burgerlijk recht, sector kanton
zaakgegevens 769710 \ CV EXPL 11-5692 \ MB\407 so
uitspraak van 6 januari 2012
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. A.G. Schouwink
eisende partij
1. de vennootschap onder firma [naam VOF]
gevestigd te [vestigingsplaats]
2. [naam vennoot 1], beherend vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [woonplaats]
3. [naam vennoot 2], beherend vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [woonplaats]
gedaagde partijen
gemachtigde mr. H.J.F. van Wordragen
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 september 2011
- de brief van mr. Van Wordragen van 22 september 2011
- de brief van mr. Schouwink van 29 november 2011 met producties ten behoeve van de comparitie
- het proces-verbaal van de comparitie van 6 december 2011.
2.1. [eisende partij] is geboren op [dag en maand] 1984 en nu dus 27 jaar. Zij is op 1 oktober 2001 bij [gedaagde partij] in dienst getreden in de functie van junior stylist B. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Kappersbedrijf van toepassing. Het salaris van [eisende partij] bedroeg laatstelijk € 1.757,24 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 30 november 2010 beëindigd.
2.2. De CAO voor het Kappersbedrijf kent de volgende referentiefuncties:
- junior stylist A (eerste jaar) loongroep 1
- junior stylist B (tweede jaar) loongroep 2
- salonassistent loongroep 3
- haarstylist loongroep 4
- haarstylist met 1 vaktechnische handeling loongroep 5
- haarstylist met 2 vaktechnische handelingen loongroep 6
- herenkapper loongroep 6
- haarstylist met 3 vaktechnische handelingen loongroep 7
- topstylist en loongroep 8
- salonmanager.
2.3. In het functiehandboek voor het Kappersbedrijf is de functie van haarstylist als volgt omschreven:
“De referentiefunctie haarstylist vormt de basisfunctie binnen de kappersbranche. Naast deze functie zijn er een aantal vaktechnische handelingen te noemen die de nodige kennis en ervaring vereisen.
In totaal zijn drie van dergelijke handelingen benoemd, namelijk:
1) zelfstandig kleuren;
2) modelvorming;
3) behandeling lang haar.
(Voor de exacte omschrijving van deze vaktechnische handelingen zie hoofdstuk 5, bladzijde 9).
Als een haarstylist één van deze taken verricht volgens de functieomschrijving, dan spreken we van haarstylist 1. Verricht de werknemer twee taken, dan spreken we van een haarstylist 2. Als de werknemer alle drie de taken verricht, dan spreken we van een haarstylist 3. Voor elke haarstylist bestaat een aparte loongroep, zodat een reeks ontstaat van loongroep 4 tot en met loongroep 7.
Let op! Het maakt niet uit welke extra taak een haarstylist verricht. Wat geldt is het aantal taken (1, 2 of 3) dat zoveel mogelijk dagelijks uitgeoefend wordt.”
3. De vordering en het verweer
3.1. [eisende partij] vordert dat de kantonrechter [gedaagde partij] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt
- tot betaling van € 4.129,77 bruto (verminderd met € 14,66 netto) te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW en beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2006 tot aan de dag van voldoening
- tot betaling van € 833,00 aan buitengerechtelijke kosten
- in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van haar vordering voert [eisende partij] het volgende aan.
Zij heeft in de periode van 1 maart 2006 tot en met 30 november 2010 te weinig salaris ontvangen. Op grond van de CAO was zij werkzaam als haarstyliste 3 en had zij dienovereenkomstig moeten worden beloond. Dat is echter niet gebeurd. [eisende partij] heeft berekend dat zij in totaal € 4.129,77 bruto te weinig heeft ontvangen, waarop een bedrag van € 14,66 netto in mindering moet worden gebracht.
Omdat [gedaagde partij] ondanks aanmaning en sommaties niet tot betaling zijn overgegaan, moeten zij ook de buitengerechtelijke kosten betalen.
3.3. [gedaagde partij] voeren gemotiveerd verweer, dat voor zover nodig, hierna aan de orde zal komen.
4.1. In de eerste plaats voeren [gedaagde partij] aan dat zij de functie van [eisende partij] nooit als haarstyliste 3 hebben ingedeeld, laat staan dat [eisende partij] een indelingsbesluit in die zin heeft ontvangen.
4.2. De kantonrechter overweegt als volgt. Op zichzelf is juist dat de CAO beschrijft op welke wijze de functie die een werknemer in de salon uitoefent kan worden ingedeeld. Dat begint met een beschrijving van de functie in de salon door inventarisatie van de werkzaamheden en verantwoordelijkheden. Vervolgens wordt deze beschrijving vergeleken met de referentiefuncties uit de CAO. Als er weinig of geen verschillen zijn tussen de salonfunctie en een bepaalde referentiefunctie, is de salonfunctie gelijkwaardig aan die referentiefunctie. Voor de functie geldt dan dezelfde loongroep als voor de referentiefunctie. Het komt natuurlijk ook voor dat een salonfunctie afwijkt van de referentiefuncties. In dat geval is van belang dat de plussen en minnen ten opzichte van de referentiefuncties worden bepaald. Aan de hand daarvan kan worden beoordeeld welke referentiefunctie met bijpassende loongroep het meest aansluit bij de uitgevoerde werkzaamheden. Als deze beoordeling heeft plaatsgevonden kan de werkgever een indelingsbesluit nemen, dat wordt medegedeeld aan de werknemer.
4.3. Deze beschrijving in de CAO moet eerder als een aanbeveling dan als een dwingend voorschrift moeten worden beschouwd. Het ontbreken van een indelingsbesluit wil niet zeggen dat de in de salon uitgevoerde werkzaamheden niet onder een bepaalde referentiefunctie kunnen vallen. Dat blijkt ook wel, want partijen hebben de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst (voor de functie van junior stylist B) gecontinueerd zonder de functiebenaming aan te passen, terwijl aan [eisende partij] inmiddels wel het salaris voor een haarstyliste werd uitbetaald. Dit verweer van [gedaagde partij] gaat daarom niet op.
4.4. [gedaagde partij] voeren voorts aan dat de werkzaamheden die [eisende partij] de laatste jaren in de salon heeft verricht niet gekwalificeerd kunnen worden als die van haarstyliste 3. Zij betwisten dat [eisende partij] de drie vaktechnische handelingen zoveel mogelijk dagelijks heeft verricht.
4.5. De kantonrechter overweegt dat dit verweer in de eerste plaats meebrengt dat de functiebeschrijving in de CAO moet worden uitgelegd. Voorts zal moeten worden vastgesteld welke werkzaamheden [eisende partij] daadwerkelijk heeft verricht. Het geschil spitst zich met name toe op de vraag wat nu moet worden verstaan onder de zinsnede “Wat geldt is het aantal taken (1, 2 of 3) dat zoveel mogelijk dagelijks uitgeoefend wordt”. Deze zin staat niet alleen in de algemene beschrijving van de referentiefunctie haarstylist, maar ook onder de beschrijving van de drie vaktechnische handelingen. Een haarstylist moet, om in aanmerking te komen voor de kwalificatie 1, 2 of 3, een of meer van de vaktechnische handelingen zoveel mogelijk dagelijks uitvoeren. Een redelijke uitleg hiervan brengt mee dat deze handelingen vaak en dus niet eens per week of minder worden uitgevoerd. Dat kan betekenen dat niet in iedere salon werk is voor een haarstyliste 3 omdat de vraag er eenvoudigweg niet is.
4.6. Partijen zijn het er wel over eens dat [eisende partij] geregeld het zelfstandig kleuren uitvoerde. [gedaagde partij] stellen echter dat het uitvoeren van lang haar-behandelingen niet dagelijks voor kwam en dat één van de vennoten dat vaak zelf deed. Modelvorming (voornamelijk watergolven) kwam in de salon nog minder voor.
4.7. [eisende partij] stelt dat zij al deze handelingen verrichtte en legt ter onderbouwing hiervan verklaringen van (voormalige) klanten over. Uit deze verklaringen blijkt echter alleen duidelijk dat [eisende partij] regelmatig bij haar klanten haar kleurde. Slechts een enkele klant spreekt over het opsteken van lang haar (voor een bruiloft of groot feest) en modelvorming. Dat is niet voldoende om aan te nemen dat [eisende partij] zoveel mogelijk dagelijks de drie vaktechnische handelingen verrichtte. Desgevraagd heeft [eisende partij] ook niet kunnen toelichten dat haar functie op enig moment in de loop der jaren duidelijk is gewijzigd. Zij stelt dat zij al jaren alle handelingen deed. Waarom de vordering dan is gebaseerd op een ingangsdatum of wijzigingsdatum per november 2007 (zoals volgt uit bijlage 3 bij de dagvaarding) kan niet afgeleid worden uit wat [eisende partij] heeft gesteld.
4.8. Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot de slotsom dat [eisende partij] onvoldoende heeft gesteld en geconcretiseerd om aan te nemen dat zij als haarstyliste 3 werkzaam is geweest. Daarmee ontbreekt een feitelijke grondslag voor de vordering voor achterstallig loon. Deze zal dus worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dat lot.
4.9. De vordering wordt daarom afgewezen met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [gedaagde partij] begroot op € 500,00 voor salaris gemachtigde.
4.10 Om redenen van organisatorische aard is de rechter die dit vonnis wijst niet de rechter ten overstaan van wie de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden.
5.1 wijst de vordering af;
5.2 veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde partij] worden begroot op € 500,00.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2012.