Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Hiertoe heeft de officier van justitie verwezen naar het proces-verbaal bevindingen doorzoeking [adres1] en [adres2] te Huissen van de FIOD-ECD, de verklaring van [naam], de verklaring van [getuige], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en het opgemaakte proces-verbaal van ambtshandeling ‘Onderzoek monsters van sigaretten-verpakking’.
Zo blijkt uit het proces-verbaal van de FIOD-ECD dat op 14 april 2008 ruim 10 miljoen sigaretten in beslag zijn genomen. [naam] heeft verklaard dat deze sigaretten geladen zijn bij een loods waarover verdachte als d[naam]naam] de beschikking had. Verdachte had een vordering op de Engelsman, nu hij de huur niet betaalde. Deze vordering maakt dat verdachte beschikkingsmacht had over de goederen.
Voorts is de verklaring van [getuige] van belang. [getuige] heeft twee verschillende verklaringen afgelegd. Eén verklaring bij de FIOD-ECD en één verklaring bij de rechter-commissaris. De officier van justitie acht de verklaring die [getuige] heeft afgelegd bij de FIOD-ECD betrouwbaarder. Hij acht het namelijk aannemelijk dat door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] druk is uitgeoefend op [getuige] waardoor [getuige] bij de rechter-commissaris anders heeft verklaard.
[getuige] heeft verklaard dat hij sigaretten heeft gezien bij het inladen in de loods waarover [naam] de beschikking had. Het inladen deed hij in opdracht van verdachte of [medeverdachte]. [getuige] heeft tegen de FIOD-ECD verklaard dat hij – iedere keer dat hij de goederen moest laden – wist dat het sigaretten betrof. Medeverdachte [medeverdachte] zou dit hem hebben verteld.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij vermoedde dat er sigaretten werden verpakt in de loods. Hij zou dit hebben besproken met verdachte. Deze verklaring heeft hij afgelegd nadat hij met een raadsman heeft gesproken.
Daarnaast heeft de officier van justitie nog verwezen naar het proces-verbaal van ambtshandeling ‘Onderzoek monsters van sigarettenverpakking’ waarin een aantal monsters van de sigaretten op echtheid zijn gecontroleerd. Tijdens de doorzoeking zijn een aantal pakjes en een ongeopende slof Mayfair sigaretten aangetroffen op het kantoor van medeverdachte [medeverdachte]. Deze goederen zijn vergeleken met de sigaretten die bij de transportonderneming in beslag zijn genomen. De Douane heeft geconcludeerd dat deze overeenkomen.
De officier van justitie is dan ook van mening dat verdachte nader onderzoek had moeten doen naar de aard van de goederen. Volgens de officier van justitie volgt dit uit de volgende bijzondere omstandigheden die het onaannemelijk maken dat sprake was van legale sigaretten:
- de sigaretten waren verpakt in kisten die ongeschikt waren voor het opgegeven doel,
- het een feit van algemene bekendheid is dat veraccijnsde sigaretten grote financiële waarde hebben en een beperkt volume,
- de loods niet was beveiligd en opslagruimte van [naam] is geen accijnsgoederenplaats is.