Parketnummer : 05/720237-11; 05/720041-11; 05/721250-11
Datum zitting : 24 januari 2012
Datum uitspraak : 7 februari 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans uit andere hoofde gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5
Arnhem.
Raadsman : mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van 720237-11:
hij op of omstreeks 26 februari 2011 te Arnhem, op de openbare weg, te weten
de Sonsbeeksingel,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een tas, geheel of ten dele
toebehorende aan N. [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te
doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen N. [slachtoffer1] en/of D.D. [slachtoffer2], te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, de capuchon van die [slachtoffer1] hard heeft
vastgepakt en/of (vervolgens) aan die capuchon heeft getrokken en/of die
[slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of meermalen, althans
eenmaal de tas van die [slachtoffer1] uit de hand(en) van die [slachtoffer1] heeft gegrepen
en/of getrokken en/of de muts en/of de haren van die [slachtoffer2] heeft
vastgegrepen en/of aan de haren van die [slachtoffer2] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van 720041-11:
hij op of omstreeks 08 januari 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen, type Golf met
kenteken [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan J.H. [slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 januari 2011 9 januari 2011 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een personenauto (merk
Volkswagen, type Golf met kenteken [nummer]) en/of een autoradio met cd-speler
(merk AV car audio), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voormeld(e) goed(eren) wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit/deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was/waren verkregen;
ten aanzien van 721250-11:
hij op of omstreeks 30 november 2010 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk
een door hem bestuurde scooter tegen een personenauto (merk Volkswagen, type
Golf met kenteken [nummer]) heeft gezet en/of vervolgens die scooter over
en/of langs die personenauto heeft geduwd en/of getrokken en/of gereden, en
aldus enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ING Car Lease Nederland
BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 24 januari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van 720237-11 :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 februari 2011 omstreeks 04.00 uur ’s ochtends wordt op de Sonsbeeksingel te Arnhem een poging ondernomen om de tas van N. [slachtoffer1] weg te nemen. Een blanke man met kort blond haar en met een gewatteerde paarse jas trekt aan de tas van het slachtoffer. Hij trekt ook aan de capuchon en probeert het slachtoffer in haar gezicht te slaan. De zus van aangeefster, D.D. [slachtoffer2], springt tussen de man en het slachtoffer waarop de man [slachtoffer2] aan de haren trekt.
Als het de man niet lukt de tas van het slachtoffer af te pakken rent hij weg, de Hommelseweg op, richting de daar gelegen C1000..
Het standpunt van de officier van justitie
Binnen drie minuten nadat de dader is gevlucht ziet de politie verdachte in de buurt van de C1000 aan de Hommelseweg. Verdachte voldoet aan het signalement. De beide slachtoffers zien dat de man die door de politie wordt opgepakt de man is die hen heeft geprobeerd te beroven. Ze herkennen hem met name aan de paarse jas en de stem.
Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding zijn jas uitgetrokken en heeft geen consistente verklaring gegeven voor wat hij ter plekke deed, met wie hij sprak en waarom hij de kenmerkende paarse jas had uitgetrokken. Dat de slachtoffers de dader uiteindelijk niet herkennen bij een fotoconfrontatie is gezien het tijdsverloop tussen het feit en de confrontatie en gezien de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd niet verrassend.
Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
Het standpunt van de verdediging
Het aanwezige bewijs is niet overtuigend. Cliënt ontkent op de Sonsbeeksingel te zijn geweest. Hij is die wel overgestoken, maar hij kwam uit de richting van de stad en is op de Hommelseweg gebleven. Getuigen verklaren dat de dader is weggerend. De aanhouding is drie minuten nadat de dader gevlucht is. In die drie minuten kan de dader zo’n 800 meter hebben afgelegd, terwijl cliënt vlakbij de plaats delict wordt aangehouden. Er zijn wel meer mensen met een paarse jas, ook om 04.00 uur ’s nachts. Dat cliënt een paarse jas aanhad kan dan ook niet als bewijs gebruikt worden, te meer omdat de aangevers cliënt niet herkennen bij de fotoconfrontatie. Cliënt dient van dit feit te worden vrijgesproken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. [slachtoffer1] en [slachtoffer2] worden rond 3.30/3.35 uur belaagd . Rond 3.45 wordt getuige [getuige] wakker door mannen en vrouwenstemmen. Als hij naar buiten kijkt ziet hij een man met een paars glimmende jas vanuit het modekwartier de Hommelseweg oprennen in de richting van de C1000 . Verdachte wordt om 3.58 uur, kort nadat de poging beroving heeft plaatsgevonden, aangehouden op de Hommelseweg ter hoogte van coffeeshop de Pinguin. Hij is met een persoon in gesprek bij een voordeur en heeft een paarskleurige gewatteerde jas in zijn hand. Hij voldoet aan het signalement. Verdachte heeft over zijn aanwezigheid op de Hommelseweg en over zijn jas wisselend verklaard. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij bij een vriend langs is gegaan en dat die vriend de deur heeft gesloten toen de politie eraan kwam . Toen hem ter zitting werd gevraagd waarom hij in een (koude) februarinacht buiten zijn jas niet aanhad, heeft hij verklaard dat hij zijn jas had uitgetrokken omdat hij via een gebroken raam in de deur, de deur van binnenuit van de haak wilde doen en zijn jas daarbij niet wilde beschadigen. Zijn vriend zou toen boven zijn. Gelet op deze wisselende verklaringen concludeert de rechtbank dat verdachte zijn jas om geen andere reden heeft uitgetrokken dan om herkenning te voorkomen. Aangeefster herkent tot slot duidelijk de stem van de man die door de politie wordt aangehouden als de stem van degene die haar gepoogd heeft te beroven. Ook herkent ze diens jas als exact dezelfde jas die haar belager aanhad. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de vrouwen heeft proberen te beroven. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het moment van herkenning door aangeefster, direct na het incident, voor de rechtbank beslissend is. De omstandigheid dat aangeefster en haar zus verdachte tijdens de latere fotoconfrontatie niet hebben herkend sluit geenszins uit dat verdachte wel de dader is. Dat er meer mensen met een paarse jas rondlopen, kan evenmin tot een ander oordeel leiden nu niet alleen de kleur, maar ook het model van de jas door [slachtoffer1] is herkend (exact dezelfde jas).
ten aanzien van 720041-11 :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 09 januari 2011 aan een ander een autoradio overhandigd. De autoradio was van diefstal afkomstig.
Het standpunt van de officier van justitie
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde.
Verdachte bevond zich op die dag in een auto waarvan hij wist dat die van diefstal afkomstig was. Hij heeft een autoradio, afkomstig van diefstal, onder verdachte omstandigheden aan een derde overhandigd. Uit vaste rechtspraak blijkt dat het enkel onder handen hebben van goederen van diefstal afkomstig genoeg kan zijn om tot een bewezenverklaring van schuldheling te komen. Het subsidiair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
Cliënt wist niet dat de auto van diefstal afkomstig was. Aan de auto was ook niet te zien dat deze gestolen was. Er was geen braakschade en de contactsleutel was aanwezig. Zodra cliënt, door een opmerking van de bestuurder, er achter komt dat de auto van diefstal afkomstig is distantieert hij zich van de diefstal. Het tenlastegelegde kan wat betreft de auto dan ook in geen variant wettig en overtuigend bewezen worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring van de diefstal dan wel de heling van de personenauto te komen. Wat betreft de autoradio is de rechtbank van oordeel dat gezien de omstandigheden waaronder verdachte de autoradio aan een derde heeft overhandigd, verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de autoradio van een misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft verklaard dat hij het wel een beetje raar vond dat [naam] naar een cafetaria moest om een autoradio weg te brengen. Ter zitting van 24 januari 2012 heeft verdachte toegelicht dat hij dit raar vond vanwege de plek, maar ook vanwege de reputatie van [naam] en degene aan wie de radio werd gegeven. Hij kende ze uit het drugscircuit. Onder deze omstandigheden en het gegeven dat er geen doos of bonnetje bij de radio zaten, had verdachte moeten vermoeden dat het om een gestolen radio ging.
ten aanzien van 721250-11 :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 november 2010 heeft verdachte om een te Arnhem geparkeerde personenauto (merk Volkswagen, type Golf met kenteken [nummer]) gereden met zijn scooter. Aan de auto is schade geconstateerd, bestaande uit diepe krassen door de lak, in de rechterzijde van de motorkap, spatscherm rechtsvoor net boven het rechtervoorwiel, rechter voor- en achterportier en net boven de tankdop.
Het standpunt van de officier van justitie
Er zijn twee getuigen die zien dat verdachte krassende bewegingen maakt. Ze gaan direct naar buiten om de auto te bekijken en zien daar schade aan de auto die er toen de auto daar geparkeerd werd nog niet was. De auto stond er pas tien minuten. Op grond hiervan kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte deze schade heeft aangebracht.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bevestigt in de buurt van de auto geweest te zijn, maar ontkent dat hij de auto beschadigd heeft. De schade is slechts af te leiden uit de verklaring van de aangever, er is geen onafhankelijke bron die de schade bevestigt. Verdachte dient dan ook voor dit feit vrijgesproken te worden.
De beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte zich op een scooter rondom de auto van aangever heeft bewogen. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op dat moment ook de auto heeft beschadigd. Immers: een getuige ziet dat iemand op een scooter bij de auto van een klant van de sportschool stopt. Deze onbekende persoon zet zijn scooter tegen de auto van een klant aan. Deze auto is door de klant enkele minuten eerder voor de sportschool geparkeerd. De getuige ziet dat de onbekende persoon zijn scooter langs de auto trekt waardoor er krassen op de auto ontstaan. De getuige ziet vervolgens dat de klant naar de onbekende persoon rent, die er vervolgens vandoor gaat.
Aangever wordt er door de eigenaar van de sportschool op aangesproken dat iemand aan zijn auto zit. Aangever kijkt naar buiten en herkent verdachte. Hij ziet dat verdachte bewegingen met zijn arm maakt langs de zijkant en de achterkant van de auto en herkent dit als krassende bewegingen. Aangever rent naar buiten en spreekt verdachte aan. Verdachte gaat weg. Aangever ziet dat zijn auto op meerdere plekken is bekrast. De auto had nog geen schade toen de aangever de auto ongeveer 10 minuten eerder achterliet.
Dat verdachte ontkent de krassen op de auto gezet te hebben doet, gezien bovenstaande, niet aan de overtuiging van de rechtbank af. Een alternatief scenario is dan ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van 720237-11:
hij op 26 februari 2011 te Arnhem, op de openbare weg, te weten
de Sonsbeeksingel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een tas, toebehorende aan N. [slachtoffer1] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen N. [slachtoffer1] en D.D. [slachtoffer2], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken , de capuchon van die [slachtoffer1] hard heeft vastgepakt en (vervolgens) aan die capuchon heeft getrokken en die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal de tas van die [slachtoffer1] uit de hand(en) van die [slachtoffer1] heeft gegrepen en/of getrokken en/of de muts en/of de haren van die [slachtoffer2] heeft
vastgegrepen en/of aan de haren van die [slachtoffer2] heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van 720041-11:
hij op 09 januari 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen een autoradio met cd-speler (merk AV car audio), terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voormeld goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit door diefstal in elk geval door enig misdrijf was verkregen;
ten aanzien van 721250-11:
hij op 30 november 2010 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een door hem bestuurde scooter tegen een personenauto (merk Volkswagen, type Golf met kenteken [nummer]) heeft gezet en vervolgens die scooter over en langs die personenauto heeft geduwd en getrokken of gereden, en aldus enig goed toebehorende aan ING Car Lease Nederland BV, heeft beschadigd ;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van 720237-11
Poging diefstal vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
ten aanzien van 720041-11:
medeplegen van schuldheling
ten aanzien van 721250-11:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren.
Het standpunt verdediging
De verdediging verzet zich tegen het opleggen van de ISD maatregel. Primair omdat de verdediging voor alle feiten vrijspraak heeft bepleit en er dus geen sanctie kan volgen.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de ISD maatregel niet geschikt is voor een persoon als verdachte. De meeste ISD klanten zijn zwaar verslaafd of weigeren medewerking aan hulpverlening. Cliënt is nog stevig geworteld in de maatschappij, heeft vrienden en een vriendin. Cliënt is wel op een keerpunt in zijn leven. Hij is vast besloten dat hij zijn criminele verleden achter zich heeft gelaten. Hij erkent daar wel hulp bij nodig te hebben. Dit kan het beste in de vorm van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke (werk-)straf, met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde in de vorm van een behandeling.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de officier:
Ingevolge artikel 38m, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan de maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders worden opgelegd op vordering van de officier van justitie, indien
1. het door de verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
2. de verdachte in de vijf jaren voorgegaan aan het door hem begane feit ten minstens driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel (..) en er voorts rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en
3. de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel vereisen.
Het College van procureurs-generaal heeft de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers, Staatscourant 2009, 10579 (hierna: de Richtlijn) vastgesteld. De Richtlijn moet als ‘recht’ in de zin van artikel 79 RO beschouwd worden. Op grond van de beginselen van behoorlijke procesorde is het openbaar ministerie gebonden aan de Richtlijn en dient de Richtlijn naar inhoud en strekking jegens betrokkenen als rechtsregels te worden toegepast.
In de Richtlijn staat dat:
1b: Een ‘zeer actieve veelpleger’ is een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van 5 jaren - waarvan het peiljaar het laatste jaar vormt - meer dan 10 pv’s tegen zich zag opmaken, waarvan tenminste 1 in het peiljaar.
1c: Een ‘stelselmatige dader’ is een zeer actieve veelpleger die verdacht wordt van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, die in de vijf jaren voorafgaand aan het gepleegde feit ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende straf of maatregel dan wel een taakstraf, die ook ten uitvoer zijn gelegd. Deze personen kunnen in aanmerking komen voor toepassing van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Deze vereisten hangen kennelijk samen met de omstandigheid dat de rechtvaardiging van de ISD maatregel is gelegen in de frequentie, hardnekkigheid en intensiteit van het criminele gedrag. Vanuit deze gedachte dient, ter beoordeling van de ontvankelijkeid van de ISD vordering, de justitiële documentatie van verdachte te worden bezien.
De rechtbank heeft geconstateerd dat weliswaar meer dan 10 processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt in de betreffende periode, maar dat er geen sprake is van meer dan 10 processen-verbaal die tot een onherroepelijke veroordeling hebben geleid. De Richtlijn stelt deze ( aanvullende) eis weliswaar niet, doch de rechtbank is van oordeel dat in het licht van de bedoeling van wetgever bij artikel 38m Sr (ernstige overlast door criminaliteit te controleren en terug te dringen) alsmede in het licht van recente jurisprudentie van de Hoge Raad van 15 februari 2011 (‘Een redelijke, met het doel van de Richtlijn overeenstemmende uitleg van het genoemde vereiste brengt mee dat een in het peiljaar tegen de verdachte opgemaakte proces-verbaal ter zake van een feit waarvan de verdachte in een later stadium is vrijgesproken, geen proces-verbaal is in de hiervoor weergegeven zin’.) de processen- verbaal die niet tot een onherroepelijke veroordeling hebben geleid in redelijkheid niet dienen te worden meegenomen in de vaststelling of is voldaan aan artikel 1b van de Richtlijn. Immers het is heel wel mogelijk dat verdachte in hoger beroep alsnog zal worden vrijgesproken van de in de betreffende processen- verbaal gerelateerde feiten en alsdan niet kan worden gesproken van hardnekkigheid van crimineel gedrag.
Dit betekent dat verdachte niet kan worden aangemerkt als “zeer actieve veelpleger” zoals in de Richtlijn wordt bedoeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de ISD-.vordering.
Ten aanzien van de op te leggen sanctie:
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie, gedateerd 21 december 2011;
• een psychologisch rapport, gedateerd 29 april 2011 en
• een reclasseringsadvies, gedateerd 19 december 2011,
allen betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft opzettelijk iemands auto bekrast. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Dit zijn nare feiten die veel overlast veroorzaken. Maar vooral de nachtelijke poging om een vrouw van haar tas te beroven rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Dit is een feit dat het slachtoffer niet licht zal vergeten. Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroor¬deeld. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is.
Verdachte geeft aan op een keerpunt in zijn leven te zijn gekomen, maar geeft ook aan hulp nodig te hebben om niet terug te vallen in crimineel gedrag. Verdachte geeft aan dat dit aan de ene kant betekent dat hij mee zal moeten werken aan wat de reclassering hem opdraagt en dat er aan de andere kant een flinke stok achter deur nodig zal zijn in de vorm van een voorwaardelijk straf.
De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding om aan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook een voorwaardelijk deel te koppelen, om verdachte te kunnen begeleiden bij het op de rit brengen van zijn leven. . Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat mocht inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos, Iriszorg of een soortgelijke instelling.
De tijd die verdachte voor deze feiten in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient geheel in mindering gebracht te worden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 310, 312, 350, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 (vijf) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, (ook indien dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of Iriszorg of een andere vergelijkbare instelling) voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. M. van der Linde als voorzitter, mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2012.