Parketnummer : 05/700139-12
Datum zitting : 08 februari 2012
Datum uitspraak : 22 februari 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem – De Berg, Arnhem Noord, Arnhem.
Raadsman : mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
1a. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Culemborg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan W.C.P. [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk een bierglas, althans een glaswerk (hard) naar en/of in de richting van die [slachtoffer1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Culemborg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten W.C.P. [slachtoffer1]), door een bierglas en/of glas(werk) naar en/of in de richting van die [slachtoffer1] te gooien, welk bierglas en/of glas(werk) via een deur van een koelinstallatie en/of koelkast tegen de (linker)pols van deze [slachtoffer1] is terechtgekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Culemborg opzettelijk en wederrechtelijk een bierglas, althans een glaswerk en/of een deur van een koelinstallatie en/of koelkast, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan W.C.P. [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, dat goed heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt door dit bierglas, althans een glaswerk tegen de deur van een koelinstallatie en/of koelkast (kapot) te gooien;
4. hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Culemborg en/of te Tiel, althans tijdens transport van Culemborg richting Tiel, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten S.[slachtoffer2] (Brigadier van Politie gelderland -Zuid) en/of F.J.A.M. [slachtoffer3] (agent van Politie Gelderland-Zuid), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met de surveillance dienst in het gebied Culemborg in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jullie zijn kanker racisten" en/of "jullie zijn kankernazi's"" en/of "kankerhonden" en/of "jullie kanker SS'ers" en/of "kankerwouten" en/of "kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5. hij op of omstreeks 21 januari te Tiel S. [slachtoffer2] (Brigadier van politie Gelderland-Zuid) en/of F.J.A.M. [slachtoffer3] (agent van Politie Gelderland-Zuid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde S. [slachtoffer2] (Brigadier van politie Gelderland-Zuid) en/of F.J.A.M. [slachtoffer3] (agent van Politie Gelderland-Zuid) dreigend de woorden heeft toegevoegd: “als ik jullie tegenkom dan stamp ik je op je kankerbek en ruk ik jullie koppen van jullie kankerromp”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
1b. Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
Door de officier van justitie is, onder v.i.-zaaknummer 99-000036-37, een schriftelijke vordering d.d. 23 januari 2012 ingediend, strekkende tot herziening van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 609 dagen.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 08 februari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. O.N.J. Maatje, voornoemd.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd S. [slachtoffer2], F.J.A.M. [slachtoffer3] en W.C.P. [slachtoffer1]. De benadeelde partijen waren niet ter terechtzitting aanwezig.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Naar het oordeel van de rechtbank zijn, met betrekking tot het onder feit 1 primair tenlastegelegde, onvoldoende bewijsmiddelen aanwezig dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan W.C.P. [slachtoffer1]. Daarom zal verdachte van dit feit vrijgesproken worden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, subsidiair, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. hij op 21 januari 2012 te Culemborg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten W.C.P. [slachtoffer1]), door een bierglas in de richting van die [slachtoffer1] te gooien, welk bierglas tegen de (linker)pols van deze [slachtoffer1] is terechtgekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. hij op 21 januari 2012 te Culemborg opzettelijk en wederrechtelijk een bierglas, een deur van een koelinstallatie, in elk geval enig goed, geheel toebehorende aan W.C.P. [slachtoffer1], dat goed heeft vernield en/of beschadigd heeft gemaakt door dit bierglas tegen de deur van een koelinstallatie (kapot) te gooien;
4. hij op 21 januari 2012 te Culemborg en/of te Tiel, althans tijdens transport van Culemborg richting Tiel, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten S.[slachtoffer2] (Brigadier van Politie Gelderland -Zuid) en F.J.A.M. [slachtoffer3] (agent van Politie Gelderland-Zuid), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, belast met de surveillance dienst in het gebied Culemborg in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jullie zijn kanker racisten" en "jullie zijn kankernazi's" en "kankerhonden" en "jullie kanker SS'ers" en "kankerwouten" en "kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5. hij op 21 januari te Tiel S. [slachtoffer2] (Brigadier van politie Gelderland-Zuid) en F.J.A.M. [slachtoffer3] (agent van Politie Gelderland-Zuid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde S. [slachtoffer2] (Brigadier van politie Gelderland-Zuid) en F.J.A.M. [slachtoffer3] (agent van Politie Gelderland-Zuid) dreigend de woorden heeft toegevoegd: “als ik jullie tegenkom dan stamp ik je op je kankerbek en ruk ik jullie koppen van jullie kankerromp”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
Mishandeling.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Ten aanzien van feit 4:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie heeft terzake van poging zware mishandeling, vernieling en belediging gerekwireerd tot gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.
De raadsman is van mening dat de poging zware mishandeling niet kan worden bewezen en refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de andere feiten aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de strafoplegging bepleit de raadsman een lagere straf dan gevorderd door de officier van justitie bijvoorbeeld in de vorm van een werkstraf.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 3 februari 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan de mishandeling van een café eigenaar door een glas tegen hem aan te gooien, welk glas vervolgens tegen de glazen deur van een koelkast terecht is gekomen die daardoor werd beschadigd. Ten tijde van dit handelen bevonden zich meerdere bezoekers in het café.
Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en die van het uitgaanspubliek en het slachtoffer in het bijzonder. Daarnaast heeft verdachte twee ambtenaren van politie beledigd en bedreigd, wat hem eveneens ernstig moet worden aangerekend.
In het nadeel van verdachte geldt dat hij een uitgebreid justitieel verleden heeft en dat hij eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld. Eveneens in het nadeel van verdachte geldt dat de feiten werden gepleegd onder invloed van alcohol, terwijl voor verdachte op basis van zijn V.I. een alcoholverbod gold, en dat twee feiten waren gericht tegen ambtenaren in functie.
In het voordeel van verdachte geldt dat er met betrekking tot de feiten 1 en 2 sprake is van meerdaadse samenloop zodat hier bij de straftoemeting rekening gehouden zal worden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een werkstraf en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passen en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de vordering van benadeelde S. [slachtoffer2]
De benadeelde partij S. [slachtoffer2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten 4 en 5. Gevorderd wordt een bedrag van € 250,-.
Aan de benadeelde partij is door de bewezenverklaarde strafbare feiten 4 en 5 rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering van S. [slachtoffer2] tot een bedrag van € 75,- aan immateriële schade toewij¬zen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de stukken op dat bedrag is begroot. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op de feiten en omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten 4 en 5 zijn gepleegd door verdachte.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde F.J.A.M. [slachtoffer3]
De benadeelde partij F.J.A.M. [slachtoffer3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten 4 en 5. Gevorderd wordt een bedrag van € 250,-.
Aan de benadeelde partij is door de bewezenverklaarde strafbare feiten 4 en 5 rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering van F.J.A.M. [slachtoffer3] tot een bedrag van € 75,- aan immateriële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de stukken op dat bedrag is begroot. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op de feiten en omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten 4 en 5 zijn gepleegd door verdachte.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde W.C.P. [slachtoffer1]
De benadeelde partij W.C.P. [slachtoffer1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten 1 en 2. Gevorderd wordt een bedrag van € 814,06 aan materiële en immateriële schade.
Aan de benadeelde partij is door de bewezenverklaarde strafbare feiten 1 en 2 rechtstreeks schade en nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering van W.C.P. [slachtoffer1] tot een bedrag van € 100,- aan immateriële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de stukken op dat bedrag is begroot.
De verdachte heeft de vordering, voorzover deze ziet op schade door de vernielde koelkast, (gedeeltelijk) weersproken. De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit 1. Volgens de benadeelde partij was het overleggen van een bon, dan wel offerte niet mogelijk. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering bij wijze van voorschot toewijzen tot een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
6b. De beoordeling van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
De feiten
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de arrondissementsrechtbank te Middelburg d.d. 18 februari 2009 is veroordeelde, tevens verdachte, onder parketnummer 12-71541407 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren onvoorwaardelijk.
Veroordeelde, tevens verdachte, is gelet op artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 24 februari 2011 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd, te weten 25 oktober 2012, niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zijn overigens nog een viertal bijzondere voorwaarden gesteld, te weten een drugs- en alcoholverbod, een meldingsgebod, ondergaan van een ambulante behandeling en verblijf in verslavingskliniek van Bouman GGZ.
De voorwaardelijke invrijheidsstelling is, evenals genoemde algemene en bijzondere voorwaarden, gebaseerd op het besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling van 24 februari 2011.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft d.d. 23 januari 2012 een schriftelijke vordering bij de rechtbank ingediend die er toe strekt dat de rechtbank de aan veroordeelde, tevens verdachte, verleende voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de duur van 609 dagen in de zaak met parketnummer 12-71541407 herroept nu veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten zoals tenlastegelegd in de onderhavige zaak met parketnummer 05/700139-12.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij zijn vordering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling op dit moment disproportioneel en dus een te zwaar middel is. De raadsman heeft de rechtbank daarom primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman, op de voet van artikel 15j wetboek van strafrecht, verzocht de voorwaardelijke invrijheidsstelling slechts voor een gedeelte te herroepen. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat aan veroordeelde, tevens verdachte, een laatste kans dient te worden geboden.
Beoordeling van de standpunten
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering voornoemd, nu de vordering onverwijld, te weten op 23 januari 2012 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de vordering de grond bevat waarop zij berust.
Ambtshalve overweegt de rechtbank nog dat hieraan niet af doet dat er kennelijk tussen het moment van aanvang van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de onderhavige strafbare feiten ook nog andere strafbare feiten zijn gepleegd door verdachte. Immers, naar het oordeel van de rechtbank herleeft bij overtreding van de algemene voorwaarde de termijn waarbinnen het begrip “onverwijld” (als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, wetboek van strafrecht) moet worden beoordeeld, telkens na iedere individuele overtreding van de algemene voorwaarde.
De rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de vordering, omdat de strafbare feiten die in de proeftijd zouden zijn gepleegd (met parketnummer 05/700139-12), haar ook ter beoordeling zijn voorgelegd en de rechtbank voorts in eerste aanleg heeft geoordeeld in de hoofdzaak waar de voorwaardelijke invrijheidsstelling betrekking op heeft.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 8 februari 2012 en de bewezenverklaring zoals hierboven vermeld, is komen vast te staan dat veroordeelde zich gedurende de proefperiode van de voorwaardelijke invrijheidsstelling schuldig heeft gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Bovendien is al eerder gedurende de proeftijd gebleken dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde en evenmin aan de bijzondere voorwaarde dat hij geen alcohol zal gebruiken. Er is daarom sprake van meer dan een incidentele gebeurtenis.
Gelet op het voorgaande kan de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegewezen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank echter geen aanleiding om de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel te herroepen, nu het naar het oordeel van de rechtbank van groot belang is dat veroordeelde voor zijn verslavingsproblemen wordt geholpen.
Daarom zal de rechtbank de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling beperken en wel tot 300 dagen. Vanwege het grote belang dat veroordeelde behandeld wordt voor zijn verslavingsproblematiek zal de rechtbank een dienovereenkomstig advies, als bedoeld in artikel 15j, eerste lid, wetboek van strafrecht in de uitspraak opnemen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 15g, 15i, 15j, 24c, 27, 36f, 57, 285, 266, 267, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1, primair, telastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is tenlas¬tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot 2 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij S. [slachtoffer2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan S. [slachtoffer2], te betalen € 75,- (vijfenzeventig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer S. [slachtoffer2], te betalen € 75,- (vijfenzeventig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij F.J.A.M. [slachtoffer3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan F.J.A.M. [slachtoffer3], te betalen € 75,- (vijfenzeventig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Wijst de vordering voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer F.J.A.M. [slachtoffer3], te betalen € 75,= (vijfenzeventig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij W.C.P. [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan W.C.P. [slachtoffer1], te betalen € 600 (zeshonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer W.C.P. [slachtoffer1], te betalen € 600, (zeshonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 (twaalf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing ten aanzien van de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling
Wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in de zaak met parketnummer 05/700139-12; vi-nummer: 99-000036-37.
Gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 300 dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Adviseert het openbaar ministerie om aan de voorwaardelijke invrijheidstelling (na afloop van genoemde 300 dagen vrijheidsstraf) te verbinden de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich zal laten behandelen in een verslavingskliniek.
Aldus gewezen door mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. R.M. Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2012.