn minst ten dele voortvloeien uit deze overeenkomst, is de kantonrechter bevoegd van deze vorderingen kennis te nemen. Op grond van artikel 94 lid 2 Rv dienen immers alle vorderingen in geval van objectieve cumulatie, waarvan er tenminste één een aardvordering betreft, door de kantonrechter te worden behandeld en beslist. De vorderingen die in beide zaken spelen tussen Alfionum en Cyclomedia worden om die reden verwezen naar de sector kanton.
3.7. De geschillen die spelen tussen Atlantium en Cyclomedia in de zaak 11-413 en de geschillen die spelen tussen Cyclomedia enerzijds en Atlantium en [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak / verweerder sub in in het incident] anderzijds in de zaak 11-1417 dienen in beginsel te worden behandeld door de sector civiel. Artikel 94 lid 2 Rv is immers niet van toepassing in geval van subjectieve cumulatie.
3.8. De vraag dient zich vervolgens aan of er bezwaar bestaat tegen afzonderlijke behandeling door de kantonrechter van de geschillen die spelen tussen Alfionum en Cyclomedia. In de zaak 11-413 is deze scheiding op zich zelf niet bezwaarlijk omdat de vorderingen van Alfionum en Atlantium los van elkaar staan. In de zaak 11-1417 echter verzet de samenhang tussen alle vorderingen van Cyclomedia op [gedaagden in de hoofdzaak / verweersters in het incident]. zich tegen gescheiden behandeling, zoals Cyclomedia ook heeft betoogd. Daarbij komt dat de zaken 11-413 en 11-1417 op grond van connexiteit en litispendentie met elkaar zijn gevoegd. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat gezamenlijke behandeling van het gehele geschil het meest wenselijk is en dat dus de zaken 11-413 en 11 1417 in het geheel zullen worden verwezen naar de sector kanton.
3.9. Uit praktisch oogpunt zal de rechter die dit vonnis wijst, na verwijzing naar de sector kanton, als kantonrechter verder van het gehele geschil kennis nemen. Daartoe zullen de zaken – mede gelet op het spoedeisende belang van Cyclomedia in verband met haar provisionele eis – voor vonnis in incident worden verwezen naar de sector kanton, en wel naar de rol van 29 februari 2012.
4. De beslissing
De rechtbank
in de zaak 11-413
4.1. verwijst de zaak voor vonnis in incident naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Tiel, op woensdag 29 februari 2012,
4.2. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
4.3. wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort,
in de zaak 11-1417
4.4. verwijst de zaak voor vonnis in incident naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Tiel, op woensdag 29 februari 2012,
4.5. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
4.6. wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.